RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 10081293 VZ VERZ 22-11482
datum uitspraak: 17 november 2022
Beschikking van de kantonrechter
[verzoekster01]
,
wonende te [woonplaats01] ,
verzoekster, tevens verweerster in het voorwaardelijk tegenverzoek,
gemachtigde: mr. E. van Es,
De Staat der Nederlanden, namens deze de Minister van Justitie en Veiligheid, meer bijzonder de Dienst Justitiële Inrichtingen, locatie Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
gevestigd te Den Haag,
verweerster, tevens verzoekster in het voorwaardelijk tegenverzoek,
gemachtigde: mr. E. Versloot.
Partijen worden hierna ‘ [verzoekster01] ’ en ‘de PI’ genoemd.
2.
De feiten
2.1.
[verzoekster01] (25 jaar oud) is op 1 oktober 2019 in dienst getreden bij de PI in de functie van Medior Complexbeveiliger op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, tegen een maandsalaris van € 2.337,36 bruto, exclusief 8% vakantietoeslag, uitgaande van een werkweek van 36 uur. In haar functie van Complexbeveiliger is [verzoekster01] hoofdzakelijk belast met beveiligingswerkzaamheden zoals toegangscontrole, inspecties, surveilleren, fouilleren, en zoekacties binnen de PI.
2.2.
Op 11 juni 2020 heeft [verzoekster01] de belofte afgelegd onder meer met de volgende tekst:
“
Ik beloof dat ik mij zal gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt, dat ik zorgvuldig, onkreukbaar en betrouwbaar zal zijn en dat ik niets zal doen dat het aanzien van het ambt zal schaden.
”
2.3.
In de laatst geldende arbeidsovereenkomst tussen partijen is bepaald:
“
Artikel 6 Collectieve arbeidsovereenkomst en personeelsreglement
6.1
Op deze arbeidsovereenkomst is de op het moment van totstandkoming van deze overeenkomst geldende CAO Rijk van toepassing als ook de toekomstige opvolgers ervan. De geldende CAO Rijk is in te zien op www.caorijk.nl. (…)
6.2
Op deze arbeidsovereenkomst is het op het moment van totstandkoming van deze Overeenkomst geldende en in de CAO Rijk bedoelde personeelsreglement van de Organisatie waar u werkzaam bent van toepassing als ook de toekomstige opvolgers ervan. Het personeelsreglement is in te zien op www.caorijk.nl.
6.3
Met de ondertekening van deze arbeidsovereenkomst verklaart de werknemer zich bekend en akkoord met de bepalingen uit de CAO Rijk en het personeelsreglement.
”
2.4.
Vanaf 1 januari 2020 geldt het personeelsreglement Veiligheid en Justitie voor werknemers van de PI. In dat reglement is vermeld dat voor de DJI een aanvullend DJI-personeelsreglement geldt. Onderdeel van dit reglement is de gedragscode DJI. Daarin is (voor zover van belang) het volgende bepaald:
“
Kernwaarde: betrouwbaarheid
Betrouwbaarheid is zorgen dat collega’s en justitiabelen u altijd kunnen vertrouwen en altijd op u kunnen rekenen. (…) Als u de regels naleeft, verkleint u het risico dat u en uw collega’s in onwenselijke of gevaarlijke situaties geraken.
Verboden contacten
Het hebben van een andere dan een werkrelatie met een justitiabele is niet toegestaan. Een relatie met een ex-justitiabele is ook niet toegestaan als de justitiabele kortgeleden ingesloten is geweest of als uit de aard en de duur van de relatie blijkt dat de veiligheid van de medewerker en de collega's in gevaar wordt gebracht. Een liefdesrelatie of een vriendschapsrelatie zijn duidelijke vormen van een relatie, maar ook het helpen van iemand kan een relatie zijn. Mocht een relatie ontstaan dan ben je verplicht dit te melden. Als je een relatie hebt met een justitiabele, die voor aanvang van de detentie is ontstaan, dan moet je dit melden bij je leidinggevende. Dit geldt ook voor een relatie met iemand uit de privékring van een (ex-)justitiabele. Dergelijke relaties kunnen de veiligheid van jou en je collega's in gevaar brengen. (…) U ziet: integriteit en veiligheid wegen zwaar. Blijf professioneel en overleg of meld tijdig als u denkt dat er een relatie kan ontstaan of sprake is van een verboden contact. Zo voorkomt u risicovolle situaties voor uzelf en de ander en zorgt u dat de reputatie van DJI niet wordt aangetast. (…)
Kernwaarde: openheid
Openheid is eerlijk en effectief communiceren met uw collega’s door uitspreken, bespreken, afspreken en aanspreken. (…) In de praktijk van alle dag betekent dit: speel open kaart.
