RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 8399084 VZ VERZ 20-4853
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats verweerder] ,
verzoeker in het verzoek,
verweerder in de (voorwaardelijk) tegenverzoeken,
gemachtigde: mr. J.J.A. Janssen,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Sitra Nederland B.V.,
gevestigd te Amsterdam en kantoorhoudende te Rotterdam,
verweerster in het verzoek,
verzoekster in de (voorwaardelijk) tegenverzoeken,
gemachtigde: mr. A. Busse.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [verzoeker] ” respectievelijk “Sitra”.
1. Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken:
- het op 23 maart 2020 ter griffie ontvangen verzoekschrift ex artikel 7:681 BW;
- de bij het verzoekschrift behorende producties, ontvangen op 16 mei 2020;
- het tegenverzoek c.q. verzoekschrift ex artikel 7:677 lid 2 jo lid 3 sub a BW,
binnengekomen ter griffie op 20 maart 2020, met bijlagen;
- het op 26 mei 2020 ter griffie ontvangen verweerschrift ex artikel 7:681 BW, met
producties;
- de aanvullende producties van Sitra, binnengekomen op 2 juni 2020;
- de vooraf per fax ingediende pleitnota van Sitra.
Het verzoek is op 4 juni 2020 mondeling behandeld middels een Skype-zitting. [verzoeker] is in persoon verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Namens Sitra zijn verschenen de heren [naam 1] en [naam 2] en mevrouw [naam 3] , bijgestaan door de gemachtigde.
Van het ter zitting verhandelde heeft de griffier aantekeningen gehouden.
De uitspraak van de beschikking is bepaald op heden.
2. De feiten
In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende vaststaande feiten.
2.1
Sitra is een internationaal transportbedrijf. Zij is gespecialiseerd in transport van voedingsproducten. Sitra transporteert onder meer producten voor de Suiker Unie, gevestigd te Dinteloord. Dit is een van de grootste en belangrijkste opdrachtgevers van Sitra.
2.2
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum verzoeker] , is van 7 januari 2019 tot 15 oktober 2019 als uitzendkracht werkzaam geweest van [bedrijf] , waarbij hij als chauffeur is tewerkgesteld bij Sitra. Daarna is [verzoeker] op 15 oktober 2020 op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (voor één jaar) in dienst getreden bij Sitra. [verzoeker] was voltijd week werkzaam in de functie van chauffeur tegen een salaris van € 2.670,89 bruto per maand, exclusief emolumenten. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Beroepsgoederenvervoer van toepassing.
2.3
Op 6 november 2019 heeft Sitra een schriftelijke waarschuwing aan [verzoeker] gegeven in verband met zijn handelen en gedrag.
2.4
Op 20 januari 2020 heeft Sitra [verzoeker] op staande voet ontslagen wegens – kort gezegd – het in de nacht van 16 op 17 januari 2020 te laat op het werk verschijnen, het op 17 januari 2020 rijden zonder bestuurderspas, boordcomputer en digitale tachograaf, alsmede het betreden van het terrein van de opdrachtgever van Sitra tijdens schorsing. Het ontslag is bevestigd bij brief van 20 januari 2020.
2.5
Bij brief van 27 januari 2020 heeft [verzoeker] aanspraak gemaakt op betaling van zijn salaris. Vervolgens heeft [verzoeker] zich gewend tot de FNV en heeft zijn gemachtigde per brief van 25 februari 2020 geprotesteerd tegen het ontslag op staande voet, waarbij tevens is aangegeven dat [verzoeker] zich beschikbaar houdt voor het verrichten van de bedongen arbeid.
2.6
Op 7 februari 2020 is door Sitra een eindafrekening opgemaakt per datum einde dienstverband, waarbij een voorschot van € 600,00 is verrekend, conform de schriftelijke afspraak met [verzoeker] .
