2.1
[verweerder] , geboren op [geboortedatum] , is sinds 1 augustus 2001 bij de gemeente in dienst, laatstelijk in de functie van uitvoerder bij de afdeling [naam afdeling] .
2.2
Het loon van [verweerder] bedraagt thans €3.591,00 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag en eventuele overige emolumenten.
2.4
[verweerder] had uit hoofde van zijn functie veelvuldig contact gehad met verschillende aannemers, waaronder dhr. [persoon C] of één van de bedrijven waarvan dhr. [persoon C] de (indirect) directeur was( [persoon C] c.s. gezamenlijk te noemen)
De heer [persoon C] is sinds 1998 de directeur en enig aandeelhouder van [naam bedrijf 1] . [naam bedrijf 1] . was van 19 september 2005 tot 11 maart 2009 directeur en enig aandeelhouder van [naam bedrijf 2] .
[persoon C] c.s. heeft in de loop der jaren voor miljoenen opdrachten uit gevoerd.
2.7
Naar aanleiding van het onderzoek door de Rijksrecherche en de daaropvolgende schorsing van twee directievoerders van de afdeling Uitvoering en Werken heeft er op 13 juni 2018 een medewerkersbijeenkomst plaatsgevonden om informatie te geven over dat onderzoek. [verweerder] was bij die medewerkersbijeenkomst aanwezig. In een e-mail van 18 juni 2018 aan de doelgroep van die bijeenkomst is door dhr. [persoon A] nog het volgende bericht:
In de voorlichtingsbijeenkomst van woensdag 13 juni jl. is doorgegeven dat de Rijksrecherche in het kader van het lopende onderzoek jullie medewerking vraagt.
Als je informatie hebt wat van belang kan zijn in dit onderzoek kan je contact opnemen met de Rijksrecherche tel: 06 – (…) of 06 – (…).
Of je kan deze informatie ook rechtstreeks delen met de collega’s van de Centrale Onderzoekseenheid 06 – (…)
Mocht je liever anoniem willen praten met een inlichtingenrechercheur van de Rijksrecherche, dan kan je contact opnemen via telefoonnummer 088 – (…).”
2.8
Tijdens het onderzoek van de Rijksrecherche is de naam van [verweerder] naar voren gekomen. In het Memorandum van 18 februari 2020 dat ziet op de bevindingen van de Rijksrecherche ten aanzien van onder anderen [verweerder] is als conclusie het volgende te lezen:
“Uit vorenstaande kan blijken dat [verweerder] , (…) en (…) in de periode tussen 2014 en 2018 geld hebben ontvangen van [persoon C] of van een van de bedrijven aan hem gelieerd. Er zijn in de administratie van [persoon C] cs. aanwijzingen gevonden dat facturen zijn verhoogd en dat een deel van de verhogingen bestemd was voor [verweerder] (…).
Het aannemen van giften, al dan niet in relatie tot het (laten) tekenen van valselijk opgemaakte prestatieverklaringen, kan een verdenking opleveren van ambtelijke corruptie.”
2.9
Bij brief van 9 juni 2020 heeft de gemeente het volgende aan [verweerder] geschreven:
“(…)
In het kader van een grootschalig Rijks Recherche onderzoek heeft de gemeente Rotterdam onlangs stukken ontvangen, waaruit blijkt dat u een betrokkene bent in dit onderzoek. De informatie uit deze stukken is van dien aard dat er mogelijk vervolgonderzoek gaat plaatsvinden naar uw specifieke rol en betrokkenheid.
In verband hiermee schors ik u met onmiddellijke ingang voor de duur van de besluitvorming over vervolgonderzoek en het eventuele vervolgonderzoek zelf, conform artikel 11.4 van de cao Gemeenten. Gedurende de schorsing blijft u in het bezit van uw salaris en salaristoelagen. De uiteindelijke uitkomsten van een eventueel vervolgonderzoek kunnen voor mij aanleiding zijn, met inachtneming van het principe van hoor en wederhoor, om maatregelen ten aanzien van uw rechtspositie of over uw positie te nemen.
Daarnaast heb ik besloten u de toegang tot alle werklocaties en panden van het cluster stadsbeheer te ontzeggen, conform artikel 11.1, lid 2 van het Personeelshandboek 010.
