Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBROT:2020:754

Rechtbank Rotterdam
31-01-2020
03-02-2020
8252504 / VZ VERZ 20-124
Hoger beroep: ECLI:NL:GHDHA:2020:2174, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Arbeidsrecht
Beschikking

Kantonrechter past art. 69 Rv toe. Vordering tijdig is ingediend. Geldig proeftijdbeding overeengekomen. Werkgever wordt geacht de opzegging van de arbeidsovereenkomst tijdens de proeftijd te hebben ingetrokken, nu werknemer na ontslag nog heeft gewerkt.

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2020-0121
JAR 2020/62 met annotatie van Arntz, T.
VAAN-AR-Updates.nl 2020-0121
Brightmine 2020-20003153

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8252504 / VZ VERZ 20-124

uitspraak: 31 januari 2020

beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,

in de zaak van

[naam verzoeker] ,

wonende te [woonplaats verzoeker] ,

verzoeker,

tevens verweerder in het voorwaardelijk ontbindingsverzoek,

gemachtigde: mr. S. Verweel-Nauman, advocaat te Oostvoorne,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

ELITE SECURITY FORCE B.V.,

gevestigd te Capelle aan den IJssel,

verweerster,

tevens verzoekster in het voorwaardelijk ontbindingsverzoek,

gemachtigde: mr. M.Y. van Oel, advocaat te Rotterdam.

Partijen worden hierna aangeduid als “ [naam verzoeker] ” en “Elite”.

1 Het verloop van de procedure

1.1

Van de volgende processtukken is kennisgenomen:

  • -

    het exploot van dagvaarding van 30 juli 2019 met producties;

  • -

    de rolbeslissing d.d. 27 augustus 2019;

  • -

    de conclusie van antwoord;

  • -

    de ter rolzitting d.d. 10 oktober 2019 door [naam verzoeker] ingediende akte uitlaten met producties;

  • -

    het tussenvonnis d.d. 10 oktober 2019 waarbij een comparitie van partijen is gelast;

  • -

    de door [naam verzoeker] bij brief d.d. 19 november 2019 overgelegde aanvullende producties;

  • -

    de door Elite bij brief d.d. 19 november 2019 overgelegde producties;

  • -

    de door Elite bij brief d.d., 20 november 2019 overgelegde aanvullende productie.

1.2

De comparitie van partijen is gehouden op 20 november 2019. De kantonrechter heeft bij die gelegenheid gebruik gemaakt van de mogelijkheid van artikel 69 Rv om de dagvaardingsprocedure om te zetten in een verzoekschriftprocedure, nu [naam verzoeker] de vordering, gelet op het bepaalde in artikel 7:686a lid 2 BW, ten onrechte bij dagvaarding aanhangig heeft gemaakt. De kantonrechter heeft de zaak vervolgens verwezen naar 4 december 2019, ten einde [naam verzoeker] in de gelegenheid te stellen zijn grondslag van het verzoek nader toe te lichten alsmede zich uit te laten over een aantal punten zoals vermeld in het van de comparitie van partijen opgemaakte proces-verbaal.

1.3

Bij brief d.d. 4 december 2019 met producties heeft [naam verzoeker] zich zoals voornoemd uitgelaten. Daarop heeft Elite op 23 december 2019 bij akte uitlaten alsmede een verweerschrift, tevens zijnde voorwaardelijk ontbindingsverzoek, met producties gereageerd.

1.4

Vervolgens heeft Elite, in aanloop naar de geplande voortzetting van de mondelinge behandeling, bij brief d.d. 9 januari 2020 nog een aanvullende productie overgelegd. De mondelinge behandeling is gehouden op 10 januari 2020. Beide partijen zijn ter zitting verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden door de griffier.

1.5

De uitspraak van de beschikking is door de kantonrechter op heden bepaald.

2 De feiten

In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten:

2.1

[naam verzoeker] is per 1 mei 2019 bij Elite in dienst getreden in de functie van Event Security Officer, waarbij de werkzaamheden worden verricht bij Holland Casino Rotterdam.