3. Het verzoek van [verzoeker] en de grondslag daarvan
[verzoeker] heeft verzocht – bij beschikking – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
a. Het ontslag op staande voet te vernietigen;
alsmede bij wijze van beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad Sitra te veroordelen tot betaling van:
Het loon vanaf 1 januari 2020 ad € 2.670,89,- bruto per maand, te vermeerderen met al het overige dat Sitra uit hoofde van de arbeidsovereenkomst, collectieve arbeidsovereenkomst, wet of andere regeling verschuldigd is of nog zal zijn, zulks op de gebruikelijke wijze en tijdstippen, dit zo lang de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig beëindigd wordt;
Subsidiair (mede ter veiligstelling van de vordering in verband met de vervaltermijn, indien er toch gekozen wordt voor de vergoeding – de switch - ):
Bij wijze van beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad Sitra te veroordelen tot betaling van:
-
De transitievergoeding ex artikel 7:673 BW ad € 1.124,51;
-
Een vergoeding ex artikel 7:672 lid 10 BW wegens onregelmatige opzegging ad € 4.215,84 bruto inclusief 8% vakantietoeslag;
-
Een nader te bepalen bedrag ter zake van vakantietoeslag, dit in verband met de eindafrekening;
-
Een nader te bepalen bedrag ter zake van een vergoeding in geld voor opgebouwde, doch niet-genoten vakantiedagen;
alsmede bij wijze van beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad Sitra te veroordelen tot betaling van:
C. de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over alle voormelde loonvorderingen, oplopende tot 50% van deze vorderingen;
D. de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over alle voormelde geldvorderingen, dit vanaf de dag dat deze verschuldigd zijn;
E. een bedrag van € 400,-- (excl. BTW) ter zake van buitengerechtelijke incassokosten conform de staffel buitengerechtelijke incassokosten;
F. de kosten van de onderhavige procedure, het salaris van de gemachtigde daaronder begrepen.
3.1
Aan het verzoek heeft [verzoeker] naast de bovenstaande vaststaande feiten – kort en zakelijk weergegeven – het volgende ten grondslag gelegd.
3.1.1
Sitra heeft [verzoeker] ten onrechte op staande voet ontslagen. Allereerst stelt [verzoeker] zich op het standpunt dat het gegeven ontslag op staande voet niet onverwijld is gegeven. Het te laat verschijnen op het werk was op 16 januari 2020. Pas enkele dagen na dit voorval is Sitra overgegaan tot het geven een ontslag op staande voet.
Inhoudelijk voert [verzoeker] het volgende aan.
3.1.2
Op 16 januari 2020 was [verzoeker] bij zijn vrachtwagen en ontdekte hij dat hij zijn bestuurderskaart kwijt was. Hij heeft naar de kaart gezocht, maar niet gevonden. [verzoeker] is gaan rijden en vervolgens heeft hij geladen bij de Suiker Unie. Omdat de losplaats niet vrij was, heeft hij even moeten wachten. De latere aankomst is dus niet ontstaan doordat [verzoeker] zijn bestuurderskaart was vergeten, maar doordat hij niet direct kon lossen. Dat [verzoeker] één keer te laat bij een van de opdrachtgevers is verschenen kan geen reden zijn voor een ontslag op staande voet.
Rijden zonder bestuurderspas/ boordcomputer/ digitale tachograaf
3.1.3
In de nacht van 16 op 17 januari 2020 heeft [verzoeker] gereden zonder bestuurderspas. [verzoeker] was zijn pas vergeten en ontdekte dit pas toen hij in de vrachtwagen zat. Er was geen gelegenheid om de pas alsnog op te halen, terwijl deze ook niet gebracht kon worden. Om de Suiker Unie ter wille te zijn, heeft [verzoeker] de rit gereden zonder gebruik te maken van de bestuurderspas. Achteraf was het wellicht verstandig geweest om vooraf telefonisch overleg te voeren over het een en ander. De praktijk had [verzoeker] eerder al geleerd dat het kantoor van Sitra na 18:00 uur niet meer bereikbaar was en dat ook zijn leidinggevende, de heer [naam 1] , zich strikt aan zijn werktijden hield. [verzoeker] heeft geprobeerd om in te loggen op de boordcomputer van Sitra die in de vrachtwagen is ingebouwd. Zijn inlogcode werkte echter niet. [verzoeker] heeft daarom de boorcomputer die vanuit de Suiker Unie is verstrekt gebruikt. De digitale tachograaf heeft hij niet gebruikt, omdat de bestuurderspas de tachograaf activeert. Zonder bestuurderspas kan dus niet met de tachograaf worden gereden.
