5.3.1
De rechtbank begrijpt de vordering op dit punt aldus dat [naam eiser] wil dat [naam gedaagde 1] , [naam gedaagde 2] en hij zelf worden veroordeeld om tot verdeling van de gelden van de nalatenschap (van legitimaire massa is immers geen sprake omdat partijen erfgenamen zijn en er geen aanspraak op de legitieme portie speelt) over te gaan op de door hem verlangde wijze (dat wil zeggen dat de nalatenschap mede omvat een bedrag van € 10.375,11), subsidiair dat de rechtbank de verdeling vaststelt en meer subsidiair dat de rechtbank zal bepalen hoe de erven de nalatenschap moeten verdelen.
5.3.2
[naam gedaagde 1] heeft aangevoerd dat zij veel voor de moeder heeft gedaan. Zij noemt het wekelijkse bezoek met de moeder aan de kapper, het kopen van kleding en schoenen voor haar, het doen van extra boodschappen omdat de moeder een bepaalde levensstijl gewend was, het verzorgen van de was, het maken van uitjes met de moeder, met restaurantbezoek, het vervoeren en vergezellen van de moeder naar dermatoloog en audioloog, alles met gebruikmaking van de auto van de moeder.
De kosten verbonden aan dat gebruik van de auto zijn terecht ten laste van de rekening van de moeder gebracht, aldus [naam gedaagde 1] . Zij bestrijdt dat de geestelijke bekwaamheid van de moeder zodanig ernstig was afgenomen dat zij wilsonbekwaam was geworden.
[naam eiser] heeft bij conclusie van repliek erkend dat [naam gedaagde 1] hand- en spandiensten voor de moeder verrichtte. Hij bestrijdt dat alle door [naam gedaagde 1] betaalde bedragen daadwerkelijk aan de moeder zijn gespendeerd. Hij heeft de indruk dat de auto van de moeder door [naam gedaagde 1] ook privé werd gebruikt. De kosten van een reparatie en van verzekering, wegenbelasting en onderhoudsbeurten, in totaal € 3.489,57, hadden in zijn visie niet ten laste van de rekening van de moeder mogen worden gebracht. Er was in 2015 volgens hem geen noodzaak tot aanschaf van kleding.
5.3.3
De rechtbank oordeelt als volgt.
[naam gedaagde 1] had de beschikking over een bankpas waarmee zij betalingen kon doen van de rekening van de moeder. De kernvraag die [naam eiser] en [naam gedaagde 1] verdeeld houdt is of de onttrekkingen aan die rekening in de periode maart tot november 2015 alle ten goede van de moeder zijn gekomen.
Zou dat niet zo zijn, dan zijn de onttrekkingen die niet ten goede van de moeder zijn gekomen onrechtmatig jegens de boedel en vormen schade die [naam gedaagde 1] aan de boedel moet vergoeden.
In het midden kan daarom blijven of de moeder al dan niet wilsbekwaam was in die periode.
De rechtbank neemt als uitgangspunt het saldo van de bedragen die vermeld zijn op het overzicht van betalingen in de periode maart tot november 2015 van productie 9 bij dagvaarding. Dat saldo bedraagt € 10.375,11.
[naam gedaagde 1] heeft niet betwist dat zij die betalingen/onttrekkingen heeft gedaan.
De kosten van een reparatie en van verzekering, wegenbelasting en onderhoudsbeurten, in totaal € 3.489,57, acht de rechtbank niet onrechtmatig. [naam gedaagde 1] heeft in voldoende mate aannemelijk gemaakt dat voor de reparatie kort voor het overlijden van de vader al opdracht was gegeven en dat die door de vader niet bij de verzekeraar was gemeld vanwege de no-claimkorting. De reden om de auto vooralsnog aan te houden was, zo blijkt uit de brief van de bewindvoerder notaris Konijnenberg van 11 februari 2016 aan de rechtbank destijds gelegen in emotionele betekenis die de auto voor de moeder had.
Daarmee blijven ter beoordeling nog over betalingen tot een bedrag van € 10.375,11 minus
€ 3.489,57 = € 6.885,54.