2.2

Eerder heeft [naam verzoeker] in dezelfde functie via Benjamin Services en Frontline Solutions (hierna: Frontline) werkzaamheden bij Holland Casino Rotterdam verricht.

2.3

Op 29 mei 2019 heeft [naam verzoeker] van Elite een schriftelijk stuk met als titel “Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd” ontvangen. Op het eerste blad, dat door [naam verzoeker] is ondertekend, is onder meer vermeld:

Artikel 1: ingangsdatum

1. De werknemer treedt bij de werkgever in dienst per 01-05-2019.

(…)

Artikel 3: duur

1. De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor de duur van 7 maanden en eindigt daarom van rechtswege op 01-12-2019.

(…)

Artikel 5: proeftijd

1. De eerste maand van de arbeidsovereenkomst zal gelden als proeftijd. Gedurende deze periode is de dienstbetrekking per direct opzegbaar voor zowel werkgever als werknemer.

2.4

[naam verzoeker] heeft van Elite een schrijven d.d. 30 mei 2019 ontvangen met de volgende inhoud:

Betreft: Beëindiging arbeidsovereenkomst

Heirbij berichten wij u met inachtneming van het overeengekomen proeftijdbeding dat wij uw arbeidsovereenkomst met Elite Security Force per direct beëindigen.”

3 Het verzoek

3.1

[naam verzoeker] heeft bij verzoekschrift verzocht, voor zover de wet zulks toelaat, uitvoerbaar bij voorraad:

I. de opzegging van de arbeidsovereenkomst door Elite te vernietigen;

II. Elite te veroordelen om [naam verzoeker] in de gelegenheid te stellen zijn werkzaamheden van security medewerker bij Holland Casino onverkort en volledig te verrichten en te blijven verrichten op straffe van een dwangsom van € 750,- voor iedere dag of gedeelte van de dag dat Elite niet aan de beschikking voldoet;

III. Elite te veroordelen om het achterstallige loon vanaf 3 juni 2019 aan [naam verzoeker] te voldoen, vermeerderd met de maximale wettelijke verhoging alsmede de wettelijke rente over zowel het loon als de wettelijke verhoging tezamen;

IV. Elite te veroordelen in de kosten van de procedure, het salaris van gemachtigde en de kosten van de executie daaronder begrepen.

3.2

Aan het verzoek heeft [naam verzoeker] – samengevat weergegeven en voor zover hierna van belang – het volgende ten grondslag gelegd.

3.3

[naam verzoeker] is per 1 mei 2019 bij Elite in dienst getreden. Hoewel partijen hadden afgesproken dat Elite [naam verzoeker] onder dezelfde voorwaarden als waaronder [naam verzoeker] werkzaam was voor Frontline zou overnemen, zijnde op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, voor vier dagen in de week, met dezelfde werktijd, ontving [naam verzoeker] nadat hij al was gestart met zijn werkzaamheden, op 29 mei 2019 een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met een proeftijd van een maand. Alleen pagina 1 van voornoemde arbeidsovereenkomst is door [naam verzoeker] getekend. [naam verzoeker] stelt zich op het standpunt dat overeenkomstig hetgeen partijen mondeling waren overeengekomen, er een arbeidsovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen voor onbepaalde tijd.

3.4

[naam verzoeker] was de hele maand mei 2019 voor 4 dagen per week van 22.00 uur tot 05.00 uur ingeroosterd door Elite, derhalve voor 28 uur per week. Op 20 mei 2019 heeft [naam verzoeker] Elite op de hoogte gesteld van de omstandigheid dat hij op 5 juni 2019 een operatie zou moeten ondergaan. Op 30 mei 2019 heeft [naam verzoeker] van Elite een schrijven ontvangen, inhoudende dat de arbeidsovereenkomst met inachtneming van het overeengekomen proeftijdbeding per direct zou worden beëindigd.

