Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBROT:2022:3129

Rechtbank Rotterdam
21-04-2022
26-04-2022
9613544 / VZ VERZ 22-6
Arbeidsrecht
Beschikking

De opzegging van de arbeidsovereenkomst is het gevolg geweest van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever ex artikel 7:682 lid 1 sub c BW. Toekenning van een billijke vergoeding van € 50.000,-. Afwijzing voorwaardelijk tegenverzoek.

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2022-0486
VAAN-AR-Updates.nl 2022-0486

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9613544 / VZ VERZ 22-6

uitspraak: 21 april 2022

Beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,

in de zaak van:

[persoon A] ,

wonende te [woonplaats A] ,

verzoeker,

verweerder in het voorwaardelijk tegenverzoek,

gemachtigde: mr. L. Smits, advocaat te Rotterdam,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

EURO-CAPS B.V.,

gevestigd te Rotterdam,

verweerster,

verzoekster in het voorwaardelijk tegenverzoek,

gemachtigde: mr. P. Disseldorp, advocaat te Amsterdam.

Partijen zullen hierna “ [persoon A] ” en “Euro-Caps” worden genoemd.

1. De procedure

1.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het verzoekschrift met producties 1 t/m 20;

  • -

    het verweerschrift tevens voorwaardelijk tegenverzoek ex artikel 843a Rv met producties 1 t/m 52;

  • -

    de door [persoon A] bij brief d.d. 4 februari 2022 overgelegde aanvullende producties 21 t/m 27;

  • -

    de door [persoon A] bij brief d.d. 7 februari 2022 overgelegde verbeterde versie van productie 22.

1.2

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 maart 2022. [persoon A] is in persoon verschenen, bijgestaan door de gemachtigde voornoemd. Namens Euro-Caps zijn verschenen mevrouw [persoon B] ( [functie 1] ) en mevrouw [persoon C] ( [functie 2] ), bijgestaan door de gemachtigde voornoemd. Partijen hebben ieder het eigen standpunt (nader) toegelicht, waarbij de gemachtigden van partijen zich mede hebben bediend van spreekaantekeningen die zijn toegevoegd aan het procesdossier. Van hetgeen ter zitting is besproken is aantekening gehouden door de griffier.

1.3

De zaak is na de mondelinge behandeling voor een periode van twee weken aangehouden ten einde partijen in de gelegenheid te stellen een minnelijke regeling te beproeven.

1.4

Bij e-mail d.d. 16 maart 2022 heeft de gemachtigde van Euro-Caps de kantonrechter bericht dat partijen niet tot een vergelijk zijn gekomen. Door partijen is verzocht om uitspraak te doen.

1.5

Vervolgens is de uitspraak van de beschikking door de kantonrechter nader op heden bepaald.

2. De feiten

In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten:

2.1

[persoon A] is op 2 juni 2014 via een uitzendbureau werkzaamheden voor Euro-Caps gaan verrichten.

2.2

Op 5 december 2014 is [persoon A] betrokken geraakt bij een bedrijfsongeval. Tijdens zijn werkzaamheden is er een schroef uit een scharnier losgeraakt, waardoor een glazen deur van de machine waar [persoon A] aan het werk was, losgeschoten is en op het hoofd van [persoon A] is gevallen. [persoon A] heeft daarbij letsel opgelopen en hij heeft de spoedeisende hulp geconsulteerd. Daarna is hij enige tijd volledig arbeidsongeschikt thuis geweest. Per 7 februari 2015 is [persoon A] weer volledig hersteld gemeld.

2.3

Op 1 juli 2015 is [persoon A] rechtstreeks in dienst getreden bij Euro-Caps op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd.

2.4

[persoon A] vervulde vanaf 1 maart 2015 tot aan het einde van zijn dienstverband de functie van Operator niveau 2. Zijn salaris bedroeg laatstelijk € 3.591,36 bruto per maand, inclusief ploegentoeslag en vakantietoeslag.

2.5

Per 1 juli 2016 is de arbeidsovereenkomst van [persoon A] omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.

2.6

Op 12 februari 2018 heeft Euro-Caps met [persoon A] een gesprek gevoerd over zijn ziekteverzuim.

2.7

In november 2018 heeft [persoon A] gesolliciteerd naar de functie van Teamleider. [persoon A] is voor deze functie afgewezen.

2.8

Als eindbeoordeling over 2018 heeft [persoon A] op 23 december 2018 een onvoldoende gekregen.

2.9

[persoon A] heeft zich kort na het beoordelingsgesprek ziekgemeld. In de periode nadien is [persoon A] ‘op en af’ ziek geweest en vanaf 17 februari 2019 volledig arbeidsongeschikt.

2.10

In februari 2019 heeft [persoon A] bezwaar gemaakt tegen zijn onvoldoende beoordeling over 2018.

2.11

In maart 2019 heeft [persoon A] Euro-Caps aansprakelijk gesteld voor het bedrijfsongeval dat op 5 december 2014 heeft plaatsgevonden. Euro-Caps heeft de aansprakelijkstelling van [persoon A] doorgestuurd aan haar verzekeraar.

2.12

Naar aanleiding van de ontvangst van het bezwaar van [persoon A] tegen de eindbeoordeling over 2018, heeft er op 18 april 2019 een gesprek plaatsgevonden.

2.13

Bij brief d.d. 7 mei 2019 heeft Euro-Caps uitgesproken te verwachten dat zolang [persoon A] nog (deels) arbeidsongeschikt is, hij geen nevenactiviteiten verricht als rij-instructeur van zijn eigen rijschool.

2.14

Op 5 juni 2019 heeft de bedrijfsarts, [naam bedrijfsarts 1] (hierna: [naam bedrijfsarts 1] ) [persoon A] volledig arbeidsgeschikt verklaard.

2.15

Bij brief d.d. 6 juni 2019 heeft Euro-Caps [persoon A] opgeroepen om zijn werkzaamheden te hervatten. Daarop heeft [persoon A] zich wederom volledig ziek gemeld.

2.16

Bij brief d.d. 7 juni 2019 heeft Euro-Caps [persoon A] opnieuw opgeroepen om zijn werkzaamheden te hervatten. Nadat [persoon A] aan deze oproep geen gehoor had gegeven, heeft Euro-Caps gedurende de periode 7 juni 2019 tot 10 juni 2019 een loonstop toegepast.

2.17

Op 10 juni 2019 heeft [persoon A] zijn werkzaamheden hervat.

2.18

Op 21 juni 2019 heeft [persoon A] een deskundigenoordeel aangevraagd bij het UWV.

2.19

Op 18 juli 2019 heeft de verzekeringsarts van het UWV geoordeeld dat [persoon A] op
7 juni 2019 arbeidsongeschikt was.

2.20

Euro-Caps heeft na ontvangst van het deskundigenoordeel de loonstop teruggedraaid.

2.21

[persoon A] heeft zich op 27 augustus 2019 opnieuw ziek gemeld.

2.22

Op 30 augustus 2019 heeft [naam bedrijfsarts 1] geoordeeld dat [persoon A] arbeidsgeschikt was.

2.23

Door Euro-Caps is op 2 oktober 2019 een voorstel tot beëindiging van het dienstverband gedaan, welk voorstel door [persoon A] niet is geaccepteerd.

2.24

Op 5 oktober 2019 heeft [persoon A] zich opnieuw ziek gemeld.

2.25

Bij brief d.d. 8 oktober 2019 heeft Euro-Caps [persoon A] medegedeeld de ziekmelding niet te accepteren. [persoon A] is gesommeerd om zijn werkzaamheden te hervatten, bij gebreke waarvan een loonstop zou worden toegepast.

2.26

Op 16 oktober 2019 heeft [persoon A] een officiële klacht ingediend tegen [naam bedrijfsarts 1] .

Daarnaast heeft [persoon A] op 17 oktober 2019 een deskundigenoordeel aangevraagd bij het UWV.

2.27

Naar aanleiding van een door [persoon A] aangevraagde second opinion, heeft [naam bedrijfsarts 1] op 21 oktober 2019 een bijstelling van de probleemanalyse opgesteld. Geoordeeld is door [naam bedrijfsarts 1] dat [persoon A] nog wel benutbare mogelijkheden in de eigen functie had, alsmede dat specialistische medische expertise gewenst was.

2.28

Op 4 december 2019 heeft Euro-Caps [persoon A] verzocht om in plaats van zijn gebruikelijke werkzaamheden aan de lijn de bedrijfshal te bezemen. [persoon A] heeft aan dit verzoek geen gehoor gegeven, waarop Euro-Caps hem een officiële waarschuwing heeft gegeven. [persoon A] heeft zich diezelfde dag ziek gemeld.

2.29

Op 12 december 2019 heeft de verzekeringsarts van het UWV geoordeeld dat [persoon A] op 5 oktober 2019 arbeidsongeschikt was.

2.30

Op 13 december 2019 heeft [persoon A] voor het jaar 2019 een onvoldoende eindbeoordeling ontvangen. Bij brief d.d. 16 december 2019 is door Euro-Caps een toelichting op de beoordeling gegeven. Daarbij is door Euro-Caps voorts opnieuw een voorstel tot beëindiging van het dienstverband gedaan.

