3.1
[eiser] vordert (na vermeerdering van eis) dat de kantonrechter bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, Smart Install veroordeelt tot betaling aan [eiser] van:
- het achterstallig loon van € 3.033,00 bruto per maand over de periode 1 januari 2019 tot heden, zijnde € 63.693,00,
- de vakantiebijslag van 8% over het brutoloon over de periode van 1 januari 2019 tot heden, zijnde € 5.095,44 en de vakantiebijslag over de periode vanaf 1 augustus 2020 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd;
- de wettelijke verhoging op grond van artikel 7:625 Burgerlijk Wetboek over alle gevorderde loonbedragen en de wettelijke rente daarover, voor wat betreft de bedragen die opeisbaar zijn op het tijdstip van dagvaarden vanaf 1 januari 2019, en voor wat betreft de bedragen die nadien opeisbaar zijn geworden vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van die bedragen, tot aan de dag van betaling;
- de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.411,93;
- met veroordeling van Smart Install tot betaling van de kosten van dit geding, te
voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en indien de proceskosten niet binnen die termijn zijn voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
3.2
Aan de vordering legt [eiser] – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – ten grondslag dat Smart Install gehouden is tot nakoming van haar betalingsverplichtingen voortvloeiend uit de arbeidsovereenkomst, in het bijzonder de op 3 juli 2018 overeengekomen loonsverhoging per 1 januari 2019.
3.3
Het verweer van Smart Install strekt tot niet ontvankelijkverklaring van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vordering, met veroordeling (uitvoerbaar bij voorraad) van [eiser] in de proceskosten.