Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBROT:2020:10854

Rechtbank Rotterdam
27-02-2020
03-12-2020
8193393
Arbeidsrecht
Beschikking

Arbeidszaak. Geen ontslag op staande voet, maar een beëindiging arbeidsovereenkomst waarmee is ingestemd.

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2020-1471
VAAN-AR-Updates.nl 2020-1471

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8193393 VZ VERZ 19-20732

uitspraak: 27 februari 2020

beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,

in de zaak van

[verzoekster] ,

wonende te [woonplaats verzoekster] ,

verzoekster,

gemachtigde: mr. M.H.J. Provó Kluit,

tegen

[verweerster]

,

gevestigd [vestigingsplaats verweerster] ,

verweerster,

gemachtigde: mr. K. Salomons.

Partijen worden hierna aangeduid als “ [verzoekster] ” en “ [verweerster] ”.

1. Het verloop van de procedure

1.1

Van de volgende processtukken is kennisgenomen:

  • -

    het verzoekschrift van [verzoekster] , met producties, ontvangen op 26 november 2019;

  • -

    het verweerschrift van [verweerster] , met producties, ontvangen op 10 januari 2020.

1.2

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 januari 2020. [verzoekster] is verschenen, bijgestaan door mr. Provó Kluit. Namens [verweerster] is verschenen haar directeur [naam persoon 1] , bijgestaan door mr. Salomons.

1.3

De datum van de uitspraak van de beschikking is nader bepaald op heden.

2. De feiten

In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten:

2.1

[verweerster] exploiteert de horecagelegenheid “ [naam horecagelegenheid] ” in Hoek van Holland.

2.2

Op grond van een arbeidsovereenkomst is [verzoekster] op 25 juni 2019 bij [verweerster] in dienst getreden voor de duur van één jaar in de functie van keukenmedewerker, voor gemiddeld 40 uur per week en voor een loon van € 15,00 bruto per uur, plus 8% vakantietoeslag.

2.3

Op 10 juli 2019 heeft [verweerster] € 1.450,00 netto aan [verzoekster] uitbetaald als voorschot op haar loon. Dit bedrag is verrekend met het loon over de maanden juli en augustus 2019.

2.4

In de periode juli/augustus 2019 heeft [naam persoon 2] , vriendin van [verzoekster] , bij [verweerster] gewerkt. In overleg is besloten dat de door [naam persoon 2] in de maand juli 2019 gewerkte uren verwerkt zouden worden in de salarisspecificatie van [verzoekster] van die maand en dat het bijbehorende salaris zou worden gestort op de bankrekening van [verzoekster] . In de maand augustus 2019 zou dit van elkaar gescheiden worden, omdat [naam persoon 2] dan haar eigen BSN-nummer en bankrekening zou hebben.

2.5

Begin augustus 2019 is er een conflict geweest tussen partijen omtrent de loonbetaling en de salarisspecificatie van [verzoekster] .

2.6

Begin, medio en eind augustus 2019 heeft [verzoekster] te kennen gegeven te willen stoppen met haar werk voor [verweerster] , die daarmee niet is akkoord gegaan.

2.7

Op 4 september 2019 is het loon van [verzoekster] over de maand augustus aan haar betaald en de bijbehorende salarisspecificatie aan haar verstrekt via WhatsApp. [verzoekster] heeft de juistheid hiervan ter discussie gesteld.

2.8

In september 2019 heeft [verzoekster] gewerkt voor [verweerster] , maar ook elders.

2.9

Op 2 oktober 2019 is het loon van [verzoekster] over de maand september aan haar betaald. Op 4 oktober 2019 heeft zij hierover via WhatsApp vragen gesteld aan de partner van

[naam persoon 1] , die de administratie voor [verweerster] verzorgt, en die de vragen heeft beantwoord en een concept salarisspecificatie heeft verstrekt via WhatsApp. Daarna zijn over en weer de volgende berichten verstuurd, met tussen haakjes de daarbij vermelde tijdstippen, waarbij de berichten van [verzoekster] worden aangeduid met “A” en die van de partner van [naam persoon 1] met “T”:

A (10:22): Nog een vraagje

A (10:22): Dat het me nu pas opval

A (10:22): Ik had een contracr getekend van 15 euro bruto…waardoor ik 12.50 netto zou ontvangen

A (10:23): Tot dag van vandaag heb ij trouwnes de contracr dat ik had getekend nog nooit terug ontvangen .aar goed.

