[eiser] baseert zijn vordering, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, op de volgende, zakelijk weergegeven stellingen.
Hij heeft over de jaren 2017 tot en met 2019 van [gedaagde] ten onrechte geen (pro rato) dertiende maand-uitkering ontvangen. Over die jaren heeft hij tevens aanspraak op de vakantiebijslag daarover. Het gaat om een bedrag van in totaal € 12.311,- bruto, inclusief vakantiebijslag.
[gedaagde] heeft hem over de jaren 2015 en 2016 wel de dertiende maand-uitkering betaald, maar niet de vakantiebijslag daarover, bedragen van € 366,80 en € 408,- bruto.
Ook heeft hij aanspraak op een tantième over de jaren 2016 tot en met 2019.
[gedaagde] moet hem correcte bruto/nettospecificaties verstrekken.
De gevorderde bedragen moeten worden vermeerderd met de wettelijke verhoging.
Omdat [gedaagde] hem, ondanks aanmaningen en sommaties niet betaalt moet zij hem ook de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente betalen.
4 Het verweer in conventie
[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten. Op haar verweer gaat de kantonrechter hierna, waar nodig, in.