Meldplicht
(…) Daarnaast heeft u bij DJI een meldplicht in de volgende situaties:
• Als u zelf verdachte bent in een strafzaak of in aanraking bent gekomen met de politie of het Openbaar Ministerie.
• Als er iemand uit uw privékring in aanraking komt met de politie of het Openbaar Ministerie. (…)
Kernwaarde: professionaliteit
Professionaliteit is uw werk bekwaam doen, u houden aan de regels en uw collega’s helpen zich ook aan de regels te houden.
”
2.5.
Op 12 augustus 2020 heeft [verzoekster01] een gesprek gevoerd met haar leidinggevende. In het door [verzoekster01] geaccordeerde verslag van dit gesprek is onder meer het volgende vermeld:
“
Met [verzoekster01] is er uitgebreid gesproken over de juiste houding en gedrag ten opzichte van gedetineerden.
”
2.6.
Tot en met oktober 2020 was de heer [naam04] (hierna: [naam04] ) gedetineerd in de PI. [verzoekster01] en [naam04] hebben elkaar in deze periode leren kennen. In oktober 2020 is [naam04] vrijgekomen, met een enkelband. In januari 2021 is deze enkelband verwijderd.
2.7.
In januari 2021 is intensief contact ontstaan tussen [verzoekster01] en [naam04] .
2.8.
Op 3 augustus 2021 heeft [verzoekster01] een gesprek gevoerd met haar manager. In het door haar geaccordeerde verslag daarvan is onder meer het volgende vermeld:
“
[verzoekster01] heeft een bewogen jaar achter de rug, is door een aantal incidenten in een negatief beeld en spiraal terechtgekomen waar zij maar moeilijk uit kon komen. De betrokkenheid van de diverse incidenten liggen uiteen van toenadering door een gedetineerde via snapchat tot aan onenigheid over de bereidheid tot assisteren op de bad afdeling, integriteitsmelding, en sporten in de nachtdienst. (…)
Afstand en nabijheid:
In het gesprek geeft leidinggevende nadrukkelijk aan dat van groot belang is, toenadering/toespeling van gedetineerden meteen aan te pakken door adequaat op te treden.
In de Pi zijn wat dat betreft de vrouwen wat kwetsbaarder en moeten we met elkaar dit onderwerp van gesprek houden.
Zorg er dus voor dat je alle schijn wegneemt door op gepaste wijze / professionele afstand je werk uitvoert.
”
2.9.
Van 30 november 2021 tot en met 10 maart 2022 was [naam04] opnieuw gedetineerd in de PI.
2.10.
Op 14 juni 2022 heeft de politie een inval in de woning van [verzoekster01] gedaan. In de woning is [naam04] aangehouden, op verdenking van liquidatie. Verder is in het huis munitie aangetroffen, terwijl toen in de handtas van [verzoekster01] harddrugs (MDMA) zijn aangetroffen.
2.11.
Op 20 juni 2022 heeft de politie naar aanleiding van de inval een rapport naar het Bureau Integriteit van de DJI gemaild. Zij schrijft daarin:
“
[naam04] wordt verdacht van een poging liquidatie (schietpartij te Rotterdam). In de woning (…) werden diverse soorten munitie aangetroffen. Voorts werd in de handtas van [verzoekster01] twee gripzakjes met poeders aangetroffen. [verzoekster01] verklaarde dat dit MDMA betrof die zij in bewaring had voor twee vriendinnen die kinderen hebben. [verzoekster01] heeft afstand gedaan van de verdovende middelen en is niet als verdachte aangemerkt.
