RECHTBANK ROTTERDAM
Zaaknummer: 10123070 VZ VERZ 22-12273
Uitspraak: 22 november 2022
Beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
Verstegen Spices & Sauces B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
verzoekster,
gemachtigde: mr. P.P.H. Verheijden,
tegen:
[verweerder01] ,
wonende te [woonplaats01] ,
verweerder,
die niet is verschenen.
Partijen zullen hierna Verstegen en [verweerder01] worden genoemd.
3.
Het geschil
3.1.
Verstegen verzoekt bij beschikking - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - de arbeidsovereenkomst met [verweerder01] te ontbinden per de eerst mogelijke datum op grond van artikel 7:671 b jo. artikel 7:669 lid 1 en lid 3 sub e BW.
3.2.
Ter onderbouwing van haar verzoek heeft Verstegen aangevoerd dat [verweerder01] zijn re-integratieverplichtingen zonder deugdelijke grond en ondanks diverse waarschuwingen en een loonstop niet is nagekomen. Dit wordt door het UWV bevestigd. Verstegen heeft er alles aan gedaan om [verweerder01] zo goed mogelijk te begeleiden bij zijn re-integratie, maar [verweerder01] wenste hieraan niet mee te werken.
3.3.
[verweerder01] heeft geen verweer gevoerd.
4
.
De beoordeling
4.1.
De kantonrechter stelt allereerst vast dat [verweerder01] op juiste wijze is opgeroepen. Ook is [verweerder01] met een deurwaarderexploot opgeroepen voor de mondelinge behandeling op 25 oktober 2022, op het adres waarop hij staat ingeschreven in de Basisregistratie Personen. Desondanks heeft [verweerder01] geen verweer gevoerd en is hij niet ter zitting verschenen.
4.2.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden.
4.3.
Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is. Het verzoek van Verstegen strekt ertoe de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van verwijtbaar handelen (artikel 7:669 lid 3 sub e BW).
4.4.
De kantonrechter stelt voorop dat in geval van ziekte van de werknemer op zowel de werkgever als de werknemer wettelijke re-integratieverplichtingen rusten. Artikel 7:660a BW bepaalt dat de werknemer gevolg dient te geven aan de door de werkgever in het kader van de re-integratie gegeven redelijke voorschriften en de hem geboden passende arbeid dient te verrichten.
4.5.
Verstegen zet in haar verzoekschrift uitvoerig uiteen dat [verweerder01] zijn re-integratietraject heeft belemmerd en gestagneerd. [verweerder01] heeft niet de passende arbeid verricht zoals de bedrijfsarts heeft geadviseerd. [verweerder01] is meerdere keren niet op het werk verschenen, noch heeft hij zich afgemeld bij zijn leidinggevende. Ook heeft [verweerder01] geen redenen opgegeven voor zijn afwezigheid. Als [verweerder01] wel verscheen op de werkvloer was hij vaak te laat en pas na een lange periode van onbereikbaarheid. Naast het niet (volledig) verrichten van de passende arbeid, heeft [verweerder01] niet de redelijke voorschriften opgevolgd van de bedrijfsarts. [verweerder01] heeft geen adequate hulpverlening ingeschakeld voor zijn klachten, ondanks de adviezen van de bedrijfsarts. Tot slot heeft [verweerder01] geen gehoor gegeven aan de verzoeken van Verstegen om op gesprek te komen om het verloop van de re-integratie te bespreken. Ondanks de herhaaldelijk gegeven waarschuwingen en de toegepaste loonsanctie kon de re-integratie van [verweerder01] niet worden voortgezet. Verstegen heeft geen enkel middel meer om [verweerder01] aan te sporen zijn verplichtingen na te komen. [verweerder01] heeft voorgaande omstandigheden niet weersproken.
4.6.
De kantonrechter stelt allereerst vast dat Verstegen heeft voldaan aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 7:671b lid 5 BW. Verstegen heeft [verweerder01] verschillende keren schriftelijk gemaand tot nakoming van zijn re-integratieverplichtingen en de betaling van het loon gestaakt. Ook heeft Verstegen een deskundigenoordeel van het UWV d.d. 14 september 2022 overgelegd. Daarin staat dat de re-integratie inspanningen van [verweerder01] onvoldoende zijn. Onder meer staat in dat arbeidsdeskundig rapport dat [verweerder01] niet verschijnt op oproepen bij de bedrijfsarts en/of zijn werkgever, zich niet houdt aan werkhervattingsadviezen, dat het hem aan te rekenen is dat hij niet reageert naar werkgever, arbodienst en/of de bedrijfsarts en dat zijn houding en gedrag onvoldoende is.
4.7.
De kantonrechter is verder van oordeel dat - gelet op voorgaande omstandigheden - sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder01] , zodanig dat van Verstegen niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Het opzegverbod van artikel 7:670 lid 1 BW is niet van toepassing (artikel 7:670a lid 1 BW). Herplaatsing ligt niet in de rede (volgens artikel 7:669 lid 1 BW). Dit betekent dat de arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden.
4.8.
De vraag die vervolgens moet worden beantwoord is met ingang van welke datum de arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden.
4.9.
Volgens artikel 7:671b lid 9, onderdeel a BW geldt dat voor de ontbindingsdatum in beginsel rekening moet worden gehouden met de geldende opzegtermijn, door het einde van de arbeidsovereenkomst te bepalen op het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, waarbij de duur van de ontbindingsprocedure in mindering wordt gebracht, met een minimum van een maand.
4.10.
Verstegen stelt dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen en nalaten van [verweerder01] , zodat de arbeidsovereenkomst zonder rekening te houden met de opzegtermijn dient te worden ontbonden.
4.11.
Uit de wetsgeschiedenis volgt dat het bij ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer gaat om bijvoorbeeld de situatie waarin de werknemer controlevoorschriften bij ziekte herhaaldelijk, ook na toepassing van loonopschorting, niet naleeft en hiervoor geen gegronde reden bestaat (Kamerstukken II 2013/14, 33 818, nr. 3, p. 39 en 40). Naar het oordeel van de kantonrechter is een vergelijkbare situatie in het onderhavige geval aan de orde. [verweerder01] is herhaaldelijk niet verschenen om de re-integratieverplichtingen te bespreken, ook na stopzetting van het loon, en hij heeft als gezegd - blijkens het oordeel van het UWV - onvoldoende meegewerkt aan zijn re-integratie. Naar het oordeel van de kantonrechter is daarmee sprake van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten door [verweerder01] .
4.12.
De arbeidsovereenkomst zal met toepassing van artikel 7:671b lid 9, sub b BW worden ontbonden met ingang van 1 december 2022.
4.13.
Gelet op artikel 7:673 lid 7 sub c BW is Verstegen geen transitievergoeding verschuldigd. Voor zover Verstegen heeft gevraagd om een verklaring voor recht (in het petitum leest de kantonrechter dit niet terug), wordt deze afgewezen, nu Verstegen daarbij geen belang meer heeft.
4.14.
De kantonrechter ziet in de verhouding tussen partijen aanleiding te bepalen dat ieder van hen (en dit betekent dus welbeschouwd alleen Verstegen) de eigen kosten van deze procedure draagt.
4.15.
Een beschikking waarin een arbeidsovereenkomst ontbonden wordt is op grond van artikel 7:683 lid 1 BW sowieso ‘uitvoerbaar bij voorraad’. Het verzoek van Verstegen deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren hoeft daarom niet te worden toegewezen.