3.1
[verzoeker] verzoekt (naar de kantonrechter begrijpt) bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
I. bij wijze van voorlopige voorziening voor de duur van het geding Reinis te
veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van het salaris van € 2.664,- bruto per maand,
te vermeerderen met de vakantiebijslag en overige emolumenten vanaf 5 maart
2020 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen
rechtsgeldig is geëindigd; en
II. primair:
1. het ontslag op staande voet te vernietigen;
2. Reinis te verplichten om [verzoeker] binnen 24 uur na betekening van de te wijzen
beschikking toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden, tot het moment dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat Reinis in gebreke blijft;
3. Reinis te veroordelen tot betaling van het salaris van [verzoeker] van € 2.664,- bruto per maand vanaf 5 maart 2020 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW;
subsidiair,
Reinis te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van:
1. € 35.564,40 bruto dan wel een door de kantonrechter te bepalen bedrag aan billijke vergoeding;
2. € 8.336,44 bruto aan vergoeding wegens onregelmatige opzegging;
3. € 8.161,- (bruto) aan transitievergoeding;
meer subsidiair,
voor het geval de arbeidsovereenkomst wel is geëindigd door het ontslag op
staande voet,
Reinis te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van:
1. € 8.161,- (bruto) aan transitievergoeding;
alsmede primair en subsidiair,
Reinis te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van:
4. € 2.148,75 aan ten onrechte verrekende studiekosten te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW;
5. de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de hiervoor genoemde bedragen tot aan de dag der algehele voldoening;
III. Reinis te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure, het salaris van
de gemachtigde daaronder begrepen.
3.2
Aan de verzoeken legt [verzoeker] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag dat zijn arbeidsovereenkomst op 5 maart 2020 niet rechtsgeldig is opgezegd omdat er geen dringende reden voor ontslag op staande voet was, althans is er sprake van feiten en omstandigheden die afdoen aan de dringendheid op grond waarvan Reinis van het ontslag had moeten afzien.
3.4
Reinis verzoekt, voor het geval het ontslag op staande voet naar het oordeel van de kantonrechter geen stand houdt, bij beschikking:
I. de arbeidsovereenkomst tussen Reinis en [verweerder] te ontbinden,
primair:
wegens verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] als bedoeld in
artikel 7:669 lid 3, aanhef en onder e, BW;
subsidiair:
wegens een verstoorde arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 7:669,
aanhef en onder g, BW;
meer subsidiair:
op grond van artikel 7:669 lid 3, aanhef en onder i, BW;
II. bij het bepalen van de ontbindingsdatum geen rekening te houden met de opzegtermijn en de arbeidsovereenkomst op de kortst mogelijke termijn te ontbinden, aangezien de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerder] ;
III. te bepalen dat [verweerder] geen aanspraak kan maken op de transitievergoeding, aangezien het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerder] ;
IV. [verweerder] te veroordelen in de proceskosten.
3.5
Aan het verzoek legt Reinis - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag dat [verweerder] zich ernstig verwijtbaar heeft gedragen, althans het vertrouwen van Reinis in hem onherstelbaar heeft beschadigd, althans een combinatie hiervan zich voordoet, door meerdere tassen met metalen mee te (laten) nemen van zijn werk, zonder toestemming daarvoor van Reinis, waardoor van Reinis niet kan worden gevergd dat de arbeidsovereenkomst voortduurt.
3.6
[verweerder] concludeert tot afwijzing van het verzoek, want hij wil blijven werken bij Reinis.
het verzoek en het voorwaardelijk tegenverzoek