3.1
[eiseres] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
a. SFVG te veroordelen aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 30.924,55 bruto aan achterstallig loon (inclusief 8,33% vakantiegeld en eindejaarsuitkering), te vermeerderen met de maximale wettelijke verhoging van 50% ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
subsidiair:
b. SFVG te veroordelen aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 22.353,57 bruto aan achterstallig loon (inclusief 8,33% vakantiegeld en eindejaarsuitkering), te vermeerderen met de maximale wettelijke verhoging van 50% ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
meer subsidiair:
c. SFVG te veroordelen aan [eiseres] te betalen een bedrag dat in billijkheid door de kantonrechter wordt bepaald, te vermeerderen met de maximale wettelijke verhoging
ex artikel 7:625 BW en, naar de kantonrechter begrijpt, de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW;
in alle gevallen:
d. te verklaren voor recht dat tussentijds geen nieuw(e) contract(en) d.d. 5 juni 2020 en
25 juni 2020 tussen partijen tot stand is/zijn gekomen;
e. SFVG te veroordelen aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 1.081,25 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
f. SFVG te veroordelen aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 5.420,00 aan gederfde tijd, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
g. SFVG te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente, en in de nakosten.
3.2
Aan haar vordering heeft [eiseres] naast de hierboven onder 2.1 tot en met 2.4, 2.6 tot en met 2.9 en 2.12 vermelde vaststaande feiten - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd.
3.2.1
SFVG heeft [eiseres] gedurende vijf jaar onderbetaald voor de door haar verrichte werkzaamheden. [eiseres] maakt aanspraak op het volledige loon behorend bij de functie van studentcoördinator/Intercedent Studentenpool met toepassing van de nieuwe salarisschaal 45 met terugwerkende kracht over de periode vanaf 1 februari 2015, maar uiterlijk vanaf
1 september 2015, tot en met 31 mei 2020. Daarbij dienen de treden ook aangepast te worden naar het aantal jaren dat wordt gecoördineerd.
Het is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat SFVG een beroep doet op artikel 7.1.5 bijlage C lid 6 van de CAO en dat SFVG de uitkomst van de herindelingsprocedure terug heeft laten werken tot het moment waarop in die procedure overeenstemming is bereikt over de functiebeschrijving van de functie van Intercedent Studentenpool.
In de eerste plaats is de functie van studentcoördinator van meet af aan verzwaard geweest ten opzichte van de verouderde functiebeschrijving uit 2003. Door die functiebeschrijving jarenlang niet aan te passen, heeft SFVG zich kunnen verschuilen achter de uitbetaling van salarisschaal 25, terwijl salarisschaal 45 van meet af aan (vanaf februari 2015) toegepast had moeten worden vanwege de verzwaring van de functie.
Bovendien heeft SFVG niet als goed werkgever gehandeld in de zin van artikel 7:611 BW, doordat pas in 2017 gesprekken op gang zijn gekomen tussen partijen en pas in 2019 overeenstemming is bereikt over de nieuwe functiebeschrijving. SFVG had de oude functiebeschrijving al veel eerder moeten aanpassen. Ook heeft SFVG niet adequaat gereageerd tijdens de herindelingsprocedure.
Het mag niet zo zijn dat een werkgever zelf invloed uitoefent op het moment waarop overeenstemming bestaat over de nieuwe functiebeschrijving, enkel met als doel om te ontsnappen aan het moeten betalen van het (hogere) salaris dat bij de nieuwe functiebeschrijving hoort. Gelet hierop dient artikel 7.1.5 bijlage C lid 6 van de CAO buiten toepassing te blijven.
3.2.2
Ook maakt [eiseres] op grond van de artikelen 9.3 en 9.4 van de CAO met terugwerkende kracht aanspraak op ORT met betrekking tot de functie van studentcoördinator/Intercedent Studentenpool over de periode vanaf 1 februari 2015, maar uiterlijk vanaf 1 september 2015, tot en met 31 mei 2020, op basis van de verdeelsleutel. SFVG mag niet afwijken van deze bepalingen op grond van artikel 2.2 van de CAO.
3.2.3
De nabetaling van het loon op basis van salarisschaal 45 en de gemiste ORT moet plaatsvinden op basis van de daadwerkelijk door [eiseres] gewerkte uren. De nabetaling van € 5.505,56 bruto is slechts gebaseerd op fictief gewerkte uren. Dat is in strijd met de artikelen 9.3 en 9.4 van de CAO en artikel 7:610 BW.
3.2.4
Daarnaast heeft SFVG zonder overleg en zonder instemming van [eiseres] het addendum op de arbeidsovereenkomst van 10 maart 2015 eenzijdig gewijzigd op 5 juni respectievelijk 25 juni 2020. Daarover is geen overeenstemming bereikt. Er is ook geen eenzijdig wijzigingsbeding overeengekomen. Het valt van [eiseres] als goed werknemer niet te verwachten dat zij instemt met die nieuwe arbeidsovereenkomsten, nu die nadelig zijn voor haar. De wijzigingen zijn kennelijk slechts bedoeld om de loonvordering van [eiseres] te beperken. Nu op 5 juni en 25 juni 2020 geen nieuwe arbeidsovereenkomsten tot stand zijn gekomen, is het addendum op de arbeidsovereenkomst van 10 maart 2015 nog altijd geldig.
3.2.5
De primaire loonvordering van € 30.924,55 bruto bestaat uit achterstallig salaris van
€ 20.286,19 bruto over de periode september 2015 tot en met mei 2020 (inclusief vakantiegeld en eindejaarsuitkering van 8,33% en de aanvullende ORT over de uitbetaling van de vakantiedagen) en € 10.638,35 bruto aan gemiste ORT. Hierbij is reeds rekening gehouden met hetgeen door SFVG aan [eiseres] is betaald. Deze bedragen zijn gebaseerd op het daadwerkelijk aantal gewerkte uren door [eiseres]. Verwezen wordt naar de overgelegde berekeningen.
3.2.6
De subsidiaire loonvordering van € 22.353,57 bruto bestaat uit achterstallig salaris van € 11.715,22 bruto over de periode januari 2017 tot en met mei 2020 (inclusief vakantiegeld en eindejaarsuitkering van 8,33% en de aanvullende ORT over de uitbetaling van de vakantiedagen) en € 10.638,35 bruto aan gemiste ORT. Hierbij is reeds rekening gehouden met hetgeen door SFVG aan [eiseres] is betaald. Deze bedragen zijn gebaseerd op het daadwerkelijk aantal gewerkte uren door [eiseres]. Verwezen wordt naar de overgelegde berekeningen.
3.2.7
SFVG is in gebreke gebleven met de voldoening van het achterstallige salaris en de ORT. Omdat betaling uitbleef, heeft [eiseres] buitengerechtelijke incassokosten gemaakt.
De daaraan verbonden kosten van € 1.081,25 komen voor rekening van SFVG. Verder maakt [eiseres] nog aanspraak op een vergoeding van gederfde tijd. [eiseres] heeft minimaal 271 uren besteed aan het gehele proces. [eiseres] acht daarom een vergoeding van (271 uren x een uurloon van € 20,00, derhalve) € 5.420,00 reëel.