RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 8801741 VZ VERZ 20-18136
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
[persoon A] ,
wonende te [woonplaats A] ,
verzoekster,
tevens verweerder in het zelfstandig tegenverzoek,
gemachtigde: mr. S. Pronk,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EUROCOLLEGE MANAGEMENT SCHOOL B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
verweerster,
tevens verzoekster in het zelfstandig tegenverzoek,
gemachtigde: mr. drs. A.G. Gonesh.
Partijen worden hierna nader aangeduid als respectievelijk “ [persoon A] ” en “EuroCollege”.
2. De (verdere) beoordeling
in het verzoek ex artikel 7:681 BW
2.1
Verwezen wordt naar en volhard wordt bij hetgeen bij beschikking van 24 december 2021 is overwogen en beslist. EuroCollege is bij voornoemde uitspraak toegelaten tot het leveren van bewijs van feiten en/of omstandigheden waaruit ten aanzien van de in de beschikking genoemde ontslaggronden 3, 4 en 5 kan worden afgeleid dat [persoon A] gedurende haar dienstverband bewust (en in vereniging met anderen) EuroCollege concurrentieel en financieel nadeel heeft aangedaan en dat zij in strijd met haar geheimhoudingsplicht met gebruikmaking van de bij EuroCollege bekende gegevens heeft getracht studenten te bewegen om over te stappen naar de Talent World International School, althans de school van [persoon B] .
2.2
EuroCollege heeft bij haar akte uitlaten bewijslevering enkele stukken overgelegd en zij heeft de namen van zes te horen getuigen opgegeven. Aan de hand van de verhinderdata is vervolgens een getuigenverhoor gepland, eerst op 12 mei 2021 en vervolgens op 23 juni 2021. EuroCollege heeft op 31 mei 2021 laten weten dat zij het getuigenverhoor niet door wenst te zetten en zij heeft om een beschikking verzocht. Het getuigenverhoor heeft daarmee geen doorgang gevonden.
2.3
Nu EuroCollege heeft afgezien van bewijslevering door middel van het horen van getuigen luidt de conclusie dat EuroCollege niet is geslaagd in het bewijs dat [persoon A] gedurende haar dienstverband bewust (en in vereniging met anderen) EuroCollege concurrentieel en financieel nadeel heeft aangedaan en dat zij in strijd met haar geheimhoudingsplicht met gebruikmaking van de bij EuroCollege bekende gegevens heeft getracht studenten te bewegen om over te stappen naar de school van [persoon B] .
Daarmee is de dringende reden niet vast komen te staan (alsmede dat met betrekking tot de voornoemde ontslaggronden aan het onverwijldheidsvereiste is voldaan). Dit bewijs is evenmin geleverd op grond van de door EuroCollege ingebrachte schriftelijke bewijsstukken, waaronder de opzeggingen van de onderwijsovereenkomsten van enkele studenten en hun LinkedIn pagina’s, waaruit zou blijken dat ze zijn ingeschreven bij de Talent World International School van [persoon B] . De opzeggingen van de bewuste studenten kunnen zonder nadere toelichting, die ontbreekt, op geen enkele wijze in verband worden gebracht met gedragingen van [persoon A] , althans daaruit kan in het kader van de bewijslevering niet worden afgeleid dat zij gedurende haar dienstverband bewust (en in vereniging met anderen) EuroCollege concurrentieel en financieel nadeel heeft aangedaan. Het voorgaande geldt eveneens voor wat betreft het overgelegde WhatsApp bericht van [persoon B] met daarin de zinsnede ‘Im rich’ en de artikelen over [persoon C] .
2.4
Bij tussenbeschikking van 24 december 2021 is reeds overwogen dat de ontslaggronden
1 & 2 (het geen gehoor geven aan een herhaalde oproep tot overleg en het weigeren van het opvolgen van instructies) - mede wegens het niet voldoen aan het onverwijldheidsvereiste - geen ontslag op staande voet kunnen rechtvaardigen. Nu geen sprake was van een dringende reden was EuroCollege niet bevoegd de arbeidsovereenkomst met [persoon A] onverwijld op te zeggen, zoals bedoeld in artikel 7:677 BW. Daarmee bestaat grond om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 7:681 lid 1 BW en zal het ontslag op staande voet derhalve worden vernietigd.