Betreden van terrein van de Suiker Unie
3.1.4
Sitra verwijt [verzoeker] dat hij zich, nadat hij was geschorst en dit per e-mail en per brief van 18 januari 2020 is bevestigd, toegang heeft verschaft tot het terrein van haar opdrachtgever en dat hij bij en/of haar containers is geweest. De brief is per e-mail van 20 januari om 12:42 uur aan [verzoeker] gemaild. Op welke datum de brief per aantekende post is verzonden is onbekend. [verzoeker] heeft hem echter pas op 21 januari 2020 ontvangen. Op 18 januari 2020 was [verzoeker] dus nog onbekend met de exacte inhoud van de brief. [verzoeker] merkt voorts op dat Sitra noch in haar brief van 18 januari noch in de e-mail van 20 januari 2020 [verzoeker] heeft verboden om zich op het terrein van een van de opdrachtgevers begeven. Reeds daarom kan dit enkele feit niet aan het ontslag ten grondslag worden gelegd.
3.1.5
Overigens geldt dat [verzoeker] zich op 18 januari 2020 toegang heeft verschaft tot het terrein van de Suiker Unie via een niet-afgesloten toegangspoort die enkel bij chauffeurs bekend is, die voor de Suiker Unie rijden. [verzoeker] wenste nog enkele etenswaren en diverse persoonlijke spullen uit zijn vrachtwagen te halen, om te voorkomen dat deze tijdens zijn schorsing zouden verdwijnen. Toen bleek dat deze spullen niet meer in de vrachtwagen waren, is hij naar huis gegaan.
3.1.6
[verzoeker] weet niet of de voorvallen op 4 en 5 november 2019 ook worden meegenomen als feiten voor het ontslag op staande voet. Voorzover die worden meegenomen is [verzoeker] van mening dat de waarschuwing die hij destijds heeft gekregen, niet terecht was.
3.1.7
Alles overzien is er dus geen sprake van een dusdanige gedraging (of een aantal gedragingen in onderlinge samenhang bezien), dat van Sitra niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst langer te laten voortduren. Een ontslag op staande voet heeft immers te dienen als ultimum remedium. Sitra had voor een minder vergaande maatregel kunnen kiezen.
3.1.8
Primair verzoekt [verzoeker] tot vernietiging van het ontslag op staande en betaling van het loon vanaf 1 januari 2020. Subsidiair verzoekt [verzoeker] tot betaling van de transitievergoeding en de vergoeding wegens onregelmatige opzegging. Voorts maakt [verzoeker] aanspraak op de wettelijke verhoging en de wettelijke rente alsmede de buitengerechtelijke incassokosten.
5. De (voorwaardelijke) tegenverzoeken van Sitra en de grondslag daarvan
Sitra verzoekt bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
I. [verweerder] te veroordelen aan Sitra te betalen de gefixeerde schadevergoding ex artikel 7:677 lid 2 jo 3 sub a BW, te weten een bedrag van € 3.908,11, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 januari 2020;
II. [verweerder] te veroordelen in de kosten van deze procedure, het salaris van de advocaat-gemachtigde daarbij inbegrepen;
III. [verweerder] te veroordelen in de nakosten ad € 131,- ingeval van niet-betekening van de beschikking en van € 199,- ingeval van betekening van de beschikking.