3.5

[naam verzoeker] stelt zich op het standpunt dat er geen rechtsgeldig proeftijdbeding is overeengekomen, nu het beding allereerst niet overeen komt met hetgeen mondeling tussen partijen was afgesproken en [naam verzoeker] hiervoor ook niet heeft willen tekenen. Dat [naam verzoeker] pagina 1 van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd heeft getekend, maakt nog niet dat een rechtsgeldig proeftijdbeding is overeengekomen, nu het daarvoor noodzakelijk is dat ook de andere pagina’s van de arbeidsovereenkomst zijn ondertekend. Het proeftijdbeding dient daarnaast direct bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst overeengekomen te worden.

3.6

[naam verzoeker] stelt daarnaast dat geen proeftijdbeding overeengekomen had mogen worden, nu sprake is van opvolgend werkgeverschap. [naam verzoeker] wijst er daarbij op dat hij sedert oktober 2017 via verschillende bedrijven, waaronder Benjamin Services en Frontline, in dezelfde functie bij Holland Casino heeft gewerkt. Nu sprake is van opvolgend werkgeverschap, geldt ingevolge het bepaalde in artikel 7:652 BW alsmede artikel 95a van de toepasselijke Cao Particuliere Beveiliging dat er geen proeftijdbeding geldt, alsmede dat een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tot stand is gekomen.

3.7

In het geval wordt geoordeeld dat er wel een rechtsgeldig proeftijdbeding is overeengekomen, dan stelt [naam verzoeker] dat Elite misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid om het proeftijdbeding in te roepen. [naam verzoeker] vermoedt dat de reden van de opzegging zijn aankondiging is dat hij in juni 2019 geopereerd zou moeten worden. Er is dan ook geen enkele relatie tussen de reden voor het ontslag en het doel van de proeftijd.

Elite heeft aan [naam verzoeker] ook medegedeeld dat het ontslag enkel is ingegeven door de op handen zijnde operatie van [naam verzoeker] , dat hij de ontslagbrief als niet ontvangen kon beschouwen en dat hij na zijn herstel zijn werkzaamheden weer gewoon zou kunnen hervatten.

3.8

[naam verzoeker] betwist daarnaast dat de arbeidsovereenkomst is beëindigd met inachtneming van het proeftijdbeding, nu hij op 30 mei 2019 en 2 juni 2019 nog gewoon heeft gewerkt. Daarnaast heeft hij zich ten aanzien van zijn inroostering op 3 juni 2019 nog afgemeld bij Elite in verband met zijn komende operatie, welke afmelding ook is geaccepteerd. Elite heeft ook laten weten aan [naam verzoeker] dat hij zich na zijn operatie weer gewoon kon melden voor werk. Uit de door [naam verzoeker] overgelegde WhatsApp-correspondentie van 9 juli 2019 volgt ook dat de planning van Elite tot week 30 al is gemaakt en dat er met ingang van maandag 29 juli 2019 weer met de werkzaamheden kan worden gestart.

3.9

Het voorgaande leidt er volgens [naam verzoeker] toe dat Elite de arbeidsovereenkomst met hem niet op rechtsgeldige wijze heeft beëindigd en deze nog voortduurt. [naam verzoeker] heeft zich beschikbaar gehouden voor het verrichten van werk. [naam verzoeker] heeft daarnaast recht op doorbetaling van het salaris totdat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze wordt beëindigd.

4 Het verweer

4.1

Elite verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, de verzoeken van [naam verzoeker] af te wijzen, met veroordeling van [naam verzoeker] in de kosten van de procedure.

4.2

Het verzoek tot vernietiging van de opzegging is niet tijdig ingediend. Het ontslag heeft op 29 mei 2019 plaatsgevonden zodat, gelet op het bepaalde in artikel 7:686a lid 4 BW, het verzoek tot vernietiging van de opzegging binnen twee maanden na deze datum, zijnde uiterlijk op 29 juli 2019 ontvangen had moeten zijn. Zowel in het geval wordt uitgegaan van de dagvaarding, die is uitgebracht op 30 juli 2019, als van het nadien ingediende verzoekschrift, gedateerd op 30 september 2019, is het verzoek te laat gedaan. In de dagvaarding is bovendien in het petitum geen vordering tot vernietiging van het ontslag geformuleerd, zodat strikt genomen de vernietiging van de opzegging pas bij verzoekschrift d.d. 30 september 2019 is ingeroepen.