2.5
Gelet op de toewijsbaarheid van het primaire verzoek behoeft het subsidiaire verzoek van [persoon A] geen nadere bespreking en beoordeling meer. De loonvorderingen en de nevenverzoeken zullen hierna afzonderlijk besproken worden
2.6
Bij tussenbeschikking is reeds overwogen dat de loonvordering, voor zover deze betrekking heeft op het resterende deel van 30% van het loon over de maand augustus 2020, niet toewijsbaar is. Dit gedeelte van het verzoek is slechts toewijsbaar voor zover deze betrekking heeft op twee wachtdagen, die ten onrechte door EuroCollege zijn ingehouden.
loon vanaf september 2020
2.7
Nu de opzegging van 9 september 2020 wordt vernietigd heeft [persoon A] in beginsel recht op doorbetaling van het loon tot het rechtsgeldig einde van de arbeidsovereenkomst. Hoewel EuroCollege op 8 september 2020 een onmiddellijke loonstop heeft aangekondigd en op
9 september 2020 is overgegaan tot het geven van het ontslag op staande voet, heeft zij niet weersproken dat zij het loon over gehele maand september 2020 onbetaald heeft gelaten. EuroCollege heeft aangevoerd dat [persoon A] hardnekkig zou hebben geweigerd (vanaf
26 augustus 2020) haar werkzaamheden op locatie te verrichten. Uit de door [persoon A] overlegde
e-mailcorrespondentie blijkt dat partijen vanaf 25 augustus 2020 uitvoerig hebben gecorrespondeerd over een werkhervatting en dat [persoon A] diverse keren heeft verzocht om thuiswerkfaciliteiten en dat zij zich beschikbaar heeft gehouden voor het verrichten van werkzaamheden. [persoon A] heeft daarbij tevens diverse malen aangegeven dat zij onder meer keel-, spier- en verkoudheidsklachten had en dat zij op grond van de geldende Covid-19 richtlijnen thuis moest blijven. Het door [persoon A] overgelegde verslag van haar huisarts wijst ook in die richting, nu deze heeft bevestigd dat tijdens de gehele periode dat [persoon A] klachten had is geadviseerd thuis te blijven en thuis te werken. Voor zover EuroCollege twijfels had over de vraag of [persoon A] vanaf 26 augustus 2020 in staat was om haar werkzaamheden op locatie te verrichten had zij een arbo-arts in kunnen schakelen. Door EuroCollege zijn bovendien geen zwaarwegende redenen naar voren gebracht op grond waarvan het noodzakelijk moest worden geacht dat [persoon A] op locatie zou verschijnen. Mede in het licht van hetgeen onder 4.4. van de tussenbeschikking is overwogen ten aanzien van de herhaalde oproepen van EuroCollege om [persoon A] te laten verschijnen voor een gesprek op locatie op
4 september 2020 wordt overwogen dat geen sprake is van omstandigheden die ingevolge artikel 7:628 BW in redelijkheid voor rekening van [persoon A] moeten komen. De loonvordering zal ook worden toegewezen vanaf 1 september 2020 tot het rechtsgeldig einde van de arbeidsovereenkomst.
2.8
Voor wat betreft de hoogte van het loon zal worden uitgegaan van een bedrag van
€ 2.400,00 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag. Door EuroCollege is uitdrukkelijk betwist dat aan [persoon A] de toezegging is gedaan dat haar contracturen per
1 september 2020 zouden worden verhoogd naar 36 uur per week en dat haar loon daarmee
€ 2.700,00 bruto per maand zou gaan bedragen. Een dergelijke toezegging heeft [persoon A] ook niet hard kunnen maken. [persoon A] heeft slechts verwezen naar de inhoud van haar eigen e-mail van 25 augustus 2020 aan [persoon D] (de operationeel directeur), waarin zij stelt dat zij in een gesprek zouden hebben afgesproken dat [persoon A] vanaf 1 september 2020 een contract voor 36 uur zou krijgen. [persoon A] heeft ter onderbouwing van haar standpunt verder onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld. De vraag of [persoon A] feitelijk werkzaam was als operationeel medewerker of studentbegeleider is in dit kader minder van belang en staat niet aan een beslissing in de weg.
wettelijke rente en wettelijke verhoging
2.9
De wettelijke rente en de wettelijke verhoging over het achterstallige loon zijn eveneens toewijsbaar op de wijze als in het dictum vermeld. De kantonrechter ziet in de gegeven omstandigheden aanleiding de wettelijke verhoging te matigen tot 20%.