5.1
Aan het verzoek heeft Sitra – zakelijk en verkort weergegeven – het volgende aangevoerd.
5.1.1
Sitra heeft [verweerder] op 20 januari 2020 terecht op staande voet ontslagen. Op grond van artikel 7:677 lid 2 jo lid 3 sub a BW is Sitra gerechtigd de gefixeerde schadevergoeding van [verweerder] te vorderen. Aangezien sprake is van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, die met inachtneming van de aanzeg- en opzegtermijn, tussentijds kan worden opgezegd, is deze vergoeding gelijk aan de termijn die de dringende redengevende partij, te weten [verweerder] , in acht had moeten nemen indien hij op de datum van opzegging wegens een dringende reden zelf zou hebben opgezegd.
Voorts verzoekt Sitra voorwaardelijk
I. De tussen haar als werkgever en [verweerder] als werknemer bestaande arbeidsovereenkomst, voor het geval de arbeidsovereenkomst tussen partijen nog bestaat, op grond van:
Primair: artikel 7:671b lid 1 aanhef en onder a jo artikel 7:669 lid 3 aanhef en onder e BW;
Subsidiair: artikel 7:671b lid 1 aanhef en onder a jo artikel 7:669 lid 3 aanhef en onder g BW:
Meer subsidiair artikel 7:671b lid 1 aanhef en onder a jo artikel 7:669 lid 3 aanhef en onder i BW;
Op de kortst mogelijke termijn te ontbinden, in alle gevallen zonder toekenning van de transitievergoeding aan [verweerder] ;
II. Te verklaren voor recht, althans te bepalen of vast te stellen, dat Sitra de transitievergoeding niet aan [verweerder] is verschuldigd;
III. [verweerder] te veroordelen in de kosten van deze procedure;
IV. De beschikking waar mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren;
V. Sitra in de gelegenheid te stellen om haar verzoek in te trekken indien de kantonrechter voornemens is enige billijke vergoeding ex artikel 7:671b lid 9 sub c en/of cumulatievergoeding ex artikel 7:671b lid 8 BW aan [verweerder] toe te kennen.
5.1.2
Ter onderbouwing daarvan heeft Sitra verwezen naar haar standpunt over het ontslag op staande voet.
5.1.3
De feiten en gedragingen van [verweerder] kwalificeert Sitra als ernstig verwijtbaar handelen en/of nalaten. Er is sprake van een voldragen e-grond. Voor zover de arbeidsovereenkomst niet reeds op 20 januari 2020 rechtsgeldig zou zijn geëindigd, dient de arbeidsovereenkomst op de e-grond te worden ontbonden.
5.1.4
De noodzakelijke vertrouwensbasis voor een verdere samenwerking tussen Sitra en [verweerder] is volledig weggevallen en gezien het gehele feitencomplex kan de arbeidsverhouding niet meer worden hersteld. [verweerder] heeft met zijn gedrag en handelwijze het vertrouwen van zijn werkgever ernstig en onherstelbaar beschadigd. Deze verstoorde verhouding is volledig toe te rekenen aan [verweerder] . Hij heeft niet alleen het vertrouwen van Sitra, maar ook die van de opdrachtgever ernstig geschaad als gevolg waarvan er geen samenwerking meer mogelijk is.
5.1.5
Indien geen sprake is van een e- of g-grond dan is in ieder geval sprake van een combinatie van deze bijna voldragen gronden, zodat op de i–grond de arbeidsovereenkomst dient te worden ontbonden.
5.1.6
Herplaatsing van [verweerder] door Sitra niet ligt in de rede. Vertrouwen en eerlijkheid zijn bij het vervullen van een chauffeurs functie, maar ook bij iedere ander functie essentieel.
5.1.7
Aangezien er sprake is van ernstig verwijtbaarheid handelen van [verweerder] is er geen transitievergoeding aan [verweerder] verschuldigd.