2.31

Euro-Caps heeft op 17 maart 2020 een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend bij de kantonrechter te Den Haag op grond van artikel 7:669 lid 1 jo. lid 3 sub d, g en i BW. Nadat de kantonrechter tijdens de mondelinge behandeling van de zaak kenbaar had gemaakt dat de door Euro-Caps aangevoerde feiten en omstandigheden onvoldoende waren voor een ontbinding van de arbeidsovereenkomst, heeft Euro-Caps haar ontbindingsverzoek bij brief d.d. 2 juni 2020 ingetrokken.

2.32

Door [naam bedrijfsarts 1] is op 8 april 2020 geoordeeld dat er op dat moment geen benutbare mogelijkheden voor [persoon A] waren.

2.33

Nadat [persoon A] het voornemen had geuit om een tuchtzaak tegen [naam bedrijfsarts 1] te starten, heeft [naam bedrijfsarts 1] op 25 september 2020 kenbaar gemaakt [persoon A] niet langer te kunnen begeleiden.

2.34

Per 27 september 2020 is [persoon A] begeleid door de nieuwe bedrijfsarts, [naam bedrijfsarts 2] (hierna: [naam bedrijfsarts 2] ).

2.35

[persoon A] heeft op 27 oktober 2020 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag een klacht ingediend tegen [naam bedrijfsarts 1] .

2.36

Over het jaar 2020 heeft [persoon A] als eindbeoordeling de score “niet beoordeelbaar” ontvangen.

2.37

Bij beslissing d.d. 13 april 2021 heeft het Regionaal Tuchtcollege de klachten van [persoon A] deels gegrond verklaard. Aan [naam bedrijfsarts 1] is de maatregel van berisping opgelegd.

2.38

In juni 2021 heeft [persoon A] een WIA-uitkering aangevraagd. Het UWV heeft op 9 augustus 2021 beslist dat [persoon A] voor meer dan 80% blijvend arbeidsongeschikt is en als gevolg daarvan vanaf 27 augustus 2021 recht heeft op een IVA-uitkering van € 2.569,98 bruto per maand.

2.39

Euro-Caps heeft op 1 september 2021 bij het UWV een ontslagaanvraag ingediend wegens langdurige arbeidsongeschiktheid van [persoon A] .

2.40

Op 5 oktober 2021 heeft het UWV aan Euro-Caps toestemming verleend om de arbeidsovereenkomst met [persoon A] op te zeggen. Euro-Caps heeft vervolgens de arbeidsovereenkomst met [persoon A] opgezegd, waarbij in eerste instantie een onjuiste opzegtermijn in acht is genomen en uiteindelijk de arbeidsovereenkomst is opgezegd tegen 30 november 2021.

2.41

[naam bedrijfsarts 1] is tegen de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege d.d. 13 april 2021 in beroep gekomen. Bij beslissing d.d. 26 november 2021 van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg is het beroep van [naam bedrijfsarts 1] verworpen en is [naam bedrijfsarts 1] voor de duur van drie maanden geschorst.

3. Het verzoek van [persoon A]

3.1

[persoon A] verzoekt:

primair

I. om de posten uit de letselschadeprocedure uitdrukkelijk buiten beschouwing te laten en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Euro-Caps te veroordelen tot betaling van:

a. een billijke vergoeding ex artikel 7:682 lid 1 sub c BW van € 330.000,- bruto, dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag binnen zeven dagen na betekening van de te geven beschikking;

subsidiair

II. om de posten uit de letselschadeprocedure uitdrukkelijk buiten beschouwing te laten en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Euro-Caps te veroordelen tot betaling van:

a. een schadevergoeding wegens het schenden van het goed werkgeverschap ex artikel 7:611 BW jo. artikel 6:95 BW van € 330.000,- bruto, dan wel een door de kantonrechter in een in goede justitie te bepalen bedrag binnen zeven dagen na betekening van de te geven beschikking;

primair en subsidiair

III. om de posten uit de letselschadeprocedure uitdrukkelijk buiten beschouwing te laten en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Euro-Caps te veroordelen tot betaling van:

a. het gederfde loon over de periode 2018-2021, zijnde een bedrag van € 13.386,53 bruto te vermeerderen met pensioen en wettelijke verhoging (50%) onder verstrekking van een deugdelijke bruto-netto specificatie;

b. van het nog niet betaalde deel van de wettelijke transitievergoeding, zijnde een bedrag van € 172,87 bruto, te vermeerderen met wettelijke verhoging (50%) onder verstrekking van een deugdelijke bruto-netto specificatie;

c. van de reeds gemaakte juridische kosten van € 13.032,89, te vermeerderen met een bedrag van € 12.548,06 en een bedrag van € 5.771,70, dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;

d. de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over alle onder I, II en III genoemde bedragen vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot aan de dag der algehele voldoening;

e. de (buitengerechtelijke incasso)kosten van de procedure.

3.2

Aan het verzoek heeft [persoon A] - samengevat weergegeven en voor zover hierna van belang - het volgende ten grondslag gelegd.

3.3

[persoon A] is in 2014 slachtoffer geworden van een bedrijfsongeval. Hoewel hij nadien is blijven werken, namen zijn klachten in de loop van de tijd toe. De klachten bestaan uit constante hoofdpijn en tintelingen in het hoofd aan de linkerzijde, zenuwpijn en vermoeidheid. [persoon A] is onder behandeling van specialisten gesteld en heeft tot 2018 getracht zijn pijnklachten te onderdrukken met een flinke dagelijkse hoeveelheid paracetamol, ten einde zijn werkzaamheden te kunnen voortzetten. [persoon A] heeft zijn werkzaamheden in de jaren na het ongeval goed verricht en heeft tot medio 2018 ook altijd goede beoordelingen van Euro-Caps ontvangen. Eind 2018 is [persoon A] onder behandeling van een neuroloog, mevrouw [naam neuroloog] , komen te staan. Zij constateerde dat het paracetamol gebruik van [persoon A] onverantwoord was in deze omvang en adviseerde een “detox” behandeling van drie maanden waarin geen paracetamol meer mocht worden gebruikt. Daarna zou worden getracht de klachten met diverse medicijnen gericht aan te pakken. Vanwege deze “detox” behandeling heeft [persoon A] zich op 2 december 2018 ziek gemeld. Door het niet meer slikken van paracetamol namen de klachten van [persoon A] en het ziekteverzuim in de periode nadien toe. Vanaf dat moment veranderde ook de toon van de gesprekken met Euro-Caps.

3.4

Op 23 december 2018 ontving [persoon A] ineens een onvoldoende eindbeoordeling. Voornoemde beoordeling stond in groot contrast met de eerdere beoordelingen en ook de gegeven onderbouwing daarvan was niet te plaatsen in het licht van de afspraken die partijen in december 2017 hadden gemaakt. Het veelvuldig ziekteverzuim van [persoon A] leek een belangrijke reden voor de onvoldoende beoordeling. Nu het verzoek van [persoon A] tot herziening van de beoordeling niet tot een ander besluit leidde en [persoon A] het gevoel bekroop dat Euro-Caps afscheid van hem wilde nemen, heeft [persoon A] zich bereid verklaard om zijn medewerking te verlenen aan een verbetertraject zodra hij weer hersteld zou zijn. Euro-Caps is de druk nadien echter alleen nog maar meer gaan opvoeren.

3.5

Euro-Caps heeft tot op de dag van vandaag ontkend dat sprake is geweest van een bedrijfsongeval. Uit alle gesprekken die zijn gevoerd met Euro-Caps blijkt daarnaast dat zij de ziekte van [persoon A] niet serieus nam. De mededelingen van [persoon A] werden eenvoudig van tafel geschoven, hij moest maar naar de toekomst kijken en vergeten wat er in het verleden was gebeurd. Zou hij zich niet neerleggen, dan zou de ramkoers worden voortgezet en was een beëindiging onvermijdelijk. Door deze houding en opstelling heeft Euro-Caps een onveilige werkomgeving voor [persoon A] gecreëerd. De relatie met zijn collega’s verslechterde door toedoen van Euro-Caps. Euro-Caps meldde zijn collega’s bijvoorbeeld dat ze geen vrij konden krijgen, omdat [persoon A] te veel afwezig was. [persoon A] werd daarnaast geconfronteerd met intimiderende en onaangename gesprekken en op ontoelaatbare wijze werd hem duidelijk gemaakt dat hij niet meer gewenst was binnen de organisatie. Ook de omstandigheid, inhoudende dat er tot tweemaal toe in een deskundigenoordeel van het UWV werd vastgesteld dat [persoon A] arbeidsongeschikt was, leidde niet tot een verandering in het gedrag van Euro-Caps.

