3.1
Eisers vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. te verklaren voor recht dat de door [gedaagde] doorgevoerde eenzijdige wijziging van de arbeidsvoorwaarden onrechtmatig is;
2. [gedaagde] te veroordelen tot het bijschrijven van de vakantie-uren die [gedaagde] op basis van de eenzijdige wijziging van de arbeidsvoorwaarden vervallen heeft verklaard, dan wel heeft afgeschreven, dan wel heeft ingehouden op het vakantiedagensaldo, een en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag voor iedere
dag dat [gedaagde] nalaat om aan deze veroordeling gevolg te geven;
3. [gedaagde] ten aanzien van eisers sub 2 tot en met 5 te veroordelen tot toekenning en uitbetaling van de op grond van de toepasselijke arbeidsvoorwaarden (nog) verschuldigde loonsverhogingen per 1 april 2020 ter hoogte van 1% en per 1 oktober 2020 ter hoogte van 2%, in die zin zodat aan eisers de navolgende bedragen toekomen:
- ten aanzien van [eiser 2] een bedrag van € 2.205,28 bruto per maand ingaande 1 april 2020 en een bedrag van € 2.249,39 bruto per maand ingaande 1 oktober 2020;
- ten aanzien van [eiser 3] een bedrag van € 2.604,95 bruto per maand ingaande 1 april 2020 en een bedrag van € 2.657,05 bruto per maand ingaande 1 oktober 2020;
- ten aanzien van [eiser 4] een bedrag van € 2.606,35 bruto per maand ingaande 1 april 2020 tot en met 30 juni 2020;
- ten aanzien van [eiser 5] een bedrag van € 2.656,53 bruto per maand ingaande 1 april 2020 en een bedrag van € 2.709,66 bruto per maand ingaande 1 oktober 2020;
4. [gedaagde] te veroordelen tot nabetaling van de op grond van de sub 3 verschuldigde loonbedragen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW van 50%, te vermeerderen met de wettelijke rente over de verschuldigde bedragen vanaf de vervaldata tot aan de datum van voldoening;
5. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van het geding.
Eisers voeren ter onderbouwing van hun vorderingen – samengevat – het volgende aan.
3.2
[gedaagde] heeft de arbeidsvoorwaarden van eisers eenzijdig gewijzigd, zonder dat zij daar een zwaarwegend belang, als bedoeld in artikel 7:613 BW, bij heeft. De coronacrisis is weliswaar een bijzondere omstandigheid, maar geen omstandigheid waarvan de gevolgen voor rekening van de werknemers moeten komen. [gedaagde] heeft niet aangetoond dat deze maatregelen nodig zijn. De eenzijdige wijziging is dus niet rechtmatig en eiseres vorderen daarom nakoming van de arbeidsvoorwaarden die uit hun arbeidsovereenkomsten voortvloeien.
3.3
Op grond van de cao zouden de lonen per 1 april 2020 worden verhoogd met 3% en per 1 oktober 2020 met 2%. Deze loonsverhogingen moeten worden toegepast op het salaris van eisers sub 2 tot en met 5. Doordat [gedaagde] een deel van de loonsverhoging al in december 2019 heeft toegekend, resteert van de loonsverhoging die per 1 april 2020 had moeten worden toegekend thans nog 1%.