7. De beoordeling van
het verzoek van [verzoeker]
7.1
heeft ter zitting aangegeven dat hij het primair verzochte handhaaft en dus geen “switch” zal toepassen. De kantonrechter zal dan ook beoordelen of het ontslag op staande voet moet worden vernietigd.
7.2
Eerst dient te worden beoordeeld of het ontslag op staande voet onverwijld is gegeven.
7.3
Voor de vraag of het ontslag onverwijld is gegeven, is beslissend het tijdstip waarop de dringende reden voor dat ontslag ter kennis is gekomen van degene die bevoegd was het ontslag te verlenen. De van een werkgever te vergen mate van voortvarendheid is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder de aard en omvang van een eventueel noodzakelijk onderzoek en de eventuele noodzaak tot het inwinnen van rechtskundig advies.
7.4
[verzoeker] is in de nacht van 16 op 17 januari 2020 te laat op het werk verschenen. Sitra start een onderzoek en deelt [verzoeker] mee dat hij gedurende het onderzoek is geschorst en dat hij tijdens de schorsing geen toegang meer heeft tot het terrein van de opdrachtgever. In de nacht van 19 op 20 januari 2020 heeft [verzoeker] het terrein van de Suiker Unie betreden. Nadat Sitra op de hoogte is gebracht dat [verzoeker] op het terrein van de Suiker Unie is geweest, heeft Sitra [verzoeker] op staande voet ontslagen. Gelet op het tijdsverloop is er door Sitra voldoende voortvarend gehandeld. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat het ontslag onverwijld is gegeven en ook aan [verzoeker] onverwijld is medegedeeld.
7.5
Hierna zal worden beoordeeld of het ontslag op staande voet terecht is gegeven alsmede of Sitra moet worden veroordeeld tot doorbetaling van loon aan [verzoeker] .
7.6
Uit artikel 7:681 lid 1 sub a BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever kan vernietigen, indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Gelet op dat artikel kan de werkgever de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig opzeggen zonder schriftelijke instemming van de werknemer. Op grond van artikel 7:671 lid 1 sub c BW geldt die eis niet wanneer de opzegging geschiedt op grond van artikel 7:677 lid 1 BW, waarin is bepaald dat ieder der partijen bevoegd is de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij.
7.7
Ingevolge artikel 7:678 lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende redenen als vorenbedoeld beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren in de beschouwing te worden betrokken de aard en ernst van hetgeen werkgever als dringende reden aanmerkt, en verder onder meer de aard van de dienstbetrekking, de duur daarvan en de wijze waarop de werknemer de dienstbetrekking heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden.
7.8
Sitra heeft deze drie gedragingen: 1) te laat op werk, 2) rijden zonder bestuurderspas e.d. 3) betreden van terrein van de Suiker Unie aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegd.
7.9
Als onweersproken staat vast dat [verzoeker] in de nacht van 16 op 17 januari 2020 te laat op zijn werk was. [verzoeker] heeft erkend dat hij de rit te laat heeft uitgevoerd waardoor hij de lading bij de Suiker Unie te laat heeft gelost. Eveneens staat vast dat hij die rit zonder bestuurderspas, boordcomputer en digitale tachograaf is gaan rijden. Ook staat vast dat [verzoeker] zich op 18 januari 2020 – tijdens zijn schorsing – zich op het terrein van de opdrachtgever heeft begeven. Partijen verschillen echter van mening of [verzoeker] wel of niet van de mededeling van Sitra dat hij zich niet op het terrein van de opdrachtgever mocht begeven op de hoogte was. Het antwoord op deze vraag is voor de beoordeling van de vraag of het ontslag op staande voet terecht is gegeven niet relevant.
7.10
De kantonrechter is namelijk van oordeel dat bovengenoemde gedragingen van [verzoeker] - zowel op zich beschouwd, als in onderlinge samenhang bezien - in de gegeven omstandigheden, geen dringende reden voor ontslag opleveren. [verzoeker] heeft weliswaar onjuist gehandeld bij het uitvoeren van de rit van 16 op 17 januari 2020 door zonder overleg met zijn werkgever te rijden zonder bestuurderspas, tachograaf en boordcomputer, alsmede om tijdens de schorsing het terrein van de opdrachtgever te betreden, maar de aard en ernst van zijn handelen levert geen dringende reden voor een ontslag op staande voet op.