Uit naslag in de mij ten dienste staande systemen blijkt dat [verzoekster01] op 1 januari 2022 te gast was op een (grootschalig) illegaal feest in Rotterdam. Dit feest was niet toegestaan in verband met de toen geldende corona-regels en het ontbreken van een vergunning.”
2.12.
Op vrijdag 1 juli 2022 is het rapport van de politie door het Bureau Integriteit doorgemaild naar de heer [naam05] (Hoofd Veiligheid van de PI). Die heeft het rapport een uur later doorgestuurd naar [naam06] , de toenmalige directeur van de PI.
2.13.
Op diezelfde dag, te weten 1 juli 2022, hebben [naam06] en [naam07] (Teamleider Veiligheid) een gesprek gevoerd met [verzoekster01] naar aanleiding van het bericht van de politie. [verzoekster01] heeft in dit gesprek de gelegenheid gekregen om haar kant van het verhaal te vertellen. Na afloop van dit gesprek is [verzoekster01] met onmiddellijke ingang geschorst.
2.14.
Op dinsdag 5 juli 2022 is [verzoekster01] op staande voet ontslagen. In de bevestigingsbrief van diezelfde datum is daarover het volgende vermeld:
“
De navolgende dringende redenen liggen aan het ontslag op staande voet ten
grondslag:
- U hebt geen melding gemaakt van uw (liefdes) relatie met een exgedetineerde;
- U hebt geen melding gemaakt van het feit dat u in contact bent geweest met justitie, daarbij doel ik op de inval die in uw huis heeft plaatsgevonden;
- U hebt geen melding gemaakt van het feit dat uw relatie in contact is geweest met justitie en in detentie zit en nog steeds contact met hem onderhoudt;
- U bent in het bezit van harddrugs (i.c. MDMA);
- In uw woning zijn diverse soorten munitie gevonden;
- U bent op 1 januari 2022 aanwezig geweest bij een illegaal feest.
De bovengenoemde redenen gelden ieder voor zich en/of in onderlinge samenhang bezien als een dringende reden in de zin van artikel 7: 678 BW.
”
4.
De beoordeling
4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of het ontslag op staande voet dat aan [verzoekster01] gegeven is, moet worden vernietigd, en als dit het geval is, of de arbeidsovereenkomst tussen partijen alsnog moet worden ontbonden.
4.2.
Op basis van artikel 7:677 lid 1 BW is ieder van de partijen bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van de reden aan de wederpartij.
4.3.
Voor de vraag of het ontslag onverwijld is gegeven, is het tijdstip beslissend waarop de dringende reden voor het ontslag ter kennis is gekomen van degene die bevoegd was het ontslag te verlenen (HR 27 april 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB1347, De Lange/Wennekes Lederwaren). [verzoekster01] stelt dat het ontslag op staande voet niet onverwijld is gegeven, omdat de melding van de politie al op 20 juni 2022 bij de DJI bekend was. Er is echter geen discussie over dat die melding is binnengekomen bij het Bureau Integriteit van de DJI. De PI heeft onbetwist gesteld dat dit bureau niet bevoegd is tot het geven van ontslag. De datum van 20 juni 2022 is dus niet beslissend. Om onduidelijke redenen is de melding bij het Bureau Integriteit blijven liggen en pas op 1 juli 2022 doorgestuurd naar het Hoofd Veiligheid van de PI. Vervolgens is de melding op dezelfde dag doorgestuurd naar de directeur. De directeur is bevoegd tot het geven van ontslag. Dus het tijdstip van 1 juli 2022 is beslissend bij de beoordeling van de vraag of het ontslag op staande voet al dan niet onverwijld gegeven is. Op (vrijdag) 1 juli 2022 heeft de directeur gelijk een gesprek gevoerd met [verzoekster01] , na afloop waarvan [verzoekster01] met onmiddellijke ingang is geschorst. De daaropvolgende dinsdag is [verzoekster01] op staande voet ontslagen. De kantonrechter oordeelt dat daarmee het ontslag onverwijld is gegeven.
4.4.
Er is geen discussie over dat de reden van het ontslag direct is meegedeeld aan [verzoekster01] .
4.5.