3.6

Euro-Caps heeft ten onrechte een loonstop opgelegd in juni 2019 en het deskundigenoordeel niet willen afwachten, onder dreiging van een ontslag op staande voet. Zij heeft daarnaast de door [persoon A] aangevraagde deskundigenoordelen in eerste instantie niet willen vergoeden in strijd met haar eigen beleid. Ondanks het advies van de bedrijfsarts d.d. 21 oktober 2019, heeft Euro-Caps bovendien geen expertise willen inschakelen. Bij de onvoldoende beoordelingen over de jaren 2018, 2019 en 2020 heeft Euro-Caps ten onrechte het verzuim van [persoon A] betrokken. Daarnaast heeft zij steeds ten onrechte geweigerd [persoon A] een loonverhoging van 2% te geven. Euro-Caps heeft [persoon A] op 4 december 2019 zonder goede grond opdracht gegeven tot het verrichten van bezemwerkzaamheden, terwijl hij op dat moment aan het werk was aan de productielijn en daar zelfs een personeelstekort was. Euro-Caps heeft nagelaten de door haar ervaren verstoorde verhoudingen te normaliseren, bijvoorbeeld door het inschakelen van een mediator. Tijdens de arbeidsongeschiktheid van [persoon A] heeft Euro-Caps drie keer daadwerkelijk een voorstel tot beëindiging van het dienstverband gedaan en uiteindelijk zelfs een ontbindingsverzoek ingediend, dat weer is ingetrokken naar aanleiding van het voorlopig oordeel van de kantonrechter op de zitting.

3.7

[persoon A] is door het handelen van Euro-Caps genoodzaakt geweest om twee keer zijn behandelingen af te breken, twee keer een deskundigenoordeel aan te vragen en uiteindelijk zelfs een tuchtklacht in te dienen bij het tuchtrechtcollege waardoor de bedrijfsarts [naam bedrijfsarts 1] drie maanden is geschorst. In het geval een werkgever zich bedient van een hulppersoon, zoals de bedrijfsarts, en die zich jegens de werknemer schuldig maakt aan klachtwaardig handelen, valt dat de werkgever aan te rekenen.

3.8

Ten slotte heeft Euro-Caps de re-integratieverplichtingen uit de Wet Verbetering Poortwachter niet nageleefd en heeft zij door middel van het vermelden van onjuiste informatie op documentatie getracht haar handelen te verbloemen. Er is geen plan van aanpak gemaakt, geen bijstelling geweest van een plan van aanpak en de beslissingen in het deskundigenoordeel heeft Euro-Caps in de wind geslagen. Euro-Caps bleef vasthouden aan de onjuiste beslissingen van de bedrijfsarts. Bovendien heeft [persoon A] zelf moeten vragen om een eindevaluatie.

3.9

Alle hiervoor genoemde omstandigheden leiden naar de mening van [persoon A] ieder voor zich als ook in onderlinge samenhang tot de conclusie dat Euro-Caps ernstig verwijtbaar heeft gehandeld jegens hem. Primair verzoekt [persoon A] om Euro-Caps te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding ex artikel 7:682 lid 1 sub c BW van
€ 330.000,- bruto, dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, nu de opzegging van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Euro-Caps. Had Euro-Caps zorgvuldig gehandeld, dan had [persoon A] wellicht passende werkzaamheden kunnen blijven verrichten. Nu zij dat heeft nagelaten, zijn door dit handelen de medische klachten van [persoon A] verergerd. Het ontstaan c.q. de verergering van de medische klachten en het feit dat de re-integratieverplichtingen ernstig zijn veronachtzaamd door Euro-Caps, hebben gemaakt dat [persoon A] niet in de gelegenheid is gesteld om te re-integreren en om passende werkzaamheden te verrichten.

3.10

Subsidiair verzoekt [persoon A] om Euro-Caps te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding ex artikel 7:611 BW jo. 6:95 BW ad € 330.000,- bruto, wegens het schenden van het goed werkgeverschap.

3.11

[persoon A] maakt daarnaast primair en subsidiair aanspraak op de volgende posten.

3.11.1

[persoon A] vordert een bedrag van € 13.386,53 aan gederfd loon. Sedert 2018 heeft [persoon A] ten onrechte onvoldoende beoordelingen ontvangen. Als gevolg daarvan kwam hij sindsdien niet in aanmerking voor de jaarlijkse loonsverhogingen van 2%. [persoon A] verzoekt om Euro-Caps te veroordelen tot betaling van dit gederfde loon, te vermeerderen met pensioen, de wettelijke rente en de wettelijke verhoging van 50%.

3.11.2

[persoon A] maakt daarnaast aanspraak op een bedrag van € 172,87, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50% en rente, zijnde het nog niet betaalde deel van de wettelijke transitievergoeding. Doordat Euro-Caps bij de uitbetaling van de transitievergoeding ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de jaarlijkse loonsverhoging van 2% sinds 2018, is een bedrag van € 8.968,- aan transitievergoeding betaald terwijl dit € 9.140,87 had behoren te zijn.

3.11.3

[persoon A] maakt voorts aanspraak op schadevergoeding gelijk aan de gemaakte (buitengerechtelijke) juridische kosten ad € 13.032,89 ex artikel 7:611 jo. artikel 6:96 lid 2 BW. Door het handelen van Euro-Caps heeft [persoon A] diverse procedures moeten voeren om zich te kunnen verweren. Hoewel [persoon A] een rechtsbijstandsverzekeraar heeft, is zijn budget inmiddels vrijwel volledig verbruikt en ook de kosten van de onderhavige procedure worden niet meer volledig vergoed. [persoon A] maakt daarnaast aanspraak op veroordeling van Euro-Caps in de reële proceskosten. [persoon A] heeft voor deze procedure tot nu toe kosten moeten maken voor een totaalbedrag van € 12.548,06 inclusief btw. Daar komen nog aanvullende kosten bij, tot en met de comparitie geschat op € 5.771,70 inclusief btw.

3.12

De onderhavige procedure dient los te worden gezien van de door [persoon A] gestarte letselschadeprocedure. In de onderhavige procedure verzoekt [persoon A] om compensatie vanwege het ernstig verwijtbaar handelen van Euro-Caps tijdens zijn arbeidsongeschiktheid. Dit staat los van de materiële en immateriële schade die direct voortvloeit uit het bedrijfsongeval dat op 5 december 2014 heeft plaatsgevonden.

3.13

Op de overige stellingen van [persoon A] wordt, voor zover hierna van belang, in de beoordeling ingegaan.

4. Het verweer van Euro-Caps en het voorwaardelijk tegenverzoek

4.1

Euro-Caps verzoekt bij beschikking, voor zover uitvoerbaar bij voorraad:

in reactie op het primaire verzoek

primair [persoon A] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek, subsidiair het verzoek van [persoon A] af te wijzen, meer subsidiair de zaak aan te houden totdat de uitkomst van het aansprakelijkheidsgeschil bekend is en te bepalen dat de uitkomst van het aansprakelijkheidsgeschil uitdrukkelijk moet worden betrokken bij de beoordeling van het verzoek van [persoon A] en uiterst subsidiair, uitsluitend voor zover de kantonrechter meent dat Euro-Caps ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en een billijke vergoeding verschuldigd is, deze billijke vergoeding vast te stellen op een redelijk bedrag, met een maximum van € 25.000,-;

in reactie op het subsidiaire verzoek

primair [persoon A] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek, het verzoek van [persoon A] af te wijzen en meer subsidiair de zaak aan te houden totdat de uitkomst van het aansprakelijkheidsgeschil bekend is en te bepalen dat de uitkomst van het aansprakelijkheidsgeschil uitdrukkelijk moet worden betrokken bij de beoordeling van het verzoek van [persoon A] ;

in reactie op de primaire en subsidiaire verzoeken

primair alle verzoeken van [persoon A] af te wijzen, subsidiair, indien en voor zover de kantonrechter enige vergoeding toekent ten laste van Euro-Caps, daarbij te bepalen dat hierover geen wettelijke rente en/of wettelijke verhoging verschuldigd is;

in reactie op alle verzoeken van [persoon A]

indien en voor zover de kantonrechter enige vergoeding toekent ten laste van Euro- Caps, daarbij te bepalen dat deze vergoeding pas opeisbaar is vanaf 14 dagen nadat de beschikking onherroepelijk is geworden;

voorwaardelijk tegenverzoek

in het geval de kantonrechter [persoon A] ontvankelijk verklaard in zijn primaire en subsidiaire verzoek en deze verzoeken niet aanstonds afwijs, [persoon A] te gebieden afschrift te geven van de onder randnummer 180 van het verweerschrift genoemde bescheiden.

4.2

Euro-Caps heeft – samengevat weergegeven en voor zover hierna van belang – het volgende aangevoerd.

4.3

Euro-Caps stelt zich in de eerste plaats op het standpunt dat [persoon A] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn primaire en subsidiaire verzoek, nu [persoon A] in een tweetal procedures dezelfde schade vordert, terwijl hij deze schade alleen in het aansprakelijkheidsgeschil behoort te vorderen. Artikel 7:658 BW heeft namelijk exclusieve werking als het schadeveroorzakend handelen tijdens werktijd en dus onder gezag van de werkgever plaatsvond. In het geval wordt geoordeeld dat [persoon A] wel ontvankelijk is in zijn verzoeken, dient naar de mening van Euro-Caps vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid en de eisen van een goede proceseconomie, de uitkomst van het aansprakelijkheidsgeschil te worden afgewacht.