A (10:24): Maar ik zie dat op mn loonstrook urenloon 12.50 is bruto waardoor ik autonatisch dan mindee krijg

T (10:25): Ik heb een afspraak nu

T (10:25): Na 12 kan ik je een antwoord geven

A (10:25): Nee ik willnu een antwoord

A (10:26): Anders ga een ook naar een afspraak met me advocaat

A (10:26): En dan ben je der echt geweest maanden diefstal

A (10:27): Ik stuur dit ook door naar [naam persoon 2] en dan mag je het oplossen met haar ik ga het der nu vertellen”

Om 10:39 uur heeft [naam persoon 1] gebeld met [verzoekster] .

Vervolgens heeft [verzoekster] op 4 oktober 2019 de volgende WhatsAppberichten verstuurd naar [naam persoon 1] :

“A (10:46): Als je je werk optimaal deed was dit allemaal niet nodig stelletjes dieven zijn jullie de genenen die er achter komen vechten tegen deze stiefstal….de geen die niet controleren kunne jullie ieder maand beroven dieven

A (10:4?) Maar duck jullie ik ben ook klaar en wou dat het zo ging want heb een andere baan en moest van jullie af.”

2.10

Bij brief van 4 november 2019 is van de zijde van [verzoekster] - verkort weergegeven - [verweerster] gesommeerd om tot betaling over te gaan van € 24.641,50 bruto wegens onregelmatige opzegging van haar arbeidsovereenkomst, om correcte salarisspecificaties te verstrekken over de maanden juni, juli, augustus en oktober 2019 op basis van een loon van € 15,00 bruto per uur, en om op eerste verzoek achterstallig salaris te betalen als op basis van de salarisspecificaties blijkt dat niet het juiste salaris is betaald.

2.11

Per e-mailbericht van 11 november 2019 heeft [verweerster] - verkort weergegeven - meegedeeld dat [verzoekster] niet op staande voet is ontslagen en dat niet duidelijk is wat er mis zou zijn met het betaalde loon en de verstrekte salarisspecificaties. Gevraagd is om concreet aan te geven wat er niet klopt.

3. Het geschil

3.1

[verzoekster] verzoekt bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:

1. te verklaren voor recht dat er wegens het ontbreken van een dringende reden en de onverwijlde mededeling daarvan in dit geval geen sprake is van een rechtsgeldig

gegeven ontslag op staande voet en te verklaren voor recht dat [verweerster] de

arbeidsovereenkomst met [verzoekster] in strijd met artikel 7:677 lid 4 BW heeft

opgezegd;

2. [verweerster] te veroordelen tot betaling, binnen 7 dagen na datum beschikking, van

€ 3.000,00 bruto althans een door de kantonrechter te bepalen bedrag aan billijke vergoeding;

3. [verweerster] te veroordelen tot betaling, binnen 7 dagen na datum beschikking, van

€ 24.370,52 bruto aan gefixeerde schadevergoeding, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 3 oktober 2019 tot aan de dag van algehele voldoening;

4. [verweerster] te veroordelen tot betaling aan [verzoekster] , binnen 7 dagen na datum beschikking, van het achterstallig loon c.a. vanaf 1 tot 4 oktober 2019, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 oktober jl. tot aan de dag van algehele voldoening en de wettelijke verhoging van 50% van € 406,47 bruto;

