3.1
[verzoekster] heeft in het verzoekschrift verzocht bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. aan [verzoekster] op basis van artikel 7:673 BW de transitievergoeding toe te kennen ter hoogte van € 132,08 bruto, althans een door de kantonrechter te bepalen bedrag, en [verweerder] te veroordelen tot betaling van dat bedrag aan [verzoekster];
b. voor recht te verklaren dat het proeftijdbeding in de arbeidsovereenkomst op basis van het bepaalde in artikel 7:652 lid 8 sub f nietig is;
c. [verweerder] te veroordelen tot betaling van het nog niet betaalde deel van het met [verzoekster] overeengekomen loon over de periode 7 januari 2021 tot 1 april 2021, zijnde het bruto equivalent van een bedrag van in totaal € 3.212,35 netto (inclusief 8% vakantiegeld), althans een bedrag van € 3.212,35 netto onder de verplichting tot afdracht door [handelsnaam] aan de Belastingdienst van de op basis van het bruto bedrag verschuldigde (loon)belastingen, vermeerderd met de wettelijke verhoging van 50% ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over:
- -
€ 834,99 netto (restant loon januari 2021) met ingang van 4 februari 2021 en
- -
€ 799,93 netto (restant loon februari 2021) met ingang van 4 maart 2021 en
- -
€ 1.577,43 netto (loon maart 2021) met ingang van 8 april 2021,
althans de wettelijke rente over het totaal (€ 3.212,35 netto) van voornoemde bedragen met ingang van 1 mei 2021, althans 22 mei 2021, althans met ingang van de datum van indiening van dit verzoekschrift tot aan de dag der algehele voldoening van de hoofdsom(men);
d. [verweerder] te veroordelen tot betaling aan [verzoekster] van een bedrag van € 387,36 bruto ter zake van niet-opgenomen vakantie-uren;
e. [verweerder] te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over
€ 519,44 bruto (transitievergoeding plus vakantie-uren) met ingang van 1 mei 2021, althans met ingang van de datum van indiening van dit verzoekschrift tot aan de dag der algehele voldoening;
f. [verweerder] te gelasten de bij de arbeidsovereenkomst en het over de periode 7 januari 2021 tot 1 april 2021 verschuldigde loon behorende loonstroken (inclusief de eindafrekening) aan [verzoekster] te verstrekken, op straffe van een dwangsom van € 2.000,00 per dag(deel) dat [verweerder] dit nalaat, tot een maximum van € 50.000,00;
g. [verweerder] te veroordelen tot betaling aan [verzoekster] van een bedrag van € 606,85, althans
€ 446,24, althans € 154,35 ter zake van buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over € 154,35 vanaf 29 mei 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
alles met veroordeling van [verweerder] in de proces- en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten.
3.2
Bij voormelde akte vermindering verzoek heeft [verzoekster] de hiervoor onder c. en g. vermelde verzoeken gewijzigd. Zij heeft voor wat betreft die verzoeken thans het volgende verzocht:
c. [verweerder] te veroordelen tot betaling van het nog niet betaalde deel van het met [verzoekster] overeengekomen loon over de periode 7 januari 2021 tot 1 april 2021, zijnde het bruto equivalent van een bedrag van in totaal € 3.052,55 netto (inclusief 8% vakantiegeld), althans een bedrag van € 3.052,55 netto onder de verplichting tot afdracht door [handelsnaam] aan de Belastingdienst van de op basis van het bruto bedrag verschuldigde (loon)belastingen, vermeerderd met de wettelijke verhoging van 50% ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over:
- -
€ 687,09 netto (restant loon januari 2021) met ingang van 4 februari 2021 en
- -
€ 793,98 netto (restant loon februari 2021) met ingang van 4 maart 2021 en
- -
€ 1.571,48 netto (loon maart 2021) met ingang van 8 april 2021,
althans de wettelijke rente over het totaal (€ 3.052,55 netto) van voornoemde bedragen met ingang van 1 mei 2021, althans 22 mei 2021, althans met ingang van de datum van indiening van dit verzoekschrift tot aan de dag der algehele voldoening van de hoofdsom(men);
g. [verweerder] te veroordelen tot betaling aan [verzoekster] van een bedrag van € 582,88, althans
€ 154,35 ter zake van buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente
ex artikel 6:119 BW over € 582,88, althans over € 154,35 vanaf 29 mei 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
3.3
Aan deze (gewijzigde) verzoeken heeft [verzoekster] naast de vaststaande feiten - verkort en zakelijk weergegeven en voor zover van belang - het volgende ten grondslag gelegd.
[verzoekster] maakt op grond van artikel 7:673 lid 1 onder a sub 3 BW aanspraak op een transitievergoeding van € 132,08 bruto, nu de arbeidsovereenkomst niet is verlengd door [verweerder]. Verder maakt [verzoekster] aanspraak op achterstallig loon met betrekking tot de periode 7 januari 2021 tot en met maart 2021 en vergoeding van 24 opgebouwde, maar ten tijde van het eindigen van de arbeidsovereenkomst niet-genoten, vakantie-uren over genoemde periode, alles ter hoogte van de voormelde (totaal)bedragen. Het proeftijdbeding is op grond van, naar de kantonrechter begrijpt, artikel 7:652 lid 6 sub a juncto lid 8 BW, nietig. Daarnaast heeft [verzoekster] recht op de loonstroken en een eindafrekening van het dienstverband. Omdat betaling uitbleef, heeft [verzoekster] haar vordering ter incasso uit handen moeten geven. De incassokosten van € 582,88, althans € 154,35, komen op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b en c BW voor rekening van [verweerder].