4.4

Door [persoon A] wordt in zijn verzoekschrift een eenzijdig beeld geschetst. Daarbij wordt Euro-Caps ten onrechte als een draconische werkgever neergezet. [persoon A] is op

5 december 2014 betrokken geraakt bij een arbeidsongeval. Na een korte periode van arbeidsongeschiktheid is [persoon A] op eigen initiatief weer aan het werk gegaan. In de jaren nadien was [persoon A] zo nu en dan voor kortere periodes arbeidsongeschikt, maar werkte hij het overgrote deel van de tijd wel. [persoon A] leek in die periode dus relatief weinig klachten te ervaren. Pas vanaf 2019 melde [persoon A] zich met meer regelmaat ziek. Voor Euro-Caps is tot op heden onduidelijk gebleven wat de aard en oorzaak van de medische klachten van [persoon A] was. Euro-Caps beschikt niet over medische gegevens. Het ziekteverzuim van [persoon A] was daarnaast heel onvoorspelbaar en bovendien verschilden medisch specialisten fundamenteel van oordeel over de klachten van [persoon A] . De bedrijfsarts achtte [persoon A] arbeidsgeschikt en Euro-Caps ging van de juistheid van de adviezen van de bedrijfsarts uit, nu zij geen reden had aan de juistheid daarvan te twijfelen. Dat enkele jaren later door het landelijke tuchtcollege is vastgesteld dat de bedrijfsarts in kwestie de oordelen/diagnoses van een andere arts onvoldoende meewoog bij zijn adviezen, maakt dit niet anders, nu Euro-Caps mocht uitgaan van de kennis en informatie die zij op dat moment had. Van belang is daarnaast dat [persoon A] vanaf 2018 steeds minder goed functioneerde. De houding en het gedrag van [persoon A] was negatief, hij stelde zich steeds minder coöperatief op, hij weigerde om instructies op te volgen, gaf anderen overal de schuld van en het ontbrak hem aan enige vorm van zelfreflectie. [persoon A] weigerde vrijwel continue om gespreksverslagen te tekenen en had kritiek op functioneringsbeoordelingen en beslissingen van Euro-Caps. Voorgaande leidde tot een verslechtering van de verhouding tussen [persoon A] en Euro-Caps, alsook tussen [persoon A] en meerdere van zijn collega’s. Niet voor niets heeft [persoon A] over het jaar 2018 een onvoldoende beoordeling ontvangen en heeft Euro-Caps voorgesteld om een verbetertraject te starten. [persoon A] heeft zich direct na de beoordeling van december 2018 ziek gemeld en het ziekteverzuim is nadien steeds verder opgelopen.

4.5

Ten aanzien van de door [persoon A] aan het adres van Euro-Caps gemaakte verwijten brengt Euro-Caps voort nog het volgende naar voren.

4.5.1

Euro-Caps heeft nimmer ontkend dat [persoon A] op 5 december 2014 bij een arbeidsongeval betrokken was en heeft het arbeidsongeval intern ook netjes gemeld. Uit de door Euro-Caps als productie 2 en 3 overgelegde e-mailberichten volgt ook dat zij het arbeidsongeval serieus nam.

4.5.2

Euro-Caps heeft daarnaast evenmin ontkend dat [persoon A] mogelijk medische klachten ervaart. In de periode 2015 tot begin 2019 heeft Euro-Caps op geen enkele wijze druk op [persoon A] uitgeoefend om zich minder ziek te melden. In 2019 bestond onduidelijkheid over de medische klachten van [persoon A] en de bedrijfsarts en verzekeringsarts gaven tegenstrijdige oordelen. Euro-Caps ging in deze periode uit van de adviezen van de bedrijfsarts. In de periode 2020 en 2021 heeft [persoon A] in het geheel niet gewerkt en heeft Euro-Caps de klachten van [persoon A] ook niet ontkend. Euro-Caps heeft daarnaast nimmer het standpunt ingenomen dat de klachten van [persoon A] niet het gevolg zijn van het arbeidsongeval, doch slechts dat niet vaststaat dat er causaal verband is tussen de huidige klachten van [persoon A] en het arbeidsongeval.

4.5.3

Voor het jaar 2018 en 2019 heeft Euro-Caps op terechte gronden geoordeeld dat [persoon A] niet naar behoren functioneerde. De beoordeling voor 2018 hield verband met de lakse houding van [persoon A] . Het ziekteverzuim heeft bij deze beoordeling geen rol gespeeld. [persoon A] was in het jaar 2018 ook nauwelijks arbeidsongeschikt. Voor 2019 hield de onvoldoende beoordeling verband met de houding en het gedrag van [persoon A] , zoals ook volgt uit de schriftelijke toelichting op de beoordeling d.d. 16 december 2019. In deze toelichting is het ziekteverzuim weliswaar genoemd, maar dat zag op zijn houding en gedrag en niet op het feit dat hij ziek was. Over 2020 heeft Euro-Caps slechts geconcludeerd dat het functioneren van [persoon A] niet kon worden beoordeeld.

4.5.4

De stelling van [persoon A] , inhoudende dat Euro-Caps hem meerdere keren onder druk zette en dat zij zich op intimiderende wijze opstelde, dient in perspectief te worden geplaatst. Hoewel juist is dat de relatie tussen partijen op enig moment ernstig verstoord was, was dit voor een groot deel te wijten aan [persoon A] zelf. De houding en het gedrag van [persoon A] is vanaf begin 2018 drastisch verslechterd. Door [persoon A] is vanaf dat moment diverse malen medegedeeld dat hij dossier ging opbouwen. Hij trachtte uitlatingen te ontlokken die hij op een later moment tegen Euro-Caps kon gebruiken en door hem zijn stelselmatig gesprekken opgenomen.

4.5.5

Betwist wordt dat Euro-Caps haar re-integratieverplichtingen niet heeft nageleefd. Door het UWV is ook expliciet geoordeeld dat Euro-Caps wel aan haar re-integratieverplichtingen heeft voldaan. Euro-Caps is primair van het oordeel van haar bedrijfsarts uitgegaan en heeft gelet op deze achtergrond in het eerste deel van de ziekteperiode van [persoon A] niet alle reguliere re-integratiestappen gevolgd. Het UWV heeft dit ook meegewogen in haar oordeel. Voor de resterende duur van arbeidsongeschiktheid heeft Euro-Caps de adviezen van de bedrijfsarts opgevolgd en de reguliere re-integratiestappen gezet. De conclusie bij alle re-integratiestappen was steeds dat re-integratie niet realistisch werd geacht: niet bij Euro-Caps en ook niet in het tweede spoor.

4.5.6

Onjuist is dat Euro-Caps geen medische expertise inschakelde. Dat zij dit wel deed, blijkt onder andere uit de rapportage van de bedrijfsarts uit september 2020. Het was juist [persoon A] die niet wilde meewerken aan deze expertise.

4.5.7

Het incident dat op 4 december 2019 heeft plaatsgevonden is uit zijn verband gerukt. Euro-Caps heeft [persoon A] die dag geïnstrueerd om de werkplekken rondom de machine schoon te maken c.q. te houden en had daar op dat moment ook alle reden toe. [persoon A] was die dag onaangekondigd naar het werk gekomen en met zijn inroostering was die dag dan ook geen rekening gehouden. Euro-Caps moest dan ook op zoek naar alternatieve werkzaamheden en achtte de bezemwerkzaamheden, te meer gelet op het takenpakket van [persoon A] , een redelijk alternatief.

4.5.8

Niet Euro-Caps maar [persoon A] zelf heeft er met zijn houding en gedrag voor gezorgd dat de verhouding tussen hem en zijn collega’s verslechterde. [persoon A] weigerde te helpen als hem dat werd gevraagd, was betrokken bij meerdere incidenten en stelde zich zodanig op dat het leek dat hij zich beter voelde dan zijn collega’s.

4.5.9

Van het beschadigen van de reputatie van [persoon A] is evenmin sprake geweest. De omstandigheid dat [persoon A] op en af ziek was, maakte met name in 2019 de planning moeilijk. Voor zover collega’s [persoon A] al hebben aangesproken op het feit dat zij geen vrij konden krijgen, kan dit Euro-Caps niet worden verweten. Euro-Caps heeft hiertoe niet aangezet.

4.5.10

Euro-Caps had gegronde reden om eind 2019 een beëindigingsvoorstel te doen aan [persoon A] en om daarna een ontbinding na te streven. Er was een onwerkbare situatie ontstaan. De onderlinge verhoudingen waren alle langere tijd verslechterd en de verstoorde verhouding leek niet op te lossen.

4.5.11

Euro-Caps had gegronde reden om de adviezen van de bedrijfsarts op te volgen. De bedrijfsarts was degene die het medische dossier van [persoon A] kende, als laatste een oordeel over de gezondheidssituatie van [persoon A] gaf en die bovendien het oordeel van de verzekeringsarts van het UWV had meegewogen. Het opvolgen van deze adviezen kan niet als ernstig verwijtbaar worden aangemerkt. De door de tuchtcolleges aan het adres van de bedrijfsarts gemaakte verwijten kunnen Euro-Caps niet kwalijk worden genomen.

4.5.12

Niet bewezen is dat de klachten van [persoon A] zijn verergerd door toedoen van Euro-Caps. Het is zeer waarschijnlijk dat [persoon A] hoe dan ook duurzaam en volledig arbeidsongeschikt zou zijn geworden.

4.5.13

De kosten van de deskundigenoordelen zijn door Euro-Caps uiteindelijk wel vergoed. Euro-Caps heeft dan ook niet in strijd gehandeld met haar eigen beleid. Hooguit kan haar worden verweten dat zij deze kosten niet eerder aan [persoon A] vergoedde.

