3.1.
[eiser] heeft – na tweemaal een vermeerdering van eis – gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
-
voor recht te verklaren dat [eiser] zijn arbeidsovereenkomst niet heeft opgezegd;
-
voor recht te verklaren dat er sprake is van opvolgend werkgeverschap van F-Support, waardoor de arbeidsovereenkomst met F-Support heeft te gelden als een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd die derhalve niet van rechtswege is geëindigd op 31 december 2020;
voor recht te verklaren dat aan de opzegging geen rechtsgevolg toekomt, dan wel dat
F-Support zich niet op die opzegging kan beroepen, althans te verklaren dat [eiser] de opzegging tijdig heeft herroepen;
en, voor het geval de vordering onder a. wordt toegewezen, maar de vordering onder b. wordt afgewezen
F-Support te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding ten bedrage van € 3.933,00 bruto, althans een door de kantonrechter vast te stellen vergoeding, en een door de kantonrechter vast te stellen billijke vergoeding als bedoeld in artikel 7:673 lid 9 onder a BW;
voor recht te verklaren dat de opzegging van 6 mei 2020 rechtsgeldig is vernietigd, althans vordert [eiser] de gerechtelijke vernietiging van de opzegging d.d. 6 mei 2020 uit te spreken;
voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst nimmer is geëindigd nu in de gegeven omstandigheden het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is [eiser] aan de vermeende opzegging van 6 mei 2020 te houden;
F-Support te veroordelen tot betaling van het (achterstallige) salaris ten bedrage van € 2.341,20 bruto per maand, te vermeerderen met 8,33% vakantietoeslag alsmede te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;
F-Support te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2.
[eiser] heeft aan die (gewijzigde) vorderingen – verkort en zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag gelegd.
3.2.1.
De arbeidsovereenkomst duurt nog altijd voort. [eiser] maakt daarom aanspraak op betaling van het (achterstallige) loon en overige emolumenten vanaf 6 mei 2020 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd.
3.2.2.
[eiser] betwist uitdrukkelijk dat hij de brief van 6 mei 2020 inhoudende de bevestiging van zijn opzegging van de arbeidsovereenkomst heeft ondertekend. De handtekening onder de brief wijkt sterk af van de zijne en is aldus vervalst.
3.2.3.
Er is sprake van opvolgend werkgeverschap als bedoeld in artikel 7:668a BW. De arbeidsovereenkomst van [eiser] heeft te gelden als een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en is in tegenstelling tot hetgeen de kantonrechter heeft overwogen in de beschikking van 2 november 2020 niet van rechtswege geëindigd op 31 december 2020.
3.2.4.
Indien geoordeeld wordt dat [eiser] de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd, geldt dat de wil van [eiser] niet was gericht op het beëindigen van het dienstverband, maar slechts op de bevestiging dat hij op 6 mei 2020 zou hebben gerookt en elders tewerkgesteld zou worden. F-Support komt bovendien geen beroep toe op gerechtvaardigd vertrouwen als bedoeld in artikel 3:35 BW, omdat zij haar onderzoeksplicht als werkgever niet is nagekomen. Indien de kantonrechter van oordeel is dat wel sprake is van een duidelijke en ondubbelzinnige wilsuiting, meent [eiser] dat de opzegging door hem is herroepen als bedoeld in artikel 7:671 lid 2 BW door middel van de brief van 25 juni 2020.
3.2.5.
Als geoordeeld wordt dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege is geëindigd op 31 december 2020, is het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst het gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van F-Support en heeft [eiser] recht op een transitievergoeding en billijke vergoeding.
Meer subsidiaire vorderingen
3.2.6.
Voor het geval aan het voorgaande voorbij wordt gegaan, stelt [eiser] zich op het standpunt dat de opzegging van 6 mei 2020 rechtsgeldig is vernietigd althans verzoekt hij de gerechtelijke vernietiging van die opzegging uit te spreken op grond van artikel 3:34 BW, artikel 3:44 lid 4 BW of artikel 6:228 BW. [eiser] was vanwege de gemoedstoestand waarin hij op 6 mei 2020 verkeerde onvoldoende in staat om zijn eigen wil te bepalen, waardoor zijn uitlating over opzegging niet overeenstemde met zijn wil. Voorts is de opzegging tot stand gekomen door misbruik van omstandigheden door F-Support. Zij was op de hoogte van de gemoedstoestand van [eiser], maar heeft hem niet weerhouden van de opzegging maar die opzegging juist bevorderd door [eiser] de opzegging dezelfde dag schriftelijk te laten bevestigen, terwijl [eiser] vanwege de dreiging van een ontslag op staande voet geen andere uitweg zag. Als van de situatie als bedoeld in artikel 3:34 of 3:44 BW geen sprake is, meent [eiser] dat de opzegging onder invloed van dwaling tot stand is gekomen. Bij een juiste voorstelling van zaken omtrent de gevolgen van de opzegging zou [eiser] nooit de arbeidsovereenkomst hebben opgezegd of de brief van 6 mei 2020 hebben getekend. Het had op de weg van
F-Support als werkgever gelegen om [eiser] te informeren over de gevolgen van de opzegging, maar F-Support heeft dat nagelaten en is daardoor tekortgeschoten in haar mededelingsplicht. De arbeidsovereenkomst is daarom vernietigbaar.
Uiterst subsidiaire vordering
3.2.7.
Gelet op al het voorgaande, is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar om [eiser] in de gegeven omstandigheden te houden aan de vermeende opzegging van de arbeidsovereenkomst.
Zowel primair, subsidiair, meer subsidiair als uiterst subsidiair
3.2.8.
Op de overige stellingen van [eiser] wordt hierna teruggekomen, indien en voor zover dat relevant is voor de beoordeling.