5. [verweerster] te veroordelen tot betaling aan mevrouw [naam persoon 2] , binnen 7 dagen na datum beschikking, van het achterstallig loon c.a. vanaf 24 juli 2019 tot en met 4 augustus 2019, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 5 augustus jl. tot aan de dag van algehele voldoening en de wettelijke verhoging van 50% van € 1.579,50 bruto;

6. [verweerster] te verplichten deugdelijke loonstroken op basis van de door [verzoekster]

bijgehouden gewerkte uren met berekening op grond van het overeengekomen bruto uurloon van € 15,00 per uur te verschaffen, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat [verweerster] in gebreke blijft;

7. [verweerster] te veroordelen tot betaling, binnen 7 dagen na datum beschikking, van het

eventuele achterstallige loon c.a. over de maanden juni, juli, augustus en

september 2019, vermeerderd met de wettelijke verhoging van 50% en de

wettelijke rente vanaf datum opeisbaarheid;

8. [verweerster] te veroordelen tot afgifte van een deugdelijke afrekening van het dienstverband;

9. [verweerster] te veroordelen tot betaling aan [verzoekster] van de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van alle hiervoor genoemde vergoedingen tot aan de dag van algehele voldoening;

10. [verweerster] te veroordelen in de proceskosten en de nakosten.

3.2

Aan de verzoeken legt [verzoekster] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag dat [verweerster] haar ten onrechte op staande voet heeft ontslagen op 3 (lees: 4) oktober 2019. Daarom verzoekt [verzoekster] om een billijke vergoeding. Daarnaast verzoekt zij om de gefixeerde schadevergoeding gelijk aan het loon dat zij zou hebben ontvangen als haar arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, waarin geen tussentijds opzegbeding is opgenomen, zou hebben voortgeduurd tot 25 juni 2020. Voorts heeft zij aanspraak op achterstallig loon over de periode van 1 tot en met 3 oktober 2019 ten belope van € 406,47 bruto, en mogelijk ook op loon over de maanden juni, juli, augustus en september 2019, een en ander met wettelijke verhoging en rente. Dat geldt ook voor [naam persoon 2] die volgens [verzoekster] aanspraak heeft op € 1.579,50, eveneens met wettelijke verhoging en rente.

3.3

[verweerster] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de verzoeken, met veroordeling van [verzoekster] in de proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad.

3.4

De stellingen van partijen worden voor zover nodig in het kader van de beoordeling van de verzoeken nader besproken.

4. De beoordeling

ten aanzien van de arbeidsovereenkomst

4.1

Niet is in geschil dat [verzoekster] voor [verweerster] heeft gewerkt op grond van een arbeidsovereenkomst.

4.2

Wel is in geschil de duur van die arbeidsovereenkomst. Aanvankelijk is deze aangegaan voor de duur van één jaar vanaf 25 juni 2019, waardoor de arbeidsovereenkomst liep tot

25 juni 2020, maar [verweerster] heeft aangevoerd dat partijen nadien zijn overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst op 15 oktober 2019 zou eindigen.

4.3

In dit verband is relevant dat vaststaat dat [verzoekster] in augustus 2019 meermaals aan [verweerster] te kennen heeft gegeven dat zij de arbeidsovereenkomst wilde beëindigen. Zij is ook daadwerkelijk weg gegaan bij haar werk, en daar niet verschenen. Zowel uit het verzoekschrift en de daarbij overgelegde producties als uit het verweerschrift blijkt dat haar werkgever [naam persoon 1] hiermee geen genoegen heeft genomen, omdat het aan [verzoekster] verstrekte voorschot op haar loon van € 1.450,00 netto nog niet volledig was verrekend en omdat het hoogseizoen was en de [naam horecagelegenheid] haar op dat moment niet kon missen.