4.5.14

Euro-Caps had gegronde reden om in mei 2019 te instrueren om geen nevenwerkzaamheden meer te verrichten. Het in persoon overhandigen van brieven heeft daarnaast niet plaatsgevonden ten einde [persoon A] te controleren en was bovendien (in ieder geval ten dele) niet onaangekondigd.

4.6

Euro-Caps betwist ernstig verwijtbaar te hebben gehandeld, mede gelet op de zeer zware maatstaf die hiervoor geldt. Euro-Caps had steeds gegronde redenen om te handelen zoals zij heeft gedaan. Met de kennis van nu had zij bepaalde zaken achteraf gezien mogelijk anders aangepakt, maar dat kon zij op dat moment niet weten. Voor het geval wordt aangenomen dat Euro-Caps wel ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, geldt daarnaast dat het causaal verband tussen het vermeende ernstig verwijtbaar handelen en de opzegging van de arbeidsovereenkomst ontbreekt. Aannemelijk is dat [persoon A] eind 2021 hoe dan ook duurzaam en volledig arbeidsongeschikt zou zijn geweest en de arbeidsovereenkomst daarom hoe dan ook zou zijn opgezegd.

4.7

De door [persoon A] verzochte billijke vergoeding is buitenproportioneel hoog. De door [persoon A] genoemde schadeposten, waaronder het gederfde loon over het tweede ziektejaar en het salaris dat [persoon A] naar eigen zeggen had verdiend omdat hij langer in dienst zou zijn geweest, houden grotendeels verband met het arbeidsongeval in 2014 en dienen in het aansprakelijkheidsgeschil gevorderd te worden. Het inkomensverlies dient bij de bepaling van de billijke vergoeding doorslaggevend te zijn. Van inkomensverlies is naar de mening van Euro-Caps primair helemaal geen sprake geweest en subsidiair voor ten hoogste twaalf maanden. Bij de begroting van het inkomensverlies dient te worden uitgegaan van het salaris zonder salarisverhogingen. De IVA-uitkering dient daarvan te worden afgehaald. Voor toekenning van een component aan immateriële schade en een component ad € 120.000,- aan “ernstig verwijtbaar handelen van Euro-Caps”, is in het onderhavige geval geen plaats.

4.8

Euro-Caps heeft niet in strijd gehandeld met het goed werkgeverschap ex artikel 7:611 BW. [persoon A] heeft zijn subsidiaire verzoek niet of nauwelijks onderbouwd en onderbouwt dit verzoek in de kern alleen met een verwijzing naar de onderbouwing van het primaire verzoek. Voor wat betreft de schade volstaat [persoon A] met een verwijzing naar de billijke vergoeding, terwijl schadevergoeding wezenlijk ander is dan een billijke vergoeding.

4.9

Voor toewijzing van het door [persoon A] gevorderde gederfde loon is geen sprake. Euro-Caps heeft in 2018 en 2019 terecht geoordeeld dat het functioneren van [persoon A] onvoldoende was, zodat voor een loonsverhoging (naast de collectieve verhoging), ook geen plaats was. Voorgaande brengt eveneens met zich dat het door [persoon A] verzochte restant aan transitievergoeding dient te worden afgewezen.

4.10

Euro-Caps betwist voorts de hoogte en verschuldigdheid van de door [persoon A] gevorderde juridische kosten, reële proceskosten en wettelijke rente.

4.11

In het geval de kantonrechter oordeelt dat de uitkomst van het aansprakelijkheidsgeschil niet hoeft te worden afgewacht, is van cruciaal belang dat Euro-Caps inzicht verkrijgt in het precieze verloop van het aansprakelijkheidsgeschil tot nu toe, en dan met name de relevante medische diagnoses en de onderbouwing door [persoon A] van de gevorderde schade.

Om deze reden verzoekt Euro-Caps ex artikel 843a Rv voorwaardelijk, te weten in het geval [persoon A] ontvankelijk wordt verklaard in zijn verzoeken en de verzoeken van [persoon A] niet aanstonds worden afgewezen, om verstrekking van de bescheiden zoals in randnummer 180 van het verweerschrift genoemd.

4.12

Op de overige stellingen van Euro-Caps zal, voor zover van belang, hierna in de beoordeling worden ingegaan.

5. De beoordeling

In het verzoek van [persoon A]

Ontvankelijkheid en verzoek om aanhouding

5.1

Euro-Caps heeft zich primair op het standpunt gesteld dat [persoon A] niet ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzoek nu [persoon A] in een tweetal procedures dezelfde schade vordert, terwijl hij deze schade alleen in het aansprakelijkheidsgeschil ex artikel 7:658 BW behoort te vorderen. Subsidiair heeft Euro-Caps om aanhouding van de onderhavige procedure verzocht in afwachting van de uitkomst van het voornoemde aansprakelijkheidsgeschil.

5.2

Voor het niet-ontvankelijk verklaren van [persoon A] in zijn verzoek ziet de kantonrechter geen aanleiding. Daartoe wordt overwogen dat in de onderhavige procedure primair ter beoordeling voorligt, de vraag of de opzegging van de arbeidsovereenkomst uiteindelijk per 30 november 2021 een gevolg is geweest van het ernstig verwijtbaar handelen van Euro-Caps en of in dat kader aan [persoon A] een billijke vergoeding dient te worden toegekend. Dit betreft een geheel andere rechtsvraag dan de rechtsvraag die voorligt in een aansprakelijkheidsgeschil ex artikel 7:658 BW, te weten of de werkgever aansprakelijk is voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden stelt te hebben geleden. De enkele omstandigheid dat [persoon A] Euro-Caps mede aansprakelijk heeft gesteld op grond van artikel 7:658 BW, maakt nog niet dat [persoon A] niet-ontvankelijk is in het onderhavige verzoek. Vanzelfsprekend geldt wel dat voor zover in de onderhavige procedure aan toewijzing van de tot de billijke vergoeding ex artikel 7:682 lid 1 sub c BW/schadevergoeding ex artikel 7:611 BW jo. artikel 6:95 BW behorende posten wordt toegekomen, daarop in het aansprakelijkheidsgeschil ex artikel 7:658 BW niet nogmaals aanspraak kan worden gemaakt.

5.3

Voor aanhouding van de onderhavige procedure ziet de kantonrechter evenmin aanleiding. In dit kader wordt erop gewezen dat partijen tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd hebben verklaard dat er in het aansprakelijkheidsgeschil nog geen gerechtelijke procedure aanhangig is gemaakt en dat er nog een onderzoek gaande is ter zake de vaststelling van de medische causaliteit. De uitkomst van het aansprakelijkheidsgeschil zal naar verwachting nog wel enige tijd op zich laten wachten en wordt bovendien ook niet noodzakelijk en van belang geacht om de in de onderhavige procedure voorgelegde rechtsvragen te kunnen beantwoorden.

Primaire verzoek ex artikel 7:682 lid 1 sub c BW

5.4

Uit artikel 7:682 lid 1 aanhef en onder c BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van een werknemer van wie de arbeidsovereenkomst is opgezegd met toestemming van het UWV, aan die werknemer een billijke vergoeding kan toekennen, indien een opzegging wegens omstandigheden als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 onderdeel b, BW het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werkgever zich slechts zal voordoen in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als een werkgever zijn re-integratieverplichtingen bij ziekte ernstig heeft veronachtzaamd of als sprake is van verwijtbaar onvoldoende zorg van de werkgever voor de arbeidsomstandigheden.

5.5

In het onderhavige geval staat vast dat het UWV op 5 oktober 2021 toestemming heeft verleend om de arbeidsovereenkomst met [persoon A] vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid op te zeggen, waarna de arbeidsovereenkomst door Euro-Caps is opgezegd, uiteindelijk per 30 november 2021. Aan de eerste twee voorwaarden van artikel 7:682 lid 1 sub c BW is dan ook voldaan. Beoordeeld dient thans nog te worden of de opzegging van de arbeidsovereenkomst het gevolg is geweest van het ernstig of verwijtbaar handelen van Euro-Caps. Naar het oordeel van de kantonrechter is hier sprake van een uitzonderlijk geval waarin de hoge drempel van ernstig verwijtbaar handelen wordt overschreden. De kantonrechter overweegt hieromtrent het volgende.

Ernstig verwijtbaar handelen

5.6

Vaststaat dat [persoon A] op 5 december 2014 betrokken is geraakt bij een bedrijfsongeval. Het bedrijfsongeval als zodanig is door Euro-Caps in de onderhavige procedure immers met zoveel woorden erkend. Niet, althans onvoldoende, is het de kantonrechter daarnaast gebleken dat Euro-Caps het plaatsvinden van het bedrijfsongeval als zodanig voorafgaande aan de onderhavige procedure heeft betwist. Daarbij wordt erop gewezen dat door Euro-Caps onweersproken is gesteld dat de heer [persoon D] en mevrouw [persoon E] , beiden aanwezig bij het verzuimgesprek d.d. 12 februari 2018, niet van het arbeidsongeval op de hoogte waren omdat zij ten tijde van het bedrijfsongeval nog niet bij Euro-Caps in dienst waren, zodat aannemelijk is dat de door hen in het voornoemde gesprek aangenomen houding met name was ingegeven door onwetendheid. Uit productie 1 bij verweerschrift volgt daarnaast dat Euro-Caps het incident intern ook heeft geregistreerd.