7.11
Daarbij wordt eerst in aanmerking genomen dat niet is gebleken dat het te laat komen bij de Suiker Unie ernstige (financiële) gevolgen heeft gehad voor haar of voor Sitra. Ten tweede is niet gebleken dat Sitra – hoewel zij zich op het standpunt stelt dat het rijden zonder bestuurderspas een ‘doodzonde’ is – in dit kader een schriftelijk beleid heeft waarin staat dat bij overtreding van het rijden zonder bestuurderspas daarvan ontslag kan volgen. Sitra heeft ter zitting nader toegelicht dat zij zowel [verzoeker] verwijt dat hij zonder bestuurderspas is gaan rijden alsook dat hij dat niet vooraf heeft gemeld en in overleg is getreden voordat hij is gaan rijden. Ook op dit laatste punt – het in overleg treden met zijn leidinggevende - ontbreekt schriftelijk beleid. Tenslotte is niet gebleken van eerdere vergelijkbare incidenten. Weliswaar is sprake geweest van een eerdere waarschuwing op 6 november 2019, maar die had betrekking op iets anders en [verzoeker] heeft ter zitting dat voorval uitdrukkelijk betwist. Niet valt in te zien waarom Sitra in de gegeven omstandigheden niet een minder verstrekkende maatregel had kunnen nemen in plaats van de als ultimum remedium geldende maatregel van ontslag op staande voet. Dit had gelet op de gevolgen die een ontslag op staande voet voor [verzoeker] heeft, wel van Sitra mogen worden verwacht.
7.12
Geconcludeerd moet worden dat het ontslag op staande voet niet terecht is gegeven. Nu er geen sprake is geweest van een dringende reden voor een ontslag op staande voet is er aldus opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW in combinatie met artikel 7:677 BW. Het primair onder punt a verzochte verzoek tot vernietiging van de onverwijlde opzegging zal dan ook worden toegewezen.
7.13
Nu het ontslag op staande voet wordt vernietigd, duurt de arbeidsovereenkomst voort en heeft [verzoeker] recht op loon tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd. Sitra heeft in dit kader nog aangevoerd dat [verzoeker] reeds ander werk heeft en inkomen ontvangt. Sitra heeft verzocht om de loonvordering af te wijzen omdat [verzoeker] niet beschikbaar was voor werk dan wel het loon/inkomen dat [verzoeker] vanaf 20 januari 2020 heeft ontvangen in mindering te brengen op het loon dat in die situatie nog verschuldigd zou zijn.
7.14
De kantonrechter is van oordeel dat het verschuldigde loon vanaf 1 januari 2020 toewijsbaar is. Indien [verzoeker] niet op staande voet was ontslagen door Sitra, dan had [verzoeker] niet elders hoeven te werken. Niet valt in te zien dat Sitra het recht heeft om achterstallig loon met ander inkomen te verrekenen, nog daargelaten dat sprake was van een vernietigbare opzegging.
7.15
Dit betekent dat het onder punt b verzochte verzoek tot doorbetaling van het loon vanaf 1 januari 2020 tot het einde van de arbeidsovereenkomst eveneens zal worden toegewezen
7.16
De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de datum van het opeisbaar worden van de betreffende loonbedragen. De gevorderde wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW zal ook worden toegewezen, omdat Sitra te laat heeft betaald, waarbij de kantonrechter in de omstandigheden van het geval aanleiding ziet om deze te matigen tot 20%.
7.17
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten zal als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.
7.18
Sitra zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
De (voorwaardelijke) tegenverzoeken van Sitra
7.19
De door Sitra gevorderde gefixeerde schadevergoeding ex artikel 7:677 lid 2 en 3 BW wordt afgewezen, omdat hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is.
