De chauffeur heeft op 9 januari 2019 een verklaring ten overstaan van onder andere mr. Schep afgelegd, die verklaring is op schrift gesteld en op 14 januari 2019 door de chauffeur ondertekend. In deze verklaring staat, voor zover relevant, het volgende:
“3. Het gebeuren van 5 februari 2018 kan ik mij nog goed herinneren. Ik reed op lijn 170. Ik rijd vrijwel altijd op deze route, soms ook op 173. Het was nog ochtend, niet overdreven druk, de bus was half vol. Op enig moment reed ik op de busbaan. Dat is een enkelstrooksweg die uitsluitend bestemd is voor lijnbussen. […].
4. Op het moment dat ik de halte Meerzichtlaan naderde kreeg ik het signaal dat een passagier op één van de stopknoppen had gedrukt. Er gaat dan in de cabine een geluidje af en een lamp op mijn dashboard branden. Ik was dus van plan om bij de halte Meerzichtlaan te stoppen en begon langzaam vaart te minderen. Terwijl ik daarmee bezig was en de bus bijna stilstond hoorde ik een klap achter mij. Ik keek om en zag iemand in het gangpad op de grond liggen, op korte afstand achter mijn zitplaats. Dat was ongeveer ter hoogte waar 4 banken aan weerszijden tegenover elkaar staan. Ik zag ook direct andere passagiers er naartoe lopen. Ik was toen met de bus al ter hoogte van de halte en op korte afstand van het haltebord, waar wij met de voorkant van de bus bij een halte moeten stoppen.
5. Ik ben na stilstand direct naar achteren gelopen en heb de betrokken passagier, die een man bleek te zijn, gevraagd wat er was gebeurd. Hij antwoordde: “Ik ben gevallen”. Dat is ook het enige dat hij tegen mij gezegd heeft. […]
[…]
10. U vraag mij of ik die betrokken passagier op een eerder moment tijdens de rit heb gezien. Dat kan ik u niet zeggen. Er stappen zoveel mensen in, deze meneer was mij niet opgevallen. U vraagt mij of ik die betrokken passagier heb zien zitten. Dat is niet het geval. Ik heb wel een spiegel waarmee ik achteruit de bus in kan kijken, maar die bestrijkt alleen het gangpad, ook in verband met de privacy van de passagiers. Ik kan vanachter het stuur niet zien waar welke passagier zit. […]
11. U vraagt mij of ik deze passagier in het gangpad heb zien lopen of staan voordat ik het geluid van de val hoorde. Ik heb deze meneer niet eerder gezien dan op het moment dat hij al gevallen was.
12. U vraagt mij op welke wijze ik de bus heb afgeremd. Ik weet inmiddels dat die betrokken passagier gezegd heeft dat ik heel fors heb afgeremd of zelfs een noodstop zou hebben gemaakt. Dat is niet het geval. Ik heb de bus op normale dat wil zeggen rustige wijze afgeremd zoals ik altijd doe. Er was voor mij ook geen enkele noodzaak om fors af te remmen, laat staan om een noodstop te maken. Er was ook geen ander verkeer op de busbaan die dat noodzakelijk zouden hebben gemaakt.
13. U houdt mij mijn onderhandse verklaring voor in het Schadeformulier, dat ik heb ondertekend. Dat is inderdaad mijn handschrift. Ik weet niet meer waarom ik daar heb opgeschreven dat meneer “van achteren naar voren kwam lopen”. Dat heb ik niet gezien. Ik denk dat ik dat heb geconcludeerd omdat hij gevallen was of dat ik dat van andere passagiers heb gehoord. Als ik had gezien dat hij al lopend was gevallen, had ik mij dat ongetwijfeld nog herinnerd. Ik kan dat ook niet gezien hebben, want ik kan niet voortdurend in de spiegel kijken, zeker niet als ik een halte nader. Er staan vaak passagiers op het randje van de halte en die moet ik bij de nadering van de halte goed in de gaten houden. […]”