5.7

In de periode van 2014 tot 2017 is [persoon A] , eerst op tijdelijke basis en nadien voor onbepaalde tijd, bij Euro-Caps in dienst getreden. Van een bovenmatig ziekteverzuim van [persoon A] was in deze periode bovendien (nog) geen sprake. Ook in 2018 was het ziekteverzuim van [persoon A] nog beperkt, zij het voor Euro-Caps wel voldoende reden om met [persoon A] een verzuimgesprek te voeren. Pas vanaf 2019 is het ziekteverzuim van [persoon A] sterk toegenomen.

5.8

Hoewel de kantonrechter met [persoon A] niet het standpunt deelt dat Euro-Caps van meet af aan de medische klachten van [persoon A] niet serieus heeft genomen, lijkt hierin vanaf medio 2019, al dan niet ingegeven door de oordelen van [naam bedrijfsarts 1] , wel een duidelijke kentering te zijn gekomen. Door Euro-Caps zijn steeds meer twijfels geuit over de ziekmeldingen van [persoon A] en Euro-Caps is steeds meer druk op [persoon A] gaan uitoefenen. Gewezen wordt daartoe onder meer op de brieven d.d. 13 juni 2019 en 16 december 2019 van Euro-Caps, waarin zij kenbaar maakt in 2019 een ongewenst patroon in de ziekmeldingen van [persoon A] te hebben geconstateerd, en waarbij zij tevens wijst op de negatieve gevolgen daarvan voor de bedrijfsvoering van Euro-Caps. Bij brief d.d. 8 oktober 2019 heeft Euro-Caps aan [persoon A] bovendien kenbaar gemaakt zijn ziekmelding van

5 oktober 2019 niet te accepteren. Medegedeeld is daarbij dat er zonnodig een loonstop zou worden toegepast in het geval [persoon A] zijn werkzaamheden niet zou hervatten.

5.9

Dat de medische klachten van [persoon A] verband houden met het bedrijfsongeval

d.d. 5 december 2014, is op basis van hetgeen in de onderhavige procedure naar voren is gebracht naar het oordeel van de kantonrechter vooralsnog niet komen vast te staan. Deze vraag ligt in het aansprakelijkheidsgeschil ex artikel 7:658 BW ter beoordeling voor en kan naar het oordeel van de kantonrechter in de onderhavige procedure in het midden worden gelaten. Voldoende vast staat immers wel dat [persoon A] gedurende zijn dienstverband bij Euro-Caps gedurende langere periode medische klachten heeft ervaren, alsmede dat hij ten gevolge daarvan arbeidsongeschikt is bevonden. Gewezen wordt daartoe op de deskundigenoordelen van de verzekeringsarts van het UWV d.d. 18 juli 2019 en 12 december 2019, alsook op de omstandigheid dat het dienstverband met [persoon A] wegens langdurige arbeidsongeschiktheid is beëindigd en dat [persoon A] sinds 27 augustus 2021 een IVA-uitkering ontvangt. Bovendien is ook door [naam bedrijfsarts 1] op 8 april 2020 geoordeeld dat [persoon A] op die datum volledig arbeidsongeschikt was.

5.10

Weliswaar is [naam bedrijfsarts 1] op 5 juni 2019, 30 augustus 2019 en 21 oktober 2019, anders dan de verzekeringsarts van het UWV, tot het oordeel gekomen dat [persoon A] arbeidsgeschikt was en benutbare mogelijkheden in het eigen werk had, doch deze oordelen dienen naar het oordeel van de kantonrechter buiten beschouwing te worden gelaten. Door zowel het Regionaal Tuchtcollege als het Centraal Tuchtcollege voor de gezondheidszorg is geoordeeld dat [naam bedrijfsarts 1] op basis van onzorgvuldig onderzoek een advies heeft opgesteld, [naam bedrijfsarts 1] ten onrechte informatie van andere artsen buiten beschouwing heeft gelaten en dat hij tot een onjuist, althans tot een onvoldoende gemotiveerd, oordeel over de arbeidsongeschiktheid van [persoon A] is gekomen. Geoordeeld is daarbij dat [naam bedrijfsarts 1] ernstig tekort is geschoten in de zorgvuldigheid die van hem als bedrijfsarts mag worden verwacht rondom verzuimbegeleiding. Daartoe is overwogen dat [naam bedrijfsarts 1] onder meer stelselmatig informatie over [persoon A] die hem niet welgevallig was, ongemotiveerd ter zijde heeft geschoven, alsook dat hij gezondheidsklachten stelselmatig heeft gereduceerd tot arbeidsconflicten. Aan [naam bedrijfsarts 1] is eerst de maatregel van berisping en vervolgens de zwaardere maatregel van onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van drie maanden opgelegd. Gelet op het voorgaande dienen er dan ook ernstige twijfels te worden geplaatst bij de inhoud van de door [naam bedrijfsarts 1] gegeven oordelen en kan niet zonder meer van de juistheid daarvan worden uitgegaan.

5.11

Op basis van de deskundigenoordelen van de verzekeringsarts van het UWV dient er naar het oordeel van de kantonrechter vanuit te worden gegaan dat [persoon A] op 5 juni 2019 alsook op 5 oktober 2019 volledig arbeidsongeschikt was.

5.11.1

[persoon A] is vanaf medio 2019 gedurende zijn arbeidsongeschiktheid geconfronteerd met een bedrijfsarts en werkgever die zijn klachten in twijfel trokken. Op basis van de uitspraken van het Regionaal Tuchtcollege en het Centraal Tuchtcollege staat daarnaast vast dat [persoon A] over langere periode te maken heeft gehad met een bedrijfsarts die op meerdere manieren klachtwaardig heeft gehandeld. Door Euro-Caps is voorts op verschillende wijzen druk uitgeoefend op [persoon A] door onder meer in juni 2019 ten onrechte eerst met een loonstop en ontslag op staande voet te dreigen in het geval [persoon A] zijn werkzaamheden niet zou hervatten, en vervolgens door ook daadwerkelijk een loonstop toe te passen. Onder druk van deze aangekondigde maatregelen heeft [persoon A] zich genoodzaakt gezien zijn werkzaamheden te hervatten en de door hem gestarte detox-behandeling te staken. Euro-Caps heeft daarnaast op 8 oktober 2019 aan [persoon A] duidelijk kenbaar gemaakt zijn ziekmelding van 5 oktober 2019 niet te accepteren. Onder dreiging van een loonstop, is [persoon A] opnieuw gesommeerd om zijn werkzaamheden te hervatten, waarbij bovendien ook nog een verbetertraject voor [persoon A] aan de orde was.

5.11.2

Euro-Caps heeft gedurende de arbeidsongeschiktheid van [persoon A] diverse malen aangestuurd op de beëindiging van het dienstverband. Vast staat immers dat Euro-Caps eerst op 2 oktober 2019 en 8 oktober 2019, en vervolgens op 16 december 2019 een voorstel tot beëindiging van het dienstverband heeft gedaan. Bij brief d.d. 16 december 2019 heeft Euro-Caps [persoon A] in ferme bewoordingen gewezen op zijn onvoldoende functioneren, op het door Euro-Caps geconstateerde ongewenste patroon in zijn ziekmeldingen en op de omstandigheden, inhoudende dat Euro-Caps vast hield aan de oordelen van de bedrijfsarts alsmede dat zij voor [persoon A] geen toekomst meer zag weggelegd bij Euro-Caps. Ten slotte is door Euro-Caps op 17 maart 2021 nog een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend, dat zij vervolgens weer heeft ingetrokken naar aanleiding van het voorlopig oordeel van de kantonrechter gegeven tijdens de mondelinge behandeling.

5.11.3

Op basis van hetgeen partijen over en weer hebben gesteld staat voorts naar het oordeel van de kantonrechter voldoende vast dat Euro-Caps met name in het eerste ziektejaar niet alle reguliere re-integratiestappen heeft gevolgd. Voorgaande is door Euro-Caps immers zelf erkend, onder vermelding dat zij de oordelen van haar bedrijfsarts in die periode als uitgangspunt nam. Ook de Arbeidsdeskundige rapportage van het UWV d.d. 15 juli 2021 spreekt over een hobbelig verloop van de re-integratie in het eerste ziektejaar.

5.11.4

Niet in geschil is daarnaast dat het tot het beleid van Euro-Caps behoort om de kosten van een door de werknemer aangevraagd deskundigenoordeel te vergoeden. Hoewel Euro-Caps uiteindelijk wel tot vergoeding van de door [persoon A] aangevraagde deskundigenoordelen is overgegaan, heeft Euro-Caps hier onnodig veel tijd overheen laten. Een duidelijke verklaring hiervoor heeft Euro-Caps bovendien niet kunnen geven.