[naam gedaagde 1] heeft in deze procedure wel verwezen naar wat zij ten behoeve van de moeder heeft gedaan, maar de verschillende posten en de bedragen op het overzicht dat [naam eiser] als productie 9 heeft overgelegd niet betwist, en vervolgens onvoldoende van een toelichting voorzien.
Het had, gezien de totale omvang van de uitgaven en het feit dat de moeder in een verzorgingshuis verbleef, zonder meer op haar weg gelegen in deze procedure een heldere en volledige verantwoording van de uitgaven te verschaffen met bewijsstukken daarvan.
Nu zij dat niet heeft gedaan kan de rechtbank niet aannemen dat alle onttrekkingen van de rekening aan de moeder ten goede zijn gekomen. Voor zover de onttrekkingen niet ten goede zijn gekomen van de moeder beoordeelt de rechtbank ze, bij gebreke van een verantwoording die tot een andere slotsom zou kunnen leiden, als onrechtmatig. In zoverre is [naam gedaagde 1] schadeplichtig.
Artikel 6:97 BW bepaalt dat de rechter de schade begroot op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is. Kan de omvang van de schade niet nauwkeurig worden vastgesteld, dan wordt zij geschat.
Voor de omvang van de schade vormt het enkele maanden later door de bewindvoerder begrote en kennelijk door de kantonrechter geaccordeerde bedrag van € 350,-- per maand voor benzinekosten, leefgeld en kleedgeld (producties 11 en 6 bij dagvaarding) een goed richtsnoer.
Over de periode maart tot november 2015 was aldus een bedrag van 8 x € 350,--, dus € 2.800,-- aanvaardbaar aan kosten die ten goede van de moeder zijn gekomen.
Het verschil tussen de gedane onttrekkingen van € 6.885,54 en € 2.800,-- is € 4.085,54.
De rechtbank begroot de schade op dat laatste bedrag.
Dat bedrag zal moeten worden opgeteld bij de waarde van de nalatenschap.
5.3.5
Artikel 677 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt dat het vonnis waarbij een vordering tot verdeling van een gemeenschap wordt toegewezen zal inhouden een bevel tot verdeling ten overstaan van een notaris, alsmede, zo partijen het over de keuze niet eens zijn, de benoeming van deze notaris.
De rechtbank zal, nu noch door [naam eiser] , noch door [naam gedaagde 1] een notaris is voorgesteld en het niet denkbeeldig is dat over die keuze geen overeenstemming zal worden bereikt tussen alle drie de erven, als notaris benoemen mr. R.B. van der Horst, kantoorhoudend te Hendrik-Ido-Ambacht.
Mr. Van der Horst heeft zich bereid verklaard deze benoeming te aanvaarden.
6 Ingevolge artikel 140, lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt dit vonnis gewezen tussen alle partijen en geldt het als een vonnis op tegenspraak.
7 proceskosten
Vanwege de familierechtelijke relatie zal de rechtbank de proceskosten compenseren, aldus dat [naam eiser] en [naam gedaagde 1] elk de eigen kosten dragen.
De beslissing
De rechtbank
verklaart [naam eiser] niet-ontvankelijk in zijn vorderingen onder A en B;
veroordeelt [naam eiser] , [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] over te gaan tot verdeling van de nalatenschap, aldus dat de waarde van de goederen van de nalatenschap wordt vermeerderd met een bedrag van € 4.085,54;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
benoemt als notaris ten overstaan van wie de verdeling zal moeten plaatsvinden
mr. R.B. van der Horst te Hendrik-Ido-Ambacht;
bepaalt dat [naam eiser] aan de notaris een afschrift van het testament van de moeder en van de verklaring van erfrecht zal verstrekken;
bepaalt dat [naam eiser] , [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door
mr. Van der Horst inzake de verdeling te maken kosten;
wijst het meer of anders gevorderde af;
compenseert de proceskosten, aldus dat elke partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Steenderen-Koornneef en in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2020.
2632