RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 9093420 \ CV EXPL 21-10491
uitspraak: 19 november 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
[eiseres]
,
wonende te [woonplaats eiseres],
eiseres bij exploot van dagvaarding van 3 maart 2021,
gemachtigde aanvankelijk: mr. R. Engel (A2 Legal) te ‘s-Hertogenbosch,
gemachtigde thans: mr. S. Kelder (A2 Legal) te ‘s-Hertogenbosch,
de stichting
Stichting Sint Franciscus Vlietland Groep,
gevestigd en kantoorhoudende te Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. E.T. Oonincx-Vreeburg te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘[eiseres]’ respectievelijk ‘SFVG’.
2. De vaststaande feiten
In deze procedure wordt van het volgende uitgegaan:
2.1.
[eiseres] is op 25 augustus 2004 in dienst getreden als leerling verpleegkundige bij het Sint Franciscus Gasthuis te Rotterdam, de rechtsvoorganger van SFVG. Na diplomering tot verpleegkundige is zij vanaf medio 2008 tot oktober 2018 werkzaam geweest als verpleegkundige, laatstelijk op de afdeling Neurologie/Stroke Unit.
2.2.
[eiseres] is voorzitter van de Ondernemingsraad van SFVG.
2.3.
Op de arbeidsovereenkomst tussen [eiseres] en SFVG is de cao Ziekenhuizen (hierna: de cao) van toepassing.
2.4.
In lid 7 van artikel 7.1.5 van de cao is het volgende opgenomen:
“Een herindeling in een hogere functiegroep is geen bevordering in de zin van artikel 7.1.9.”
2.5.
In lid 3 van artikel 7.1.7 van de cao is het volgende bepaald:
“Iedere periodiekdatum wijzigt ten gevolge van een bevordering en na diplomering van een eerste zorgopleiding:
bij bevordering wordt de bevorderingsdatum de nieuwe periodiekdatum;
bij diplomering wordt de periodiekdatum de eerste van de maand na diplomering.”
2.6.
In artikel 7.1.9 van de cao is het volgende opgenomen:
“Bevordering
1. Bij bevordering naar een functie die is ingedeeld in een hogere functiegroep wordt het nieuwe salaris gebaseerd op de salarisschaal behorende bij de hogere functiegroep. Het oude salaris wordt hiertoe met twee periodieken verhoogd, waarna inpassing in de hogere schaal plaatsvindt.
2. Indien toekenning van twee periodieken niet mogelijk is in verband met het bereiken van het schaalmaximum, wordt de schaal verlengd met de benodigde inpassingstabelnummers, waarna inpassing in de hogere schaal plaatsvindt.
3. Het nieuwe salaris mag niet meer bedragen dan het maximum van de bij de hogere functie behorende schaal.
4. De werkgever kan in overleg met de ondernemingsraad een afwijkende regeling treffen.”
2.7.
In artikel 7.2.6 van de cao is het volgende bepaald:
“Tweede opleidingen in de zorg en vervolgopleidingen
1. De werkgever stelt in overleg met de ondernemingsraad een beloningsbeleid vast voor de leerling-werknemer die reeds in het bezit is van een diploma uit de zorg en voor de leerling-werknemer die een vervolgopleiding volgt. Uitgangspunt hierbij is dat de leerling-werknemer er niet in inkomen op achteruit gaat.
2. Bij het ontbreken van instellingsbeleid behoudt de leerling het ip-nummer en doorloopt de schaal waarin hij voor aanvang van de opleiding was ingedeeld tot het diploma van de opleiding is behaald.”
2.8.
[eiseres] is op 2 oktober 2018 begonnen met een eenjarige opleiding tot endoscopieverpleegkundige. Zij is op 30 september 2019 gediplomeerd.
2.9.
In verband met voornoemde opleiding is [eiseres] vanaf 15 januari 2018 werkzaam geweest als aspirant-leerling endoscopieverpleegkundige en vanaf 1 oktober 2018 als leerling endoscopieverpleegkundige. Zij is na haar diplomering werkzaam als endoscopieverpleegkundige.
2.10.
