[eiser] verzoekt dat bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling aan [eiser] van:
I. een gefixeerde schadevergoeding van € 4.860,- bruto, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 april 2021;
II. een transitievergoeding van € 1.890,- bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2021;
III. een billijke vergoeding van € 61.398,- bruto en € 6.500,- netto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 april 2021;
IV. een bedrag van 1.340,- bruto ter zake de opgebouwde, niet genoten vakantiedagen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50% en de wettelijke rente vanaf 1 mei 2021;
V. een bedrag ad € 1.080,- bruto ter zake de opgebouwde vakantietoeslag, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50% en de wettelijke rente vanaf 1 mei 2021;
VI. de buitengerechtelijke kosten van € 1.870,27 inclusief btw;
en voorts,
VII. [gedaagde] te veroordelen om aan de heer [eiser] binnen veertien dagen na de in dezen te wijzen beschikking schriftelijke en deugdelijke bruto/netto-specificaties te verstrekken, betreffende alle door [gedaagde] aan de heer [eiser] te verrichten betalingen uit hoofde van de hiervoor gedane verzoeken welke door uw rechtbank zullen worden toegewezen en tevens over de gehele duur van het dienstverband over de periode maart 2020 tot en met maart 2021, zulks op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 100,- per dag, met een maximum van € 10.000,-.
VIII. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de nakosten.