De volgende vraag is of de omstandigheden waarop de PI het ontslag heeft gebaseerd kunnen worden aangemerkt als dringende reden in de zin van de wet. Uit artikel 7:678 lid 1 BW volgt dat voor de werkgever als dringende redenen beschouwd worden zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die tot gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Uit vaste rechtspraak volgt dat voor de beoordeling van de vraag of daarvan sprake is, alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking moeten worden genomen, zoals de aard en de ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, de aard van de dienstbetrekking, de duur ervan en de wijze waarop de werknemer de dienstbetrekking heeft vervuld en de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die het ontslag op staande voet voor hem zouden hebben.
Bijzondere positie ambtenaar
4.6.
De kantonrechter is het met de PI eens dat het uitgangspunt is dat de ambtenaar een bijzondere positie heeft. Van een goed ambtenaar mag gezien de publieke functie die hij bekleedt een hoge mate van integriteit worden verwacht. Dit geldt zeker voor ambtenaren die werkzaam zijn binnen een penitentiaire inrichting. Voor deze beroepsgroep brengt niet-integer handelen directe veiligheidsrisico’s met zich mee voor de ambtenaar zelf, zijn collega’s en de samenleving als geheel. Van [verzoekster01] mag worden verwacht dat zij zich bewust is van dit uitgangspunt. Dit wordt onderstreept doordat zij de belofte heeft afgelegd waarbij zij heeft verklaard
“zorgvuldig, onkreukbaar en betrouwbaar”
te zullen zijn en dat zij
“niets zal doen dat het aanzien van het ambt zal schaden”
(zie 2.2).
4.7.
[verzoekster01] heeft tijdens het gesprek op 1 juli 2022 en in het verzoekschrift gesteld dat omstreeks januari 2021 een relatie is ontstaan tussen haar en [naam04] . Tijdens de mondelinge behandeling heeft zij dit genuanceerd en gesteld dat het contact in januari 2021 is ontstaan, maar dat er nooit echt van een relatie kon worden gesproken. De kantonrechter laat die kwalificatie nu in het midden. Vast staat dat [verzoekster01] vanaf januari 2021 in ieder geval (zeer) intensief contact heeft gekregen met [naam04] , een ex-gedetineerde van de PI waar [verzoekster01] werkzaam was. De PI stelt zich op het standpunt dat [verzoekster01] dit had moeten melden. [verzoekster01] brengt daar tegenin dat zij in de veronderstelling was dat zij dit niet hoefde te melden omdat [naam04] inmiddels vrij was. De kantonrechter overweegt als volgt.
4.8.
Anders dan [verzoekster01] betoogt, maakt de Gedragscode Integriteit wel degelijk onderdeel uit van de arbeidsovereenkomst. In artikel 6 van de arbeidsovereenkomst is het personeelsreglement namelijk van toepassing verklaard. In het personeelsreglement van Justitie en Veiligheid is bepaald dat ook het meer specifieke personeelsreglement van DJI van toepassing is. De Gedragscode Integriteit maakt daar onderdeel vanuit. Gezien de omvang en de gelaagdheid van het reglement kan de kantonrechter zich voorstellen dat [verzoekster01] niet tot in detail weet wat er in deze documenten staat. Maar van haar mag wel worden verwacht dat zij bekend is met de grote lijnen en in ieder geval met de kernwaarden van de PI, te weten respect, betrouwbaarheid, openheid en professionaliteit. Voor haar had ook op basis van die kernwaarden duidelijk moeten zijn dat het niet-melden van een relatie met een ex-gedetineerde niet door de beugel kan, mede met het oog op hetgeen tijdens het functioneringsgesprek in 2020 besproken is (zie 2.5).
4.9.
