In het onderhavige geval onderging [verweerder] gelijk bij aanvang van zijn dienstverband een opleidingstraject waarbij hij één-op-één begeleiding kreeg van een mentor. Het ligt voor de hand dat hij voortdurend feedback kreeg over zijn functioneren. In het licht van het opleidingstraject hoefde [verweerder] bij negatieve feedback niet automatisch te verwachten dat het slecht ging met zijn voortgang. Indien [verzoekster] op het punt stond haar vertrouwen te verliezen dat [verweerder] zijn opleidingstraject succesvol kon afronden, lag het op haar weg om [verweerder] niet alleen duidelijk te maken dat zijn voortgang wezenlijk achterbleef, maar ook wat de gevolgen zouden zijn indien hij niet binnen afzienbare termijn verbeteringen zou laten zien. In dat verband merkt de kantonrechter op dat [naam 10] zelf verklaart dat hij tijdens het gesprek op 29 september 2019 met [verweerder] een andere aanpak van de mentor, een gedragsverandering en focus op de opleiding heeft besproken en dat hij aan [verweerder] heeft medegedeeld dat die nieuwe aanpak ertoe diende te leiden dat de opleiding succesvol kon worden voortgezet. Ook heeft hij aan [verweerder] te kennen gegeven dat, indien die aanpak niet zou werken, [verzoekster] zich zou beraden of er binnen haar organisatie nog wel werk is voor [verweerder] . In het verslag van het gesprek van 29 september 2019 is vermeld dat de opleiding langer gaat duren en dat het volgende evaluatiemoment op 21 oktober 2019 zal zijn. Daarmee moest het voor [verweerder] weliswaar duidelijk zijn dat het menens was, maar mocht hij ook verwachten dat hij behoorlijk in de gelegenheid werd gesteld om zich alsnog te bewijzen met de nieuwe aanpak. Niet gebleken is dat hij het niet eens was met de voorgestelde nieuwe aanpak.
Vaststaat vervolgens dat [verweerder] , in verband met de medische toestand van zijn vader, zorgverlof heeft opgenomen en in de periode van 3 oktober t/m 13 oktober 2019 afwezig was in verband met zijn verblijf in Spanje, waar zijn vader tijdens zijn vakantie een hersenbloeding gekregen had. Met ingang van 14 oktober 2019 heeft hij zijn opleiding weer opgepakt. Blijkens de verklaringen van leidinggevenden heeft mentor [naam 9] op 15 oktober 2019 aan [naam 10] te kennen gegeven dat dezelfde punten uit het vorige gesprek nog steeds spelen en dat hij het niet zinvol vindt om de opleiding voort te zetten. Op 16 oktober 2019 heeft [naam 10] meegekeken met de begeleiding van [verweerder] en is hij tot dezelfde conclusie gekomen. Op 22 oktober 2019 is [verweerder] vrijgesteld van werkzaamheden, waarna [verzoekster] stappen heeft ondernomen om te komen tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met [verweerder] .
De kantonrechter stelt vast dat tussen 29 september 2019 en 22 oktober 2019 een periode van ca. 3 weken zit, waarvan [verweerder] 1,5 week afwezig is vanwege zorgverlof. Het geplande evaluatiemoment van 21 oktober 2019 heeft niet plaatsgevonden. Feitelijk hebben de mentor en leidinggevende van [verweerder] al twee dagen nadat [verweerder] zijn opleiding had hervat, na een voor [verweerder] ongetwijfeld zware periode in verband met de medische toestand van zijn vader, besloten dat de opleiding geen zin had. De conclusie van [naam 10] op 16 oktober 2019 dat er geen kans was dat [verweerder] zijn opleiding kon afronden, is, gezien het korte tijdsbestek en tegen de achtergrond van hetgeen partijen op 29 september 2019 hadden afgesproken, te voorbarig. Daarbij speelt mee dat [verzoekster] op de hoogte was van de privé-situatie van [verweerder] met betrekking tot de medische toestand van zijn vader en dat hij in verband daarmee zorgverlof heeft opgenomen. Niet gebleken is dat [verzoekster] na de terugkeer van [verweerder] die omstandigheid heeft meegewogen bij haar eenzijdige besluit de opleiding stop te zetten.
De stelling van [verzoekster] dat de handelwijze van [verweerder] leidt tot onveilige situaties, is door [verweerder] betwist en is niet komen vast te staan. Niet gebleken is dat [verweerder] hiervoor een waarschuwing heeft gehad en ook overigens heeft [verzoekster] deze stelling niet nader met concrete feiten onderbouwd.