zonder goede grond controlevoorschriften bij ziekte herhaaldelijk niet nakomen, ernstig verwijtbaar handelen, ontbinding arbeidsovereenkomst, geen transitievergoeding, geen vakantiegeld
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Appèl B.V.,
gevestigd te ’s-Hertogenbosch,
verzoekster,
gemachtigde: mr. T. van Liempd,
tegen
[verweerder], wonende te [woonplaats verweerder],
verweerster,
zelf procederend.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Appèl’ en ‘[verweerder]’.
1. Het verloop van de procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
-
het verzoekschrift, door de rechtbank ontvangen op 29 juli 2021, met producties;
-
het schrijven van [verweerder], ontvangen op 28 juli 2021.
De mondelinge behandeling stond gepland op 2 september 2021. [verweerder] heeft op 24 augustus 2021 uitstel gevraagd om juridische bijstand in te kunnen schakelen. Met instemming van Appèl is uitstel verleend. De nieuwe datum voor de mondelinge behandeling is vastgesteld op 20 september 2021. Er is geen nieuw verweerschrift of enig ander bericht van [verweerder] ontvangen. [verweerder] is niet verschenen. Zij heeft de griffie omstreeks het aanvangstijdstip van de mondelinge behandeling bericht dat de remblokken van haar auto het niet deden en om aanhouding van de zitting gevraagd. Er is geen aanhouding verleend. [verweerder] heeft telefonisch ingesproken op de mondelinge behandeling.
De datum voor de beschikking is bepaald op vandaag.
2. De vaststaande feiten
2.1
[verweerder] ([geboortedatum verweerder]) is op 21 december 2012 bij Appèl (bedrijfscatering) in dienst getreden en heeft nu een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
2.2
[verweerder] heeft als functie cateringmedewerker B en verdient € 1.034,80 bruto op basis van een arbeidsduur van 20 uur per week.
2.3
Op 30 januari 2020 heeft [verweerder] zich ziek gemeld.
3. Het verzoek
3.1
Appèl verzoekt om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst op de kortst mogelijke termijn te ontbinden en te bepalen dat [verweerder] geen recht heeft op een transitievergoeding, alsmede om voor recht te verklaren dat [verweerder] vanaf 14 mei 2021 tot de einddatum geen recht heeft op vakantiebijslag en [verweerder] te veroordelen om de vakantiebijslag van 14 mei 2021 tot en met 31 mei 2021 terug te betalen, met veroordeling van [verweerder] in de proceskosten.
3.2
Appèl legt aan haar verzoek ten grondslag dat sprake is van een redelijke grond voor ontbinding, omdat het hele re-integratietraject van [verweerder] zich kenmerkt door niet (goed) meewerken en zij twee blikjes frisdrank heeft gestolen bij een klant van Appèl. Er is sprake van ernstig verwijtbaar handelen, zodat [verweerder] geen recht heeft op een transitievergoeding.
4. Het verweer
4.1
[verweerder] heeft verweer gevoerd. Zij voert aan dat ze niet meer arbeidsongeschikt is en zo snel mogelijk weer aan het werk wil. Ook heeft ze een loonvordering op Appèl.
5. De beoordeling
ontbinding
5.1
Uit artikel 7:669 lid 1 BW jo. artikel 7:671b lid 1 en onder a BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 BW is (limitatief) omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan. Appèl stelt zich op het standpunt dat er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerder] zoals bedoel onder sub e.
5.2
Appèl stelt dat [verweerder] niet voldoet aan haar re-integratieverplichtingen. Dat klopt. Uit de stukken blijkt dat [verweerder] herhaaldelijk niet of niet op tijd reageert op brieven/mails/telefoontjes of niet verschijnt op afspraken bij de bedrijfsarts of arbeidsdeskundige. Niet is gebleken van onredelijke verzoeken. Verscheidenen keren heeft een loonsanctie de beoogde werking gehad en is [verweerder] wel weer een keer verschenen, maar daarna vervalt zij in hetzelfde patroon van niet bereikbaar zijn of niet verschijnen totdat een nieuwe loonsanctie wordt aangekondigd of opgelegd. Dat is niet zoals een zieke werknemer zich tijdens een re-integratietraject behoort te gedragen. Er is door [verweerder] geen verklaring gegeven die maakt dat dit gedrag niet aan haar is toe te rekenen of op een andere manier moet worden uitgelegd.