Uit de Gedragscode volgt dat een relatie met een ex-gedetineerde niet is toegestaan als diegene nog maar kort vrij is. Het intensieve contact tussen [verzoekster01] en [naam04] is vrijwel direct na zijn vrijlating tot stand gekomen. Dus op grond van de Gedragscode was deze relatie verboden. Bovendien volgt uit de Gedragscode dat een relatie met een (ex)gedetineerde altijd gemeld moet worden. Zelfs als [verzoekster01] zou hebben gedacht dat een dergelijke relatie wel toegestaan was, dan had zij deze meldplicht op zijn minst moeten begrijpen. Het bestaan van de relatie brengt immers evident veiligheidsrisico’s met zich, niet alleen voor [verzoekster01] zelf, maar ook voor haar collega’s en de PI. Dat deze risico’s zich uiteindelijk niet hebben verwezenlijkt, zoals door [verzoekster01] aangevoerd, is daarbij niet van belang. [verzoekster01] had direct vanaf het begin openheid moeten geven aan de PI. Dat zij dit niet heeft gedaan, valt haar aan te rekenen. Door dit niet te doen heeft zij er blijk van gegeven dat zij zich niet bewust is van de verantwoordelijkheden en risico’s die haar functie met zich brengt.
4.10.
Verder weegt de kantonrechter mee dat de overtreding van [verzoekster01] lange tijd heeft voortgeduurd. Er zijn namelijk diverse momenten geweest waarop [verzoekster01] alsnog aanleiding had om de relatie te melden. Tijdens het functioneringsgesprek in augustus 2021 is uitgebreid gesproken over het bewaren van een professionele afstand tot gedetineerden. Deze kans had zij moeten aangrijpen om openheid van zaken te geven. Voor haar had toen duidelijk moeten zijn dat een relatie met een ex-gedetineerde op zijn minst een grijs gebied is, dat zij in dit kader moest bespreken met haar leidinggevende. Voor zover [verzoekster01] toen toch nog steeds meende dat de relatie met een ex-gedetineerde geen probleem was, had zij in ieder geval open kaart moeten spelen toen [naam04] op 30 november 2021 opnieuw gedetineerd werd in de PI waar zij werkzaam was. [verzoekster01] heeft tijdens de mondelinge behandeling te kennen gegeven dat helder is dat dit niet is toegestaan. Zij stelt daarover dat zij achteraf inziet dat zij de relatie had moeten melden, maar dat zij dit door schaamte niet kon. De kantonrechter begrijpt enerzijds dat het voor [verzoekster01] , naarmate de tijd verstreek, steeds moeilijker werd om alsnog melding te maken van de relatie met [naam04] . Anderzijds had zij die verantwoordelijkheid voor haar eigen stilzwijgen wel moeten nemen en kan zij zich daar niet achter verschuilen ten opzichte van de PI.
Niet melden inval politie
4.11.
Vervolgens heeft op 14 juni 2022 de inval van de politie in de woning plaatsgevonden. [verzoekster01] doet deze zaak in haar verweer af als een voorval waar zij buiten staat en dat slechts [naam04] aangaat. Hierdoor geeft zij onvoldoende blijk van zelfreflectie. Het gaat er immers om dat in de woning van een PI-medewerker een ex-gedetineerde, en verdachte van liquidatie, met munitie wordt aangetroffen, terwijl tevens in de woning - notabene in de handtas van [verzoekster01] - harddrugs worden aangetroffen. Op dat moment hadden alle alarmbellen bij [verzoekster01] af moeten gaan en had zij direct aan de bel moeten trekken bij de PI. Het is immers evident dat dit haar integriteit als PI-medewerker raakt. [verzoekster01] heeft gesteld dat zij wel wist dat zij dit moest melden, maar dat zij niet wist hoe ze hier het gesprek over kon aanknopen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft zij echter ook verklaard dat haar leidinggevende de dag na de inval heeft gevraagd hoe het met haar ging, omdat zij zich de dag tevoren plotsklaps had moeten afmelden na een telefoontje van de moeder van [naam04] dat de politie bij haar thuis aan de deur stond. [verzoekster01] had die voorzet van haar leidinggevende met beide handen moeten aangrijpen. Zij heeft er echter toen opnieuw voor gekozen om geen openheid van zaken te geven en alleen oppervlakkig te melden dat er
‘iets in haar privésfeer speelde, waarover zij nu nog niets kon zeggen’.
Door zowel de relatie als de politie-inval te verzwijgen is er per direct een onhoudbare situatie ontstaan tussen de PI en [verzoekster01] .
Harddrugs en illegaal feest
4.12.