4.4

Het aangevoerde op dit punt blijkt uit overgelegd WhatsAppverkeer tussen partijen in de betreffende periode en vindt ook steun in de door [verweerster] in het geding gebrachte schriftelijke verklaring van twee van haar medewerkers die - kort gezegd - verklaren dat zij samen met [naam persoon 1] op 30 augustus 2019 een gesprek hebben gevoerd met [verzoekster] , die meteen weg wilde bij [verweerster] , en dat vervolgens mondeling is overeengekomen dat zij tot

15 oktober 2019 zou blijven omdat het hoogseizoen was en [verzoekster] een maand opzegtermijn had. Dit vindt ook steun in de verklaring van [verzoekster] dat de ruzie op 30 augustus 2019 is bijgelegd. Dat [verweerster] , die omhoog zat met het vinden van personeel, [verzoekster] aan een opzegtermijn heeft willen houden, blijkt uit een WhatsAppbericht van 5 augustus 2019.

4.5

Overigens gold geen opzegtermijn, omdat sprake was van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zonder tussentijds opzegbeding, die zonder aanpassing tot gevolg had dat [verzoekster] zou moeten blijven doorwerken tot 25 juni 2020. [verzoekster] , die weg wilde, had er dus belang bij de contractuele looptijd aan te passen.

4.6

Gelet op het verweer van [verweerster] had het op de weg van [verzoekster] gelegen om een nadere onderbouwing te geven voor haar stelling dat de arbeidsovereenkomst (ongewijzigd) zou voortduren tot 25 juni 2020. Dat is niet gebeurd. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat partijen de bedoeling hadden de arbeidsovereenkomst eerder dan de contractuele einddatum te laten eindigen. Dit betekent dat niet vast staat dat de arbeidsovereenkomst pas op 25 juni 2020 zou eindigen en niet eerder.

ten aanzien van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst

4.7

Ondanks dat [verweerster] aan het begin van de arbeidsrelatie [verzoekster] ter wille is geweest door haar een voorschot op haar loon te verstrekken, is nadien tussen partijen bij herhaling discussie en ook ruzie geweest, onder meer over het loon (waarover hieronder meer). Tegen deze achtergrond moeten de gebeurtenissen op 4 oktober 2019 worden bezien. Verwezen wordt naar het vastgestelde onder 2.9.

4.8

In de ochtend van 4 oktober 2019 heeft de partner van [naam persoon 1] via WhatsApp vragen van [verzoekster] beantwoord over haar loon. De toonzetting van de berichten van de partner van [naam persoon 1] was neutraal terwijl die van [verzoekster] verwijtend en geagiteerd was. Nadat de partner van [naam persoon 1] om 10:25 uur aangeeft dat zij een afspraak heeft en na 12:00 uur kan reageren op de opmerking van [verzoekster] dat ten onrechte € 12,50 bruto is betaald, vliegt [verzoekster] uit de bocht door meteen een antwoord te eisen en te spreken van diefstal. [naam persoon 1] heeft verklaard dat hij even later om 10:39 uur heeft gebeld met [verzoekster] , die dit heeft bevestigd. [naam persoon 1] verklaart in het telefoongesprek tegen [verzoekster] te hebben gezegd dat hij op dat moment in het ziekenhuis was met zijn hoogzwangere partner omdat de baby geen teken van leven meer vertoonde, en dat [verzoekster] hen vervolgens een miskraam toewenste, maar dat heeft [verzoekster] weersproken. [naam persoon 1] ontkent op zijn beurt tegen [verzoekster] te hebben gezegd dat hij haar in elkaar zou slaan of schoppen als zij op het werk zou verschijnen. Dat staat dus niet vast. Wel staat vast dat [verzoekster] kort na haar WhatsAppberichten van 10:25/26/27 uur door [naam persoon 1] is gebeld en dat [naam persoon 1] toen tegen haar heeft gezegd dat hij haar niet meer wilde zien. Klaarblijkelijk dacht [verzoekster] daar niet anders over gelet op haar schriftelijke reactie korte tijd later via WhatApp, waaruit volgt dat zij ook zelf weg wilde omdat zij een andere baan had (zie onder 2.9 “Maar duck jullie ik ben ook klaar en wou dat het zo ging want heb een andere baan en moest van jullie af.”) Gelet op dit WhatsAppbericht van [verzoekster] dat zij wou dat het zo ging, omdat zij een andere baan had en van [verweerster] af moest, en gezien de gebeurtenissen in augustus 2019, kan van deze instemming met de beëindiging niet worden gezegd dat het allemaal louter in een opwelling is gebeurd. De wil om de arbeidsovereenkomst te beëindigen was bij [verzoekster] ook voordien al aanwezig.