5.11.5

Ten aanzien van het incident dat zich op 4 december 2019 heeft afgespeeld, heeft [persoon A] ter mondelinge behandeling desgevraagd toegelicht dat hij de betreffende dag al met zijn werkzaamheden aan de productielijn was aangevangen toen hem werd gevraagd de bedrijfshal te bezemen. Voorgaande is door Euro-Caps ter mondelinge behandeling niet, althans onvoldoende gemotiveerd, bestreden. Anders dan door Euro-Caps gesteld, was er de betreffende dag dus wel degelijk werk voor [persoon A] te doen aan de productielijn en was hij hiermee, hoewel hij die dag niet stond ingeroosterd, reeds aangevangen. Van een directe noodzaak om [persoon A] alternatieve werkzaamheden te laten verrichten, was op dat moment naar het oordeel van de kantonrechter dan ook geen sprake. Begrijpelijk is dan ook dat de door Euro-Caps gegeven instructie, inhoudende om de bedrijfshal te gaan bezemen, op weerstand bij [persoon A] is gestuit. Een waarschuwing was onder deze omstandigheden dan ook niet op zijn plaats.

5.12

Voornoemde handelingen van Euro-Caps in onderlinge samenhang beschouwd, moeten naar het oordeel van de kantonrechter worden aangemerkt als het ernstig veronachtzamen van de re-integratieverplichtingen bij ziekte. Euro-Caps heeft hiermee ernstig verwijtbaar gehandeld. Het door Euro-Caps ingenomen standpunt, inhoudende dat zij haar handelen baseerde en mocht baseren op de oordelen van [naam bedrijfsarts 1] en dat het ‘foutief’ handelen van [naam bedrijfsarts 1] als bedrijfsarts Euro-Caps niet kwalijk genomen kan worden, kan Euro-Caps niet baten. Uitgangspunt is dat werkgever en werknemer verantwoordelijk zijn voor de re-integratie en de consequenties van gebreken daarin dragen. Euro-Caps is als werkgever gehouden zorg te dragen voor passende re-integratiemaatregelen en zij dient zich als goed werkgever jegens haar arbeidsongeschikte werknemers te gedragen. Indien zij zich daarbij van een hulppersoon bedient, zoals hier de bedrijfsarts [naam bedrijfsarts 1] en deze zich jegens [persoon A] schuldig maakt aan klachtwaardig handelen, valt dit Euro-Caps eveneens aan te rekenen. Het risico voor een onjuist of onvolledig advies van de bedrijfsarts ligt (nog steeds) bij de werkgever. Euro-Caps kan zich als werkgever eenvoudigweg niet verschuilen achter de adviezen van de bedrijfsarts. Dat Euro-Caps is afgegaan op een – achteraf bezien – onjuist oordeel van de bedrijfsarts komt voor haar rekening en risico. Daarbij wordt erop gewezen dat van Euro-Caps als werkgever bovendien verlangd mocht worden dat zij, in ieder geval vanaf het verschijnen van het eerste deskundigenoordeel waarmee het advies van [naam bedrijfsarts 1] terzijde werd geschoven, kritisch was in plaats van klakkeloos het advies van [naam bedrijfsarts 1] te volgen, en te meer nog na het verschijnen van het tweede deskundigenoordeel. Euro-Caps heeft echter ook na het verschijnen van het tweede deskundigenoordeel nog een voorstel tot beëindiging van het dienstverband gedaan, alsook het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend. Gelet op de kwetsbare, arbeidsongeschikte, positie waarin [persoon A] zich bevond, had Euro-Caps zich daarvan naar het oordeel van de kantonrechter op dat moment dienen te onthouden. Euro-Caps heeft met haar handelen onnodige druk op [persoon A] gelegd en de verhoudingen tussen partijen verder op scherp gezet.

Causaal verband

5.13

[persoon A] heeft zich op het standpunt gesteld dat het ernstig verwijtbaar handelen en nalaten uiteindelijk tot de opzegging van de arbeidsovereenkomst heeft geleid. In het geval Euro-Caps adequaat had gehandeld en [persoon A] had begeleid in zijn behandeling en re-integratie, dan had hij wellicht passende werkzaamheden kunnen blijven verrichten, aldus [persoon A] . Het oordeel van het Centraal Tuchtcollege voor de gezondheidszorg geeft naar het oordeel van de kantonrechter steun aan deze stelling. Uit dit oordeel volgt namelijk dat het door [naam bedrijfsarts 1] stelselmatig en ongemotiveerd ter zijde schuiven van informatie over [persoon A] op het moment dat deze informatie hem niet welgevallig was, onnodige gezondheidsschade bij [persoon A] tot gevolg heeft gehad, alsmede dat [naam bedrijfsarts 1] de oorzaak van de (mede door hem) bij klager ontstane gezondheidsproblemen buiten zichzelf zoekt. Met [persoon A] en het Centraal Tuchtcollege acht de kantonrechter het voldoende aannemelijk dat de handelswijze van Euro-Caps op zijn minst tot een verergering van de gezondheidsklachten van [persoon A] heeft geleid. In plaats van het van meet af aan opstarten van een deugdelijk re-integratietraject ten einde het herstel van [persoon A] te bevorderen, is door de handelwijze van Euro-Caps het herstel van [persoon A] juist gestagneerd en zijn de medische klachten toegenomen. [persoon A] is op enig moment zelfs volledig arbeidsongeschikt uitgevallen. De kantonrechter rekent de uiteindelijk opzegging van de arbeidsovereenkomst dan ook toe aan het ernstig verwijtbaar handelen van Euro-Caps.

Billijke vergoeding

5.14

Het ernstig verwijtbaar handelen van Euro-Caps rechtvaardigt de toekenning van een billijke vergoeding aan [persoon A] . Uit de rechtspraak van de Hoge Raad (onder meer HR 30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1187 (New Hairstyle), HR 8 juni 2018, ECLI: NL:HR:2018:878 (Zinzia) en HR 30 november 2018, ECLI: NL:HR:2018:2218 (ServiceNow)) volgt dat het er bij de begroting van de billijke vergoeding, kort gezegd, om gaat dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. De rechter kan daarbij rekening houden met de gevolgen van het ontslag voor zover die zijn toe te rekenen aan het aan de werkgever van het ontslag te maken verwijt. De Hoge Raad heeft in dat verband een niet-limitatieve lijst van gezichtspunten geformuleerd die van belang kunnen zijn bij de begroting van de billijke vergoeding. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de rechter de billijke vergoeding dient te bepalen op een wijze die, en op het niveau dat, aansluit bij de uitzonderlijke omstandigheden van het geval. De billijke vergoeding heeft geen specifiek punitief karakter.

5.15

[persoon A] heeft de omvang van de door hem verzochte billijke vergoeding van

€ 330.000,- bruto onder meer onderbouwd met een bedrag van € 13.501,60 bruto ter zake van gederfd loon door korting in het tweede ziektejaar, een bedrag van € 132.252,54 bruto aan gederfd loon over de tijd die de arbeidsovereenkomst had kunnen voortduren zonder het ernstig verwijtbaar handelen van Euro-Caps, een bedrag van € 350,- netto aan kosten voor het verzamelen van verschillende documenten, een bedrag van € 60.000,- bruto aan immateriële schade en een bedrag van € 120.000 bruto voor het ernstig verwijtbaar handelen van Euro-Caps.

5.16

De “waarde” van de arbeidsovereenkomst is cruciaal bij het begroten van de billijke vergoeding; hoe lang zou de arbeidsovereenkomst hebben geduurd indien de arbeidsovereenkomst niet als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen zou zijn geëindigd en wat is het inkomensverlies in deze periode. Er dient een schatting te worden gemaakt van de vermoedelijke duur van de arbeidsovereenkomst indien deze niet als gevolg van het ernstig verwijtbaar handelen van Euro-Caps zou zijn geëindigd.

5.17

Vooropgesteld wordt dat de kantonrechter geen aanleiding ziet om in de begroting van de billijke vergoeding het gederfde loon door korting in het tweede ziektejaar te betrekken, nu, zoals hiervoor reeds is overwogen, in de onderhavige procedure niet is komen vast te staan dat de klachten van [persoon A] het directe gevolg zijn geweest van het bedrijfsongeval d.d. 5 december 2014. Deze schadepost bestaande uit loonschade hoort daarnaast naar het oordeel van de kantonrechter bij uitstek thuis in het aansprakelijkheidsgeschil ex artikel 7:658 BW. Hoewel [persoon A] heeft gesteld dat de arbeidsovereenkomst nog drie jaar had kunnen duren, acht de kantonrechter het gelet op alle feiten en omstandigheden onwaarschijnlijk dat dit daadwerkelijk zou zijn gebeurd. Anders dan [persoon A] is de kantonrechter in de eerste plaats van oordeel dat niet vast staat dat [persoon A] met succes een procedure had kunnen voeren tegen de beslissing van het UWV om geen loonsanctie op te leggen. Weliswaar is juist dat Euro-Caps met name in het eerste ziektejaar niet alle re-integratieverplichtingen heeft nageleefd, doch van het geheel niet nakomen van de re-integratieverplichtingen, zoals door [persoon A] gesteld, is geen sprake geweest. Ondanks het niet volledig naleven van alle re-integratieverplichtingen is door het UWV bovendien geoordeeld dat Euro-Caps voldoende aan haar re-integratieverplichtingen heeft voldaan. Daarnaast is de kantonrechter van oordeel dat ook vanwege andere omstandigheden de arbeidsovereenkomst niet een lang leven beschoren zou zijn geweest. Daartoe wordt overwogen dat de bij [persoon A] terugkerende medische klachten weliswaar zijn verergerd door het handelen van Euro-Caps, doch niet, althans onvoldoende staat vast dat deze klachten hun oorsprong vinden in het handelen van Euro-Caps. Daarnaast volgt uit diverse door Euro-Caps overgelegde stukken dat bij Euro-Caps al langere tijd ontevredenheid bestond over het functioneren van [persoon A] , welke ontevredenheid met name werd veroorzaakt door de houding en het gedrag van [persoon A] . Dat is in meerdere gesprekken alsook in de aan [persoon A] gegeven beoordelingen naar voren gebracht. Dat de door Euro-Caps geuite klachten (uitsluitend) betrekking hadden op het ziekteverzuim van [persoon A] , blijkt uit de overgelegde stukken bovendien niet. Weliswaar heeft met name Euro-Caps gedurende de arbeidsongeschiktheid van [persoon A] de verhoudingen met haar handelen steeds verder op scherp gezet, doch ook [persoon A] heeft hierin met zijn houding en opstelling een eigen aandeel gehad. Zo heeft [persoon A] onder meer stelselmatig geweigerd gespreksverslagen te ondertekenen en zich niet altijd even coöperatief opgesteld. De kantonrechter acht het gelet op het voorgaande aannemelijk dat de arbeidsovereenkomst, indien deze niet was opgezegd, maximaal nog 24 maanden zou hebben voortgeduurd.