7.20
Sitra heeft verzocht om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, voorwaardelijk, voor het geval de arbeidsovereenkomst niet is geëindigd door het ontslag op staande voet. Die voorwaarde waaronder het verzoek is gedaan, is vervuld, omdat het ontslag op staande voet wordt vernietigd.
7.21
Hiervoor is onder overwegingen 7.10-7.12 geoordeeld dat geen sprake is geweest van een dringende reden voor een ontslag op staande voet. Diezelfde overwegingen leiden ook tot het oordeel dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoeker] .
7.22
De kantonrechter zal de arbeidsovereenkomst wel ontbinden wegens een verstoorde arbeidsverhouding, omdat op de zitting is gebleken dat beide partijen inmiddels van mening zijn dat daarvan sprake is. Overigens is gelet op de conflicten en meningsverschillen tussen partijen ook voor de kantonrechter duidelijk dat de arbeidsrelatie geen enkele toekomst meer heeft. Daarmee doet zich een redelijke grond voor ontbinding voor, ook omdat herplaatsing niet (meer) in de rede ligt.
7.23
Gelet op de hierboven genoemde omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat de ontstane situatie in overwegende mate aan [verzoeker] is te wijten, maar van ernstige verwijtbaarheid van [verzoeker] is geen sprake.
7.24
De kantonrechter zal het verzoek op de subsidiaire grondslag toewijzen. De arbeidsovereenkomst zal met toepassing van artikel 7:671b lid 9, onderdeel a, BW worden ontbonden met ingang van 1 augustus 2020. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, waarbij een opzegtermijn van één maand geldt, verminderd met de duur van deze procedure, met dien verstande dat een termijn van ten minste een maand resteert. Voor toepassing van de onder artikel 7:671 b lid 9 onder b BW bedoelde afwijking is geen reden, nu uit het vorenstaande volgt dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoeker] .
7.25
Nu er geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, heeft [verzoeker] op grond van artikel 7:673 lid 1 BW recht op een transitievergoeding. Uitgegaan zal worden van het bruto maandsalaris van € 2.670,89, met 8% vakantiegeld en van indiensttreding per 7 januari 2019, zodat er een transitievergoeding uitkomt van € 1.510,76 bruto.
7.26
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht behoeft geen bespreking meer, nu dit, in het licht van hetgeen in deze beschikking is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden.
7.27
Gelet op de aard van de procedure worden de proceskosten gecompenseerd.
8. De beslissing
In het verzoek van [verzoeker]
vernietigt het op 20 januari 2020 door Sitra aan [verzoeker] gegeven ontslag op staande voet;
veroordeelt Sitra tot betaling van het salaris van [verzoeker] van € 2.670,89 bruto per maand vanaf 1 januari 2020 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig zal zijn geëindigd, te vermeerderen met al het overige dat Sitra uit hoofde van de arbeidsovereenkomst, collectieve arbeidsovereenkomst, wet of andere regeling verschuldigd is of nog zal zijn, zulks op de gebruikelijke wijze en tijdstippen, almede te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 20% ex artikel 7:625 BW en het aldus verhoogde bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente ingevolge artikel 6:119 BW, vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Sitra in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [verzoeker] vastgesteld op € 236,00 aan verschotten en € 721,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad en wijst het meer of anders verzochte af;
ontbindt de onderhavige arbeidsovereenkomst met ingang van 1 augustus 2020;
kent aan [verweerder] ten laste van Sitra, een transitievergoeding van € 1.510,76 bruto toe, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW hierover vanaf een maand te rekenen vanaf de ontbinding van de arbeidsovereenkomst tot aan de dag der algehele voldoening;
compenseert de kosten van de procedure zodat ieder der partijen de eigen kosten blijft dragen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad en wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J.M. van Breevoort uitgesproken ter openbare terechtzitting.
821