Bij de overstap van verpleegkundige Neurologie/Stroke Unit naar aspirant-leerling endoscopieverpleegkundige heeft [eiseres] hetzelfde maandsalaris behouden, te weten € 2.878,00 bruto (schaal 45, trede 10). In juli 2018 heeft zij de gebruikelijke periodieke verhoging ontvangen. Haar maandsalaris bedroeg na verhoging € 3.008,00 bruto (schaal 45, trede 11). In juli 2019 heeft [eiseres] wederom de gebruikelijke periodieke verhoging ontvangen. Haar maandsalaris bedroeg na verhoging € 3.072,00 bruto (schaal 45, trede 12). Na de diplomering tot endoscopieverpleegkundige op 30 september 2019 is [eiseres] ingeschaald in schaal 50, trede 6. Haar maandsalaris bedraagt vanaf dan € 3.072,00 bruto. Zij is dus horizontaal overgeplaatst en haar salaris is niet gewijzigd.
5. De beoordeling
5.1.
De kernvraag is of [eiseres] bij indeling in de functie van endoscopieverpleegkundige per 30 september 2019 op grond van artikel 7.1.9 van de cao twee periodieken hoger ingeschaald had moeten worden. Bij de beantwoording van die vraag komt het aan op uitleg van de term ‘bevordering’ in voornoemd artikel. Die term is niet gedefinieerd in de cao.
5.2.
Volgens vaste rechtspraak geldt voor de uitleg van een bepaling van een cao de zogeheten cao-norm. Die norm houdt in dat aan een bepaling van een cao een uitleg naar objectieve maatstaven moet worden gegeven, waarbij in beginsel de bewoordingen van die bepaling, gelezen in het licht van de gehele tekst van de cao, van doorslaggevende betekenis zijn, zodat het niet aankomt op de bedoelingen van de partijen die de cao tot stand hebben gebracht, voor zover deze niet uit de daarin opgenomen bepalingen kenbaar zijn, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de cao is gesteld. Bij deze uitleg kan onder meer acht worden geslagen op de elders in de cao gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden. Ook de bewoordingen van de eventueel bij de cao behorende schriftelijke toelichting moeten bij de uitleg van de cao worden betrokken. Indien de bedoeling van de partijen bij de cao naar objectieve maatstaven volgt uit de cao-bepalingen en de eventueel daarbij behorende schriftelijke toelichting, en dus voor de individuele werknemers en werkgevers die niet bij de totstandkoming van de overeenkomst betrokken zijn geweest, kenbaar is, kan ook daaraan bij de uitleg betekenis worden toegekend. (Hoge Raad 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2687).
5.3.
SFVG heeft weliswaar een beroep gedaan op de schriftelijke toelichting van de NVZ op de cao, maar die toelichting kan niet worden betrokken bij de uitleg van de cao-bepaling naar objectieve maatstaven. De NVZ is als werkgeversorganisatie betrokken bij de cao en niet gebleken is dat de betrokken werknemersorganisatie(s) de toelichting van de NVZ op de cao onderschrijven en daarmee instemmen. Dat de toelichting van de NVZ kenbaar is voor de werknemersorganisaties en werknemers maakt dat niet anders. Nu niet is gebleken dat een schriftelijke toelichting op de cao van alle bij de cao betrokken partijen bestaat, moet de uitleg in zoverre geschieden aan de hand van de tekst van de cao zelf.
5.4.
In artikel 7.1.9 lid 1 van de cao wordt gesproken over a) bevordering naar een functie, b) die in een hogere functiegroep is ingedeeld. De bewoordingen van het artikel laten ruimte voor het scenario van een bevordering naar een functie, die niet in een hogere functiegroep is ingedeeld. Dat en de structuur van het artikel duidt erop dat bevordering en het gaan uitoefenen van een in een hogere functiegroep ingedeelde functie twee aparte situaties vormen. Die uitleg wordt ondersteund door de bewoordingen van artikel 7.1.5 lid 7 van de cao. In dat artikel is expliciet verwoord dat herindeling in een hogere functiegroep geen bevordering is in de zin van artikel 7.1.9. Uit de bewoordingen van artikel 7.1.9 lid 1 gelezen in samenhang met artikel 7.1.5 lid 7 kan aldus worden afgeleid dat bevordering en het gaan uitoefenen van een in een hogere functiegroep ingedeelde functie twee aparte situaties zijn en niet zonder meer met elkaar gelijk te stellen zijn.
5.5.