4.9

Conclusie is dat er geen sprake is van een ontslag op staande voet maar van een beëindiging door [verweerster] waarmee [verzoekster] heeft ingestemd. Die instemming heeft [verzoekster] ook niet herroepen binnen de daarvoor geldende termijn van, in dit geval, drie weken (art 7:671 lid 3 BW).

ten aanzien van de verzoeken

4.10

Gezien het vorenstaande wordt het onder 1, 2 en 3 verzochte afgewezen.

4.11

[verweerster] heeft gemotiveerd aangevoerd dat reeds voor de dagvaarding salarisspecificaties zijn verzonden naar de gemachtigde van [verzoekster] en dat gevraagd is om, als er iets niet zou kloppen, dat aan te geven, zodat haar accountant het kon uitzoeken. [verzoekster] stelt de salarisspecificaties niet te hebben ontvangen, maar daarop valt af te dingen dat zij als producties bij het verzoekschrift zelf salarisspecificaties heeft overgelegd. Bovendien heeft [verweerster] als producties bij het verweerschrift salarisspecificaties overgelegd, die betrekking hebben op het loon van [verzoekster] in de maanden juni, juli, augustus, september en oktober 2019. Anders dan gesteld, ogen de salarisspecificaties normaal behalve dat ze geen bruto maar een netto uurloon vermelden (€ 12,50). Dat betekent echter niet dat minder loon is betaald dan het overeengekomen bruto uurloon van

€ 15,00. [verzoekster] heeft dat ook niet kunnen uitleggen.

4.12

De overgelegde vervangende salarisspecificaties over de maanden september en oktober 2019 betreffen correcties op eerder verstrekte specificaties met betrekking tot die perioden. De salarisspecificatie van oktober 2019 is volgens [verweerster] tevens de eindafrekening, wat inderdaad zo lijkt, gezien de hoogte van de daarop vermelde bedragen en het feit dat [verzoekster] die maand nauwelijks heeft gewerkt. Begin november 2019 zijn bedragen van € 137,50 en € 794,71 aan haar uitbetaald. [verzoekster] heeft hier geen andere kijk op gegeven.

4.13

Daarnaar gevraagd heeft de gemachtigde van [verzoekster] verklaard dat zij niet kan zien of [verweerster] voldoende heeft betaald, of [verweerster] aan [verzoekster] nog geld is verschuldigd en zo ja hoeveel. Ook heeft zij aangegeven dat het onduidelijk is of het juiste aantal uren is uitbetaald. Het had echter op de weg van [verzoekster] gelegen om haar bezwaren tegen de specificaties gemotiveerd uiteen te zetten, wat zij niet heeft gedaan. Daardoor is er onvoldoende basis voor de verzoeken onder 4, 6, 7, 8 en 9. Deze verzoeken worden dan ook als onvoldoende onderbouwd afgewezen.

4.14

Het onder 5 verzochte wordt eveneens afgewezen, want als [verweerster] nog geld aan [naam persoon 2] is verschuldigd - wat weliswaar is gesteld maar niet uitgewerkt - is het aan [naam persoon 2] om dit te vorderen. Nergens uit blijkt dat [verzoekster] hiervoor een volmacht had.

4.15

[verzoekster] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten veroordeeld, aan de zijde van [verweerster] vastgesteld op € 480,00 aan salaris voor de gemachtigde.

5. De beslissing

De kantonrechter:

wijst het verzochte af;

veroordeelt [verzoekster] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] vastgesteld op € 480,00 aan salaris voor de gemachtigde en verklaart dit uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mr. J.W. Langeler en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

465

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.