4.3

Tussen Elite en [naam verzoeker] is een oproepovereenkomst tot stand gekomen voor de duur van 7 maanden, van rechtswege eindigend op 1 december 2019 met een proeftijd van een maand. Nu de samenwerking tussen partijen niet zo verliep als gehoopt en Elite geen vruchtbare samenwerking in de toekomst voorzag, heeft Elite [naam verzoeker] op 29 mei 2019, met inachtneming van de overeengekomen proeftijd, mondeling ontslagen, welk ontslag bij brief d.d. 30 mei 2019 nogmaals is bevestigd. [naam verzoeker] had moeite met het aanvaarden van zijn ontslag, bleef nadien herhaaldelijk de directeur van Elite, de heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ), lastigvallen en heeft op 11 juli 2019 [naam 1] zelfs met de dood bedreigd.

4.4

Partijen zijn wel degelijk een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met een rechtsgeldig proeftijdbeding overeengekomen. De arbeidsovereenkomst met daarin opgenomen het proeftijdbeding, is door [naam verzoeker] ondertekend. Betwist wordt dat tussen partijen daarvan afwijkende mondelinge afspraken zijn gemaakt.

4.5

In het onderhavige geval was geen sprake van opvolgend werkgeverschap. Uit de door [naam verzoeker] overgelegde stukken volgt niet dat er een arbeidsovereenkomst met Benjamin Services bestond. Voorgaande wordt door Elite ook betwist. Uit de door [naam verzoeker] overgelegde stukken met betrekking tot Frontline volgt daarnaast slechts, dat voor zover er een contractuele relatie was met Frontline, deze dient te worden gekwalificeerd als een overeenkomst van opdracht. Voorgaande wordt te meer bevestigd door het uurtarief dat [naam verzoeker] ontving. Tussen [naam verzoeker] en Frontline was derhalve geen sprake van een dienstverband. Uit artikel 95a van de toepasselijke Cao Particuliere Beveiliging volgt dat de verplichtingen van de verwervende partij enkele gelden bij het aanbieden van een arbeidsovereenkomst aan een werknemer van de latende partij. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake geweest. Ook op basis van artikel 7:652 BW kan niet worden aangenomen dat sprake is van opvolgend werkgeverschap, nu ook dit artikel enkel van toepassing is in het geval sprake is van een werknemer en een vorige werkgever. Het proeftijdbeding is dan ook rechtsgeldig overeengekomen.

4.6

Betwist wordt dat Elite misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid het overeengekomen proeftijdbeding in te roepen. Een proeftijd is bedoeld om partijen de mogelijkheid te bieden om, alvorens aan elkaar gebonden te zijn, een onderzoeksperiode te hebben die ertoe dient om zich van elkaars hoedanigheden, de aard van het werk, de arbeidsomstandigheden en de geschiktheid van de werknemers om het werk te verrichten proefondervindelijk op de hoogte te stellen. [naam verzoeker] heeft nooit eerder voor Elite gewerkt. Elite vond [naam verzoeker] onbetrouwbaar en was niet gecharmeerd van de intimiderende houding van [naam verzoeker] jegens haar bestuurder en overige werknemers. Om die reden besloot zij de arbeidsovereenkomst met [naam verzoeker] niet voort te zetten.

