Rechtbank Rotterdam
Parketnummer: 10/247188.19
Parketnummer vordering TUL VV: 10/026602.18
Datum uitspraak: 27 januari 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte]
,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de PI Zuid West - De Dordtse Poorten, locatie Dordrecht,
raadsvrouw mr. R. van den Hemel, advocaat te Rotterdam.
7 Motivering straf en maatregel
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op 30 september 2019 schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn ex-vriendin. Daarbij heeft hij haar in haar gezicht geslagen en vervolgens haar keel dichtgeknepen.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
12 december 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbaar feiten.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
18 december 2019. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Advies
Bij een veroordeling adviseren wij een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. Wij zien geen mogelijkheden voor het opstellen van een plan van aanpak in een voorwaardelijk kader. Wij hebben dit plan niet met betrokkene kunnen bespreken, echter bestaat de indruk dat betrokkene hier vooralsnog niet voor open staat.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank zal, gelet op de ernst van het feit en gelet op het feit dat de verdachte meermalen is veroordeeld voor een soortgelijk feit, uitsluitend een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Gezien het feit dat de verdachte zich al geruime tijd in voorlopige hechtenis bevindt en gegeven de relatieve ernst van het feit, ziet de rechtbank namelijk geen ruimte om, naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, een voorwaardelijke straf op te leggen. De rechtbank onderkent dat de politie zich ernstig zorgen maakt over de verdachte, maar de grenzen van het strafrecht zijn in deze zaak bereikt. Anders dan gevorderd zal de rechtbank geen ISD-maatregel opleggen. Er is niet voldaan aan de vereisten van de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers (in het bijzonder de vordering van de ISD-maatregel bij stelselmatige daders)” en de ISD-maatregel is in oorsprong niet voor een feit als het onderhavige bedoeld.
Wel is de rechtbank van oordeel dat – ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten – aan de verdachte opnieuw de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 2 jaren moet worden opgelegd, inhoudende een gebiedsgebod voor de gemeente Sliedrecht en een contactverbod met aangeefster [naam slachtoffer] . Omdat de verdachte het contact- en locatieverbod dat in de vorige strafzaak is opgelegd stelselmatig heeft genegeerd, zal bepaald worden dat de vervangende hechtenis per overtreding niet twee weken maar vier weken bedraagt.
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen, of zich belastend zal gedragen jegens aangeefster, wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.
12 Beslissing
De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) weken,
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 2 jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
1. zich niet op te houden in de gemeente Sliedrecht, gedurende 2 jaren na heden;
2. zich te onthouden van direct of indirect contact met [naam slachtoffer] , geboren [geboortedatum slachtoffer] , gedurende 2 jaren na heden,
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van vier weken, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
gelast de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk gedeelte, groot 3 maanden, van de bij vonnis van 5 juni 2018 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter,
en mrs. G.M. Munnichs en D.F. Smulders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. den Haan, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 10 september tot en met 29 september 2019 te Sliedrecht,
[naam slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door
- die [naam slachtoffer] meermalen, althans eenmaal de woorden toe te voegen: "ik vermoord je" en/of "je
haalt de ochtend niet", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- (daarbij) een mes aan die [naam slachtoffer] te tonen en/of een mes tegen de keel van die [naam slachtoffer] te
plaatsen en/of houden;
2.
hij in of omstreeks de periode van 10 september tot en met 29 september 2019 te Sliedrecht
opzettelijk en wederrechtelijk
een bank en/of een (tussen)deur, in elk geval enige goederen, dat geheel of ten dele aan een
ander, te weten aan [naam slachtoffer] toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij op of omstreeks 30 september 2019 te Sliedrecht
zijn (voormalig) levensgezel, [naam slachtoffer] ,
heeft mishandeld door
- die [naam slachtoffer] meermalen althans eenmaal in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd te
stompen/slaan en/of
- die [naam slachtoffer] bij de keel vast te pakken/grijpen en/of (vervolgens) die keel dicht te knijpen.