2.10
Het verzoek tot het verstrekken van correcte loonspecificaties (bruto-netto specificaties) van de toegewezen bedragen zijn eveneens toewijsbaar. De daaraan verbonden dwangsom zal worden gemaximeerd op de wijze als in het dictum vermeld.
2.11
Het (algemeen geformuleerde) verzoek van [persoon A] om, voor zover EuroCollege haar uit dienst heeft gemeld bij derden, deze melding ongedaan te maken, is niet toewijsbaar.
Mede in het licht van het feit dat arbeidsovereenkomst inmiddels is geëindigd is door [persoon A] onvoldoende concreet onderbouwd wat haar belang is bij een dergelijke veroordeling.
2.12
Het voorgaande geldt eveneens voor het verzoek van [persoon A] om EuroCollege te veroordelen tot het verrichten van alle achterstallige betalingen aan derden betreffende de arbeidsovereenkomst. Dit verzoek is onvoldoende specifiek onderbouwd en is daarom niet toewijsbaar.
2.13
EuroCollege moet als in het ongelijk gestelde partij worden aangemerkt en zij wordt in de proceskosten veroordeeld. Deze kosten worden begroot op een bedrag van € 236,00 aan griffierecht en een bedrag van € 747,00 aan salaris voor de gemachtigde.
2.14
De apart gevorderde nakosten worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.
2.15
De hiervoor weergegeven uitkomst in het verzoek van [persoon A] leidt ertoe dat EuroCollege geen beroep op artikel 7:677 lid 2 juncto lid 3 BW toekomt. Het door EuroCollege gegeven ontslag op staande voet houdt immers geen stand. Dit brengt mee dat de door EuroCollege verzochte gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging moet worden afgewezen.
2.16
EuroCollege wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. Nu door [persoon A] met betrekking tot het tegenverzoek geen afzonderlijke proceshandelingen zijn verricht worden die kosten gesteld op nihil.
3. De beslissing
de kantonrechter:
in het verzoek ex artikel 7:681 BW
vernietigt het op 9 september 2020 gegeven ontslag op staande voet;
veroordeelt EuroCollege tot betaling aan [persoon A] van twee ingehouden wachtdagen over
de maand augustus 2020 en tot betaling van het achterstallige loon van € 2.400,00 bruto per
maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag vanaf 1 september 2020 tot aan het rechtsgeldig einde van de arbeidsovereenkomst, te vermeerderen met 20% wettelijke verhoging
ex artikel 7:625 BW en het aldus verhoogde bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente
ex artikel 6:119 BW vanaf de datum van opeisbaarheid tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt EuroCollege tot het verstrekken van correcte loonspecificaties (bruto-netto specificaties) van de hiervoor genoemde bedragen binnen zeven dagen na dagtekening van deze beschikking, op straffe van een dwangsom van € 50,00 per dag of gedeelte daarvan dat EuroCollege daarmee in gebreke blijft, met dien verstande dat EuroCollege niet meer dan
€ 1.000,00 aan dwangsommen zal kunnen verbeuren;
veroordeelt EuroCollege in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [persoon A]
vastgesteld op:
- -
€ 236,00 aan verschotten;
- -
€ 747,00 aan salaris voor de gemachtigde;
- -
voornoemde bedragen vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW ingaande veertien dagen na de datum van deze beschikking tot de dag der algehele voldoening; en
indien EuroCollege niet binnen veertien dagen na de datum van deze beschikking vrijwillig aan de beschikking heeft voldaan, begroot op € 124,00 aan nasalaris. Indien daarna betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening. Ook is EuroCollege de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over al deze bedragen verschuldigd vanaf de veertiende dag na betekening van deze beschikking tot de dag der algehele voldoening;
wijst het meer of anders verzochte af:
in het tegenverzoek
wijst af het verzoek van EuroCollege;
veroordeelt EuroCollege in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [persoon A] begroot op nihil.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J.L.M. van der Wildt en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
829