4.7

Uit geen enkel schrijven volgt dat Elite het ontslag heeft ingetrokken en [naam verzoeker] instructies heeft gegeven om op 30 mei en 2 juni 2019 te gaan werken bij Holland Casino. [naam verzoeker] heeft misbruik gemaakt van de informatieachterstand van de heer [naam 2] , zijnde planner bij Elite, door te doen alsof hij niet ontslagen was. De inroostering van [naam verzoeker] voor die dagen, alsook voor 3 juni 2019, heeft ruim voor zijn ontslag plaatsgevonden. Dat [naam verzoeker] zich kennelijk heeft gemeld bij Holland Casino op 30 mei en 2 juni 2019, terwijl hij wist ontslagen te zijn, toont enkel aan dat hij op slinkse wijze misbruik probeert te maken van de informatieachterstand omtrent zijn ontslag bij Holland Casino en het feit dat de werkzaamheden bij een derde partij werden uitgevoerd. Voorgaande getuigt van slecht werknemerschap. Elite heeft op voornoemde dagen een van haar andere medewerkers naar Holland Casino gestuurd ten einde daar in de plaats van [naam verzoeker] werkzaamheden te verrichten. Deze werknemers zijn door [naam verzoeker] echter geïntimideerd en weggestuurd. Uit de door [naam verzoeker] overgelegde stukken volgt ook niet dat [naam verzoeker] door Elite voor deze dagen is uitbetaald en voor zover dit wel is gebeurd, is dit onverschuldigd gedaan.

4.8

Elite stelt zich op het standpunt dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd. De vordering tot wedertewerkstelling en de daaraan gekoppelde dwangsom zijn niet toewijsbaar, nu partijen een oproepovereenkomst (nul-urencontract) zijn overeengekomen en op Elite geen verplichting rust om [naam verzoeker] op te roepen. In het geval van arbeidsongeschiktheid geldt daarnaast dat niet 100% van het salaris hoeft te worden doorbetaald. [naam verzoeker] heeft zich op 3 juni 2019 ziek gemeld. Van een betermelding is geen sprake geweest. Ook de gevorderde rente en wettelijke verhoging moeten worden afgewezen.

5 Het voorwaardelijk ontbindingsverzoek

5.1

Elite verzoekt de arbeidsovereenkomst tussen Elite en [verweerder] te ontbinden (uitvoerbaar bij voorraad), primair op basis van artikel 7:669 lid 3 sub e BW, subsidiair op basis van artikel 7:669 lid 3 sub g BW per 30 juli 2019, dan wel per 20 november 2019, dan wel op een zo kort mogelijke termijn, althans met ingang van de datum die de kantonrechter in goede justitia zal vernemen te behoren en het in de wet daaromtrent bepaalde, kosten rechtens, zonder welke vorm van vergoeding voor [verweerder] dan ook.

5.2

Primair stelt Elite dat, gelet op de doodsbedreiging van [verweerder] , van haar niet langer gevergd kan worden dat de arbeidsovereenkomst blijft voortduren. Een werknemer die zijn werkgever op deze wijze met de dood bedreigt, heeft geen enkele plaats binnen de organisatie van de werkgever.

5.3

Subsidiair stelt Elite dat de arbeidsovereenkomst dient te worden ontbonden op grond van artikel 7:669 lid 3 sub g BW. Uit al het voornoemde blijkt immers genoegzaam dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding tussen partijen.

6 De beoordeling

6.1

Gebleken is dat [naam verzoeker] zijn vordering, gelet op het bepaalde in artikel 7:686a lid 2 BW, ten onrechte bij dagvaarding aanhangig heeft gemaakt. Bij tussenbeslissing, uitgesproken tijdens de comparitie van partijen d.d. 20 november 2019, heeft de kantonrechter gebruik gemaakt van de mogelijkheid van artikel 69 Rv om de dagvaardingsprocedure om te zetten in een verzoekschriftprocedure. De procedure is nadien dan ook voortgezet als verzoekschriftprocedure.

6.2

Ter comparitie van partijen d.d. 20 november 2019 heeft de kantonrechter tevens beslist dat de dagvaarding in die zin gelezen moet worden, dat daarin tevens om vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst van 30 mei 2019 wordt verzocht. Redelijkerwijze kan daarover bij Elite ook geen misverstand zijn gerezen, temeer nu aan het slot van randnummer 4 met zoveel woorden gesteld wordt door [naam verzoeker] “dat het proeftijdbeding niet rechtsgeldig is overeengekomen en dat het ontslag op 30 mei derhalve vernietigbaar is”.