Bijkomende omstandigheden zijn nog dat op 1 juli 2022 ook bekend is geworden dat [verzoekster01] in januari 2021 een illegaal feest heeft bezocht en dat zij op 14 juni 2022 in het bezit was van harddrugs. Dat zij die drugs bewaarde voor een vriendin die een kind heeft, zoals door [verzoekster01] aangevoerd, en dat zij niet wist dat MDMA harddrugs was, kan op dit moment niet worden vastgesteld. Dat acht de kantonrechter ook niet nodig. Zelfs als dit zo zou zijn, dan nog heeft [verzoekster01] (bewust dan wel onbewust) door haar naïeve handelen medewerking verleend aan het illegale drugscircuit, hetgeen zich niet verhoudt met haar rol als PI-medewerker.
4.13.
Voornoemde omstandigheden, zeker in onderlinge samenhang beschouwd, zijn een zeer ernstige schending van de integriteit, openheid en betrouwbaarheid die van [verzoekster01] als PI-medewerker mogen worden verwacht. Nu de PI heeft geconstateerd dat [verzoekster01] , in strijd met de Gedragscode en de kernwaarden van de PI, al het voorgaande heeft verzwegen, kan van haar in redelijkheid niet worden gevergd om de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Die omstandigheden zijn naar oordeel van de kantonrechter door de PI dan ook terecht aangemerkt als een dringende reden. Dat ten opzichte van andere collega’s bij integriteitsschendingen andere disciplinaire maatregelen zijn genomen, zoals door [verzoekster01] aangevoerd, acht de kantonrechter verder niet relevant. Bij een ontslag op staande voet zijn nu eenmaal alle omstandigheden van het geval van belang. Zonder uitgebreide achtergrondinformatie van de situatie van andere collega’s kunnen daaraan dus geen positieve gevolgen voor [verzoekster01] worden verbonden.
4.14.
De persoonlijke omstandigheden van [verzoekster01] , namelijk dat zij het psychisch zwaar had door een eerdere zelfmoordpoging van [naam04] en dat zij lange-termijn-ambities had binnen de DJI, die door het ontslag op staande voet zijn verstoord, zijn uiteraard erg vervelend voor haar, maar maken niet dat van de PI kan worden gevergd dat zij de arbeidsovereenkomst toch voortzet. Daar komt bij dat [verzoekster01] nog jong is en de arbeidsmarkt momenteel krap is, getuige ook het feit dat [verzoekster01] al binnen enkele weken na het ontslag een nieuwe baan heeft gevonden. Dit alles maakt dat er sprake is van een rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet. Het primaire en subsidiaire verzoek, die van het tegendeel uitgaan, worden daarom afgewezen.
4.15.
Aangezien de arbeidsovereenkomst is opgezegd door de PI, heeft [verzoekster01] in principe recht op een transitievergoeding (art. 7:673 lid 1 sub a onder 1 BW). De PI stelt zich op het standpunt dat zij geen transitievergoeding verschuldigd is, omdat de opzegging het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoekster01] (art. 7:673 lid 7 sub c BW). De kantonrechter volgt de PI op dit punt. Met name het verzwijgen van de relatie met een (ex)gedetineerde en het verzwijgen van de politie-inval, is evident in strijd met hetgeen van [verzoekster01] mag worden verwacht als PI-medewerker en goed ambtenaar/werknemer. Daarmee heeft zij dus ernstig verwijtbaar gehandeld en nagelaten ten opzichte van de PI. Ook de meer subsidiair verzochte transitievergoeding wordt daarom afgewezen.
4.16.
Gelet op het feit dat in deze beschikking definitief beslist wordt op de verzoeken van [verzoekster01] , behoeft de door haar verzochte voorlopige voorziening geen verdere beoordeling meer.
4.17.
Aangezien de verzoeken van [verzoekster01] worden afgewezen, is niet voldaan aan de voorwaarde waaronder de tegenverzoeken door de PI zijn ingesteld. Deze hoeven daarom niet behandeld en beslist te worden.
4.18.
[verzoekster01] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van de PI tot vandaag vast op € 747,- aan salaris voor haar gemachtigde.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.19.
De proceskostenveroordeling wordt zoals verzocht uitvoerbaar bij voorraad verklaard.