Uitzondering hierop is uiteraard wanneer u uitgenodigd wordt voor een gesprek. De schorsing ontslaat u niet van uw verplichtingen. Dit betekent onder andere dat u te allen tijde bereikbaar en beschikbaar dient te zijn voor gesprekken. U mag gedurende de schorsing geen contact met uw collega’s opnemen. (…)”
2.11
Tijdens het gesprek dat op 15 juni 2020 tussen enerzijds medewerkers van de Centrale Onderzoekseenheid van de gemeente en anderzijds [verweerder] heeft [verweerder] als volgt geantwoord op de volgende vragen:
“ (…) heb je weleens geld aangenomen van [persoon C]?:
Nee, in wat voor context? Kijk ik ben hier om openheid van zaken te geven. Ik heb ook nagedacht over of ik domme dingen heb gedaan, en als je domme dingen gedaan hebt moet je gewoon gestraft worden. Ik heb dit ook met mijn moeder besproken, en ik heb dit niet gedaan om er zelf rijker van te worden. [persoon C] , zijn ex-zwager, [persoon D] heb ik leren kennen. Die man is vroeger profvoetballer geweest maar uiteindelijk is hij helemaal naar de gallemiezen gegaan. Het ging over Feyenoord Manchester City of Manchester United Feyenoord. Ik ga naar alle wedstrijden en ook naar Europese uitwedstrijden, Feyenoord is mijn cluppie. [persoon D] zei dat hij zo graag een keer mee wilde. [persoon C] heeft mij een keer benaderd met de vraag of ik [persoon D] een keer mee wilde nemen. Dat is goed, ik heb geboekt en dit heeft [persoon C] aan mij betaald voor [persoon D] . Een jaar later had je toevallig weer Feyenoord tegen Manchester City en ontstond weer hetzelfde verhaal, toen heb ik weer geld ontvangen van [persoon C] . Maar niet om er zelf rijker van te worden, maar puur om [persoon D] mee te nemen. Hij is er niet meer, hij heeft anderhalf jaar geleden zelfmoord gepleegd.
Om welke bedragen ging het?
Ik heb geprobeerd om dit na te gaan, volgens mij ging het de eerste keer om zo een € 500, =/ € 600, = euro en de 2e keer was minder omdat we met de boot gegaan zijn. Wat [persoon C] mij betaald heeft bestaat uit geld voor de reis, benzinekosten en geld voor [persoon D] om daar te besteden. Ik vroeg nog aan [persoon C] waarom hij het geld voor daar niet meteen een [persoon D] gaf, waarop [persoon C] zei: “ik geef het wel aan jou, anders zuipt [persoon D] alles op”. Ik ben hier om openheid van zaken te geven.
Zouden wij op enige wijze hebben kunnen vaststellen dat jij buiten de 2 zaken die je genoemd hebt voor de reisjes, geld hebt gekregen van iemand vanuit [persoon C] ?
Nee, dat durf ik met droge ogen te beweren.
Op geen enkele wijze, nou ja een kerstpakket. Maar dan denk ik niet dat je hier zit. Het enige wat ik genoemd heb zijn die 2 dingen.
Hoe heb je dat geld gekregen? Contant?
Ja. Ik voelde mij hier er heel ongemakkelijk bij.
Waarom voelde je je ongemakkelijk?
Je zit met een aannemer en in het verleden is er al wat gebeurt en dit en dat. Dan ga je op een plekkie ergens, ja het was heel ongemakkelijk.
Ik was op de zaak en [persoon C] vroeg ik of ik het met [persoon D] geregeld had. Ik zei “dat wordt het” en heeft hij mij dat zo overhandigd.
Waar de collega’s allemaal bij zaten?
Nee nee. Volgens mij was het in zijn auto, in zijn bus.
Ben je meegelopen naar de bus?
Ja, het was in de bus en dat is gewoon heel raar.
Waarom heb je er nooit melding van gemaakt?
Naïviteit denk ik? Omdat het ook nog voor een ander was.
Dus jij zegt heel duidelijk dat je 2 keer geld hebt gekregen van [persoon C] om een reis te regelen.
Ja en dat ga ik ook helemaal proberen boven water te halen. Ik heb daar ook nog gepind dus die transacties ga ik ook boven water halen. Ik wist niet of jullie daarmee zouden komen, maar ik vond wel dat ik hier open en eerlijk in moest zijn. Die ambtsplicht is om open en eerlijk te zijn dus dan maar een open boek. Het kan in mijn voor of nadeel werken, maar ik wil wel eerlijk zijn.
(…)”
2.12
Op 29 juni 2020 heeft de gemeente het onderzoeksrapport van de Centrale Onderzoekseenheid ontvangen. De Centrale Onderzoekseenheid heeft daarin als volgt geconcludeerd:
“Niet is vastgesteld dat de heer [verweerder] betrokken is bij activiteiten die als plichtsverzuim aangemerkt kunnen worden, die de gemeente financieel of in haar imago kunnen schaden. Wel kan gesteld worden dat de heer [verweerder] niet transparant is geweest over het feit dat hij tot twee keer toe geld heeft ontvangen van een aannemer voor het bekostigen van twee voetbalreizen voor een gezamenlijke vriend. Niet is vastgesteld dat de heer [verweerder] daar zelf voordeel aan heeft gehad.”
2.13
Bij brief van 9 juli 2020 heeft de gemeente het volgende aan [verweerder] medegedeeld:
Het gesprek van 15 juni 2020 geeft aanleiding tot het doen van een aanvullend onderzoek door een extern onderzoeksbureau. Gelet op de achtergrond van dit onderzoek bestaat er voor de gemeente Rotterdam aanleiding om uw schorsing te verlengen voor in ieder geval de duur van dit aanvullend onderzoek.
2.15
De gemeente heeft Strated Consulting, een strategisch adviesbureau, gevraagd zowel een persoons/fraude gericht onderzoek als een studie naar onderliggende oorzaken te doen. Daarnaast heeft Strated Consulting in opdracht van de gemeente persoonsgericht onderzoek uitgevoerd naar een aantal medewerkers van Cluster Stadsbeheer, onder wie [verweerder] .