6.3

Ingevolge het bepaalde in artikel 7:686a lid 4 sub a BW geldt dat de bevoegdheid om een verzoekschrift bij de kantonrechter in te dienen vervalt twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd. Door de kantonrechter is reeds beslist dat het verzoek, uitgaande van de datum van het uitbrengen van de dagvaarding, zijnde 30 juli 2019, en de datum van het einde van de arbeidsovereenkomst, tijdig is ingediend. Ten aanzien van de einddatum van de arbeidsovereenkomst is overwogen, dat Elite weliswaar heeft gesteld dat het ontslag op 29 mei 2019 mondeling aan [naam verzoeker] is aangezegd, doch dat, noch daargelaten dat dat ontslag door [naam verzoeker] wordt betwist, in de ontslagbrief gedateerd op 30 mei 2019 door Elite is gesteld dat de arbeidsovereenkomst ‘per direct’ beëindigd wordt. Uitgegaan wordt dan ook van de omstandigheid dat het ontslag op 30 mei 2019 is gegeven, zodat het verzoek tot vernietiging van de opzegging voor het laatst gedaan kon worden op 30 juli 2019. Dat is ook gebeurd, nu vaststaat dat de dagvaarding op 30 juli 2019 is uitgebracht.

6.4

[naam verzoeker] heeft zich onder meer op het standpunt gesteld dat partijen (mondeling) een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zijn overeengekomen. Voorgaande is door Elite, onder overlegging van een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, zijnde voor de duur van zeven maanden, betwist. Nu tussen partijen in ieder geval vaststaat dat zij een arbeidsovereenkomst zijn aangegaan, wordt in beginsel tot uitgangspunt genomen dat er een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bestaat, tenzij Elite kan aantonen dat het een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is. Ter comparitie van partijen d.d. 20 november 2019 heeft [naam verzoeker] desgevraagd erkend dat hij zijn handtekening c.q. paraaf op pagina 1 van de door Elite overgelegde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd heeft gezet. Deze pagina bevat de (belangrijkste) essentialia van de arbeidsovereenkomst (waaronder ook de omstandigheid dat de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor de duur van 7 maanden). Uit artikel 157 lid 2 Rv volgt dat een onderhandse akte ten aanzien van de verklaring van een partij omtrent hetgeen de akte bestemd is ten behoeve van de wederpartij te bewijzen, tussen partijen dwingend bewijs oplevert van de waarheid van die verklaring. [naam verzoeker] heeft, anders dan zijn eigen stelling, die door Elite gemotiveerd is betwist, niets naar voren gebracht en evenmin stukken overgelegd waaruit volgt dat partijen hiervan afwijkende (mondelinge) afspraken hebben gemaakt. Uitgegaan wordt dan ook van de omstandigheid dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is gesloten.

6.5

[naam verzoeker] heeft voorts betwist dat tussen partijen een rechtsgeldig proeftijdbeding is overeengekomen. Partijen bij een arbeidsovereenkomst die langer duurt dan zes maanden zijn in beginsel vrij om al dan niet een proeftijdbeding overeen te komen. Bij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, wanneer deze langer is dan zes maanden maar korter dan twee jaar, mag maximaal één maand proeftijd worden overeengekomen. Een proeftijd is alleen rechtsgeldig indien deze periode schriftelijk is overeengekomen. Anders dan [naam verzoeker] stelt, kan de proeftijd daarbij ook na het ingaan van de arbeidsovereenkomst overeengekomen worden, zij het dan alleen nog voor de tijd dat de arbeidsovereenkomst korter dan, in het onderhavige geval één maand, heeft geduurd. Nu vaststaat dat [naam verzoeker] pagina 1 van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, waarop het proeftijdbeding staat vermeld, heeft ondertekend, is voldaan aan het schriftelijkheidsvereiste. Uitgegaan wordt dan ook van de omstandigheid dat partijen een proeftijdbeding zijn overeengekomen.