Dan is de vraag of van bevordering sprake is in het geval een werknemer na diplomering een functie als gediplomeerde gaat uitoefenen. De bewoordingen en de structuur van artikel 7.1.7 lid 3 van de cao duiden erop dat diplomering van een eerste zorgopleiding en bevordering niet aan elkaar gelijk zijn, maar twee aparte situaties vormen. Aangezien artikel 7.1.7 lid 3 van de cao expliciet spreekt over een eerste zorgopleiding, is de vraag wat te gelden heeft in de situatie van een tweede of een vervolgopleiding. Die situatie is hier aan de orde, omdat de opleiding tot endoscopieverpleegkundige niet de eerste opleiding in de zorg is die [eiseres] heeft gevolgd. In dit verband is artikel 7.2.6 van de cao relevant. De kop van het artikel vermeldt immers ‘tweede opleidingen in de zorg en vervolgopleidingen’. Voor zover de stelling van [eiseres] moet worden gevolgd dat artikel 7.2.6 niet de inschaling van een werknemer regelt die na diplomering als gediplomeerde een nieuwe functie gaat uitoefenen, maar alleen de inschaling van de leerling-werknemer en slechts voor de duur van de opleiding, dan geldt dat dit niet ‘automatisch’ meebrengt dat artikel 7.1.9 van de cao voornoemde situatie dan wél beschrijft of zou moeten beschrijven en dan wel onder de noemer ‘bevordering’. Dat bevordering moet worden uitgelegd als de situatie dat een werknemer na diplomering voor een tweede of vervolgopleiding – in tegenstelling tot diplomering na een eerste opleiding – een (eventueel in een hogere functiegroep ingeschaalde) functie als gediplomeerde gaat uitoefenen, kan niet worden afgeleid uit de tekst en de structuur van de cao. In dit verband komt mede betekenis toe aan artikel 9.4.2 van de Uitvoeringsregelingen. Dat artikel bepaalt dat de medewerker die een vervolgopleiding volgt gedurende die opleiding ingeschaald blijft in zijn huidige functionele schaal, de periodieken in die schaal ontvangt totdat het maximum is bereikt en dat die medewerker na het afronden van de opleiding horizontaal wordt ingedeeld in de schaal die hoort bij het positief afronden van de opleiding. Dat is hetgeen gebeurd is in het geval van [eiseres].
De stelling van [eiseres] dat aan de Uitvoeringsregelingen geen betekenis toekomt aangezien de Ondernemingsraad (OR) daar nooit mee heeft ingestemd wordt door de kantonrechter gepasseerd. SFVG heeft onweersproken gesteld dat over het uitvoeringsbeleid periodiek overleg is gevoerd met de OR. Wanneer de stelling van [eiseres] juist zou zijn dat de OR met dat uitvoeringsbeleid nooit heeft ingestemd, had het op de weg van [eiseres] c.q. de OR gelegen om op dat punt actie te ondernemen, waarbij van belang is dat [eiseres] voorzitter is van de OR.
5.6.
Nu voorts vaststaat dat [eiseres] voorafgaande aan haar diplomering als endoscopieverpleegkundige al sinds 1 oktober 2018 werkzaam was als leerling endoscopieverpleegkundige onderschrijft de kantonrechter de visie van SFVG dat sprake is geweest van een groei in functie en geen bevordering naar de functie van endoscopieverpleegkundige. Dat betekent dan ook dat artikel 7.1.9 van de cao toepassing mist.
5.7.
Nu er geen aanknopingspunten zijn voor de uitleg van de term ‘bevordering’ in de situatie zoals door [eiseres] is gesteld, bestaat geen grondslag voor toewijzing van de vorderingen. In dat verband acht de kantonrechter tevens van belang dat [eiseres] geen stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat NU’91, de vakorganisatie waarvan zij lid is, haar standpunt ten aanzien van de uitleg van de cao onderschrijft. De vorderingen zullen dan ook worden afgewezen. De nevenvorderingen delen dat lot.
5.8.
Aangezien er geen grondslag is voor toewijzing en de vorderingen dus zullen worden afgewezen, behoeven de overige geschilpunten van partijen geen bespreking.
5.9.
[eiseres] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, begroot op € 498,00 (twee punten à € 249,00 aan salaris voor de gemachtigde van SFVG. De apart gevorderde nakosten worden toegewezen zoals onder de beslissing vermeld, aangezien de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.
6. De beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van SFVG vastgesteld op:
- -
€ 498,00 aan salaris voor de gemachtigde;
- -
te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW ingaande veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
en indien [eiseres] niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, begroot op € 124,00 aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening. Ook is [eiseres] de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over deze bedragen verschuldigd vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
34286