5.3
[verweerder] benadrukt tijdens de mondelinge behandeling nog dat er met klem is geadviseerd dat zij met z’n drieën om de tafel moesten (de arbeidsdeskundige, Tineke Winters en [verweerder]). Het is niet duidelijk wat [verweerder] hiermee bedoelt. Het klopt dat dit is geadviseerd en in dat kader is door Appel herhaaldelijk aan [verweerder] gevraagd om een keuze te maken voor een mediator. [verweerder] heeft dat niet gedaan. Voor zover [verweerder] het Appèl verwijt dat de mediation niet is opgestart, is dat verwijt niet terecht. [verweerder] stelt zich in deze procedure verder voor het eerst op het standpunt dat zij weer beter is en gewoon kan werken. Dat wordt door Appèl betwist, blijkt niet uit de stukken van de bedrijfsarts en strookt ook niet met het verweer van [verweerder] dat zij - kennelijk - zat te wachten tot de mediation zou beginnen. [verweerder] had zich kunnen laten onderzoeken door een medische deskundige om haar standpunt te onderbouwen, maar dat heeft zij niet gedaan.
5.4
Er is geen opzegverbod van toepassing. Appèl heeft [verweerder] schriftelijk aangemaand tot nakoming van de re-integratieverplichtingen en eveneens om die reden het loon gestaakt.1
5.5
De onder artikel 7:669 lid 3 onder e bedoelde redelijke grond om de arbeidsovereenkomst te beëindigen is met het voorgaande gegeven. Herplaatsing ligt in dit geval niet in de rede.
5.6
Dat Appèl niet beschikt over een deskundigenoordeel van het UWV staat niet in de weg aan de ontbinden, omdat [verweerder] in het kader van de aanvraag van zo’n oordeel door Appèl op 28 mei 2021 haar medewerking niet aan het UWV heeft verleend.
5.7
De situatie dat een werknemer zonder goede grond de controlevoorschriften bij ziekte herhaaldelijk niet nakomt, ook niet nadat hem een loonopschorting is opgelegd, is in de memorie van toelichting bij de WWZ als voorbeeld genoemd van ernstig verwijtbaar handelen van een werknemer.2 Die situatie doet zich hier voor.
5.8
[verweerder] heeft aangegeven dat haar persoonlijke situatie zwaar is. Haar vader, oma en katje zijn overleden. Ook vindt zij dat ze wordt tegengewerkt door ‘de gemeente’. Dat is vervelend voor [verweerder], maar is in het kader van deze procedure niet aan te merken als een goede grond om niet mee te werken aan een re-integratietraject.
5.9
De arbeidsovereenkomst wordt daarom zoals verzocht per direct ontbonden.3
transitievergoeding
5.10
De transitievergoeding is niet verschuldigd als het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer.4
5.11
Gelet op het voorgaande is Appèl geen transitievergoeding verschuldigd aan [verweerder].
vakantiegeld
5.12
Op 14 mei 2021 is een loonstop ingesteld.5 Gelet op hetgeen hiervoor is geoordeeld, is die rechtsgeldig opgelegd. Er is geen verandering in de situatie opgetreden in de zin dat [verweerder] vanaf een bepaald moment weer wel goed mee heeft gewerkt aan haar re-integratie. Dat betekent dat [verweerder] vanaf 14 mei 2021 tot de einddatum van de arbeidsovereenkomst geen recht heeft op loon en (dus) ook niet op vakantiegeld.
5.13
Aan de vordering tot terugbetaling is geen bedrag gekoppeld, zodat wordt volstaan met een verklaring voor recht.
loonvordering
5.14
Appèl betwist dat zij nog enig bedrag aan loon aan [verweerder] verschuldigd is. [verweerder] heeft haar enkele stelling dat zij een loonvordering op Appèl heeft niet onderbouwd. [verweerder] heeft geen (tegen)loonvordering ingesteld of een beroep op verrekening gedaan.
proceskosten
5.15
De proceskosten worden gecompenseerd.
6. De beslissing
De kantonrechter,
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van vandaag;
verklaart dat [verweerder] geen recht heeft op een transitievergoeding;
verklaart dat [verweerder] vanaf 14 mei 2021 tot de einddatum geen recht heeft op vakantiebijslag;
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart bovengenoemde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.R. Roukema en uitgesproken ter openbare terechtzitting.