3.1
[naam eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
1. de verdeling van de nalatenschap van erflater vast te stellen en daarbij te bepalen dat:
a. de thans resterende gemeenschap een saldo heeft van € 150.916,49 en dat iedere deelgenoot daarin gerechtigd is tot een bedrag van € 37.729,12;
b. [naam gedaagde 1] een schuld van € 42.625,- heeft aan (de nalatenschap van) erflater (hetzij op basis van geldlening dan wel op basis van een vordering tot terugbetaling na vernietiging van schenkingen op basis van misbruik van omstandigheden) en dat deze schuld aan hem zal worden toegerekend bij de verdeling op basis van gedwongen schuldtoerekening ex artikel 3:185 lid 1 BW;
c. dat de na verrekening resterende schuld ad € 4.895,88 door [naam gedaagde 1] voldaan zal moeten worden aan de overige deelgenoten;
2. [naam gedaagde 1] te veroordelen tot betaling van € 4.895,88 aan [naam eiser], [naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 3], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum dagvaarding dan wel vanaf datum vonnis;
subsidiair:
3. in het geval de rechtbank aanleiding ziet van de onder 1. en 2. vermelde wijze van verdeling af te wijken, de verdeling in goede justitie vast te stellen dan wel de wijze van verdeling in goede justitie vast te stellen;
primair en subsidiair:
4. veroordeling van [naam gedaagde 1] in de proceskosten.
3.2
[naam eiser] baseert zijn vordering, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, op de stelling dat hij – omdat partijen niet tot overeenstemming kunnen komen omtrent de verdeling van de nalatenschap – recht en belang heeft verdeling ex artikel 3:185 BW te vorderen.
Primair stelt hij zich op het standpunt dat de aan [naam gedaagde 1] verstrekte bedragen aangemerkt moeten worden als leningen, subsidiair stelt hij zich op het standpunt dat, voor zover aangenomen zou moeten worden dat sprake is geweest van schenkingen, deze schenkingen vernietigbaar zijn op grond van misbruik van omstandigheden.
3.4
Bij akte van 14 juli 2021 heeft [naam eiser] het te verdelen banktegoed van € 108.291,49 gewijzigd in € 108.409,32 (verschil +/+ € 117,83).
3.5
Op de stellingen van [naam eiser] en op het verweer van [naam gedaagde 1] gaat de rechtbank hierna, waar nodig, in.