6.6

[naam verzoeker] heeft naar voren gebracht dat sprake is van opvolgend werkgeverschap. In het geval die stellig juist is, zou dit op grond van het bepaalde in artikel 7:652 lid 6 sub c BW en artikel 95a van de Cao Particuliere Beveiliging ten eerste tot gevolg hebben dat er tussen partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in plaats van voor bepaalde tijd tot stand zou zijn gekomen en ten tweede dat er geen proeftijdbeding overeengekomen had mogen worden. Elite heeft echter gemotiveerd betwist dat sprake is van opvolgend werkgeverschap. Nu [naam verzoeker] zich op de rechtsgevolgen van zijn stelling beroept, welke stelling door Elite gemotiveerd is betwist, had het op zijn weg gelegen om het bewijs van die stelling te leveren. De kantonrechter is echter van oordeel dat de door [naam verzoeker] overgelegde stukken daarvoor onvoldoende aanknopingspunten bieden en het bewijs niet is geleverd. Van belang daarbij is dat [naam verzoeker] ten aanzien van Benjamin Services geen door beide partijen ondertekende arbeidsovereenkomst heeft kunnen overleggen en evenmin bewijzen van salarisbetalingen zijn overgelegd. De inhoud van de door [naam verzoeker] met betrekking tot Frontline overgelegde overeenkomsten, waaronder het daarin opgenomen uurtarief, wijzen bovendien meer op het bestaan van een overeenkomst van opdracht dan van een arbeidsovereenkomst. Ook met betrekking tot Frontline heeft [naam verzoeker] voorts geen salarisstroken dan wel bewijs van salarisuitbetalingen kunnen overleggen. Dat sprake is geweest van opvolgend werkgeverschap in de zin van artikel 7:652 lid 6 sub c BW dan wel artikel 95a van de Cao Particuliere Beveiliging is in de onderhavige procedure dan ook niet komen vast te staan.

Het proeftijdbeding is dan ook rechtsgeldig overeengekomen.

6.7

Vaststaat dat Elite door middel van de brief d.d. 30 mei 2019 de arbeidsovereenkomst met [naam verzoeker] binnen het geldende proeftijdbeding heeft beëindigd. [naam verzoeker] heeft echter aangevoerd dat van de zijde van Elite te kennen is gegeven dat het ontslag is gegeven met het oog op de arbeidsongeschiktheid van [naam verzoeker] , dat hij op 30 mei 2019 en 2 juni 2019 nog gewoon heeft gewerkt en dat hij zich voor de dienst van 3 juni 2019 bij de planner van Elite heeft ziekgemeld, welke ziekmelding is geaccepteerd. Voornoemde ziekmelding blijkt ook uit de door [naam verzoeker] overgelegde WhatsApp-correspondentie. Elite heeft tijdens de voortgezette mondelinge behandeling desgevraagd niet weersproken dat [naam verzoeker] op 30 mei 2019 en 2 juni 2019 heeft gewerkt. Volgens Elite zou [naam verzoeker] op deze dagen de door Elite naar Holland Casino gestuurde vervanger hebben weggestuurd. Weliswaar is mogelijk dat Elite ten aanzien van het voorgaande met betrekking tot de dienst welke plaatsvond van 30 op 31 mei 2019 pas in de ochtend van 31 mei 2019 op de hoogte is gesteld, doch het had in ieder geval op haar weg gelegen, indien zij van mening was dat het dienstverband met [naam verzoeker] op 30 mei 2019 door middel van de opzegging was geëindigd, [naam verzoeker] te beletten op 2 juni 2019 zijn werkzaamheden bij Holland Casino te hervatten. Dit heeft Elite echter niet gedaan. De omstandigheid dat de planner de ziekmelding van [naam verzoeker] per 3 juni 2019 heeft aanvaard, maakt de stelling van [naam verzoeker] , inhoudende dat Elite te kennen had gegeven dat [naam verzoeker] aan het ontslag geen aandacht hoefde te besteden, bovendien aannemelijk. Immers, als het de bedoeling was om [naam verzoeker] daadwerkelijk per 30 mei 2019 te ontslaan, zou de ziekmelding ook niet zijn geaccepteerd, althans zou het voor de hand hebben gelegen dat aan hem zou zijn medegedeeld dat zijn dienstverband was beëindigd. Nu Elite voorts ten aanzien van de betermelding en WhatsAppcorrespondentie met betrekking tot de inroostering, die op 9 juli 2019 heeft plaatsgevonden tussen [naam verzoeker] en [naam 2] , geen duidelijke verklaring heeft kunnen geven, gaat de kantonrechter er vanuit dat Elite het tijdens de proeftijd gegeven ontslag nadien weer heeft ingetrokken. De door [naam verzoeker] verzochte vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst wordt dan ook toegewezen.

6.8

Voorgaande betekent dat [naam verzoeker] , nu hij zelf stelt tot en met 2 juni 2019 het loon te hebben ontvangen, vanaf 3 juni 2019 tot aan de einddatum van de arbeidsovereenkomst, zijnde 30 november 2019, recht heeft op doorbetaling van het loon. Uitgegaan wordt daarbij van een arbeidsomvang van 28 uur per week. Ingevolge artikel 71 van de toepasselijke Cao Particuliere Beveiliging geldt dat voor de periode van arbeidsongeschiktheid 70% van het loon verschuldigd is. Voor de periode van arbeidsongeschikt wordt uitgegaan van het moment van ziekmelding per 3 juni 2019 tot aan de betermelding van [naam verzoeker] op 9 juli 2019.

In het dictum van deze uitspraak zal Elite worden veroordeeld tot betaling van het salaris tijdens ziekte op basis van 70% van het uurloon van het in de arbeidsovereenkomst genoemde uurloon van € 15,82 bruto op basis van 28 uur per week. Over de periode van
9 juli 2019 tot 1 december 2019 zal Elite worden veroordeeld tot betaling van 100% van bedoeld salaris.

6.9

Het verzoek tot wedertewerkstelling wordt afgewezen, nu de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd door het verstrijken van de periode van zeven maanden reeds tot een einde is gekomen per 1 december 2019

6.10

De gevorderde wettelijke verhoging is toewijsbaar, met dien verstande dat de kantonrechter met het oog op de gegeven omstandigheden aanleiding ziet deze te matigen tot 15%. De wettelijke rente is eveneens toewijsbaar.

6.11

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen wordt aan de beoordeling van het voorwaardelijk ontbindingsverzoek niet meer toegekomen. De arbeidsovereenkomst is immers al van rechtswege geëindigd per 1 december 2019.

6.12

Elite wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.

7 De beslissing

De kantonrechter:

met betrekking tot het door [naam verzoeker] verzochte:

vernietigt de opzegging van de arbeidsovereenkomst door Elite;

veroordeelt Elite tot betaling van het achterstallige salaris en wel in die zin:

  • -

    dat over de periode van 3 juli 2019 tot aan 9 juli 2019 betaald wordt 70% van het uursalaris van € 15,82 bruto op basis van 28 uur per week;

  • -

    dat over de periode van 9 juli 2019 tot 1 december 2019 100% van het uursalaris van € 15,82 betaald wordt op basis van 28 uur per week;

in beide gevallen te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW van 15% en tevens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der opeisbaarheid tot aan de dag van algehele voldoening;

veroordeelt Elite in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [naam verzoeker] vastgesteld op € 187,54 aan verschotten en € 721,- aan gemachtigden salaris;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders door partijen verzochte;

met betrekking tot het door Elite verzochte:

wijst het verzoek af;

veroordeelt Elite in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [naam verzoeker] begroot op nihil;

Deze beschikking is gegeven door mr. W.J.J. Wetzels en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

495

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.