5.18

Bij de berekening van het inkomensverlies van [persoon A] over de periode van 24 maanden dient naar het oordeel van de kantonrechter de door [persoon A] gestelde ten onrechte niet ontvangen loonsverhoging van 2% buiten beschouwing te worden gelaten. Bij de berekening van het inkomensverlies dient, anders dan door [persoon A] gesteld, bovendien wel te worden betrokken de door [persoon A] ontvangen IVA-uitkering, in die zin dat de IVA-uitkering op het inkomensverlies in mindering strekt. Dat [persoon A] in de periode na de opzegging van de arbeidsovereenkomst nog andere inkomsten heeft genoten, waaronder uit zijn eigen rijschool, is door [persoon A] betwist en in de onderhavige procedure niet komen vast te staan. Het inkomensverlies over genoemde periode van 24 maanden bedraagt globaal € 25.000,- bruto.
De kantonrechter acht het daarnaast redelijk om bij de begroting van de billijke vergoeding een component aan immateriële schadevergoeding alsook enige compensatie voor het ernstig verwijtbaar handelen van Euro-Caps toe te kennen, zij het niet in de orde van grootte zoals door [persoon A] verzocht. In dit verband wordt erop gewezen dat de voornoemde posten door [persoon A] niet tot nauwelijks zijn onderbouwd en de kantonrechter bovenmatig voorkomen. Wel acht de kantonrechter het voldoende aannemelijk dat het handelen van Euro-Caps en [naam bedrijfsarts 1] over langere periode grote impact op [persoon A] en zijn privéleven heeft gehad.

5.19

Alle bovengenoemde factoren in acht genomen, acht de kantonrechter een bedrag van

€ 50.000,- bruto passend als billijke vergoeding. De kantonrechter is van oordeel dat dit bedrag aansluit bij het ernstig verwijtbaar handelen en nalaten van Euro-Caps.

5.20

De wettelijke rente over de billijke vergoeding zal worden toegewezen zoals verzocht.

Subsidiair verzoek ex artikel 7:611 BW jo. artikel 6:95 BW

5.21

Nu het primaire verzoek van [persoon A] (deels) is toegewezen, wordt aan de beoordeling van het door [persoon A] subsidiair verzochte niet meer toegekomen.

Gederfd loon

5.22

[persoon A] heeft aanspraak gemaakt op een bedrag van € 13.386,53 bruto ter zake van het gederfde loon. Daartoe heeft [persoon A] gesteld dat hij vanwege de over de jaren 2018, 2019 en 2020 door Euro-Caps ten onrechte gegeven negatieve beoordelingen, de loonsverhogingen van 2% per jaar is misgelopen.

5.23

Tijdens de mondelinge behandeling is door Euro-Caps gesteld dat aan al haar werknemers, en derhalve ook aan [persoon A] , jaarlijks een collectieve loonsverhoging wordt toegekend. Daarnaast bestaat bij een voldoende eindbeoordeling of hoger aanspraak op een salarisverhoging van 2% per jaar.

5.24

Vaststaat dat [persoon A] over de jaren 2018 en 2019 een onvoldoende beoordeling heeft ontvangen en over 2020 de score ‘niet beoordeelbaar’. Gelet op deze beoordelingen bestaat naar het oordeel van de kantonrechter voor toekenning van de ‘extra’ loonsverhoging dan ook geen aanleiding. In dit verband wordt erop gewezen dat het in beginsel aan het oordeel van de werkgever is om te bepalen of de werknemer aan de eisen voldoet die zij, uiteraard in redelijkheid, aan haar werknemers mag stellen. Naast de omstandigheid dat in het jaar 2018 slechts van 13 ziektedagen sprake is geweest, volgt uit de eindbeoordeling over 2018 bovendien niet dat dit ziekteverzuim de reden voor de onvoldoende beoordeling over dat betreffende jaar is geweest. Voor wat betreft het jaar 2019 is de kantonrechter van oordeel dat de score ‘niet beoordeelbaar’ in plaats van een ‘onvoldoende’ meer op zijn plaats was geweest, nu uit de eindbeoordeling over 2019 volgt dat de reden voor de onvoldoende beoordeling was gelegen in het niet behalen van de doelstellingen door afwezigheid. Echter ook de score ‘niet beoordeelbaar’ maakt nog niet dat van een voldoende beoordeling gesproken kan worden. Voorgaande leidt tot de conclusie dat het door [persoon A] gevorderde bedrag aan gederfd loon niet voor toewijzing vatbaar is.

Transitievergoeding

5.25

Het hiervoor in r.o. 5.24 gegeven oordeel heeft eveneens tot gevolg dat het door [persoon A] gevorderde restant aan transitievergoeding niet toewijsbaar is.

Juridische kosten

5.26

[persoon A] heeft verzocht om aan hem een schadevergoeding toe te kennen voor de door [persoon A] gemaakte juridische kosten ad € 13.032,89 op grond van artikel 7:611 jo. artikel 6:96 lid 2 BW.

5.27

Voor toewijzing van de door [persoon A] verzochte schadevergoeding ziet de kantonrechter geen aanleiding. Daartoe wordt in de eerste plaats overwogen dat de door [persoon A] als productie 19 bij verzoekschrift overgelegde facturen voornamelijk zien op de voorbereiding van de ontbindingsprocedure. Voor deze kosten geldt dat artikel 6:96 lid 2 BW niet van toepassing is nu de regels van artikel 237-240 Rv daarop van toepassing zijn. Daarnaast heeft [persoon A] weliswaar gesteld dat zijn budget bij de rechtsbijstandsverzekeraar inmiddels vrijwel dan wel geheel is verbruikt en hij zelf kosten heeft moeten maken, hetgeen Euro-Caps bij gebrek aan wetenschap heeft betwist, doch niet inzichtelijk is gemaakt en onderbouwd dat, en zo ja welke kosten, [persoon A] zelf heeft gemaakt.

Voorwaardelijk tegenverzoek van Euro-Caps

5.28

Euro-Caps heeft voorwaardelijk verzocht, te weten in het geval [persoon A] ontvankelijk wordt verklaard in zijn verzoeken en de verzoeken niet aanstonds worden afgewezen, om verstrekking van diverse bescheiden op grond van artikel 843a Rv.

5.29

Vooropgesteld wordt dat Euro-Caps haar verzoek niet bij wijze van incident maar als voorwaardelijk tegenverzoek heeft ingediend. Nu hiervoor reeds is geoordeeld dat [persoon A] ontvankelijk is in zijn verzoeken en deze verzoeken (deels) zijn toegewezen, is weliswaar aan de voorwaarde voldaan, maar omdat de zaak inhoudelijk finaal beslist wordt valt niet in te zien welk rechtmatig belang Euro-Caps in de onderhavige procedure heeft bij het alsnog verstrekken van deze bescheiden. Mogelijk zijn de door Euro-Caps genoemde bescheiden waarvan zij in de onderhavige procedure overlegging verlangt wel van belang voor het aansprakelijkheidsgeschil ex artikel 7:658 BW, doch in die procedure is Euro-Caps c.q. haar verzekeraar zelf partij zodat zij hoe dan ook in die procedure de beschikking krijgt over bedoelde bescheiden. Voor toewijzing van het voorwaardelijk tegenverzoek van Euro-Caps bestaat onder die omstandigheden dan ook geen reden.

Proceskosten

5.30

Voor een veroordeling in de reële proceskosten is naar het oordeel van de kantonrechter geen plaats. Uitgangspunt is dat de proceskostenveroordeling voor die kosten een aan de hand van het liquidatietarief te bepalen vergoeding inhoudt. Slechts in uitzonderlijke gevallen bestaat ruimte voor toekenning van een integrale vergoeding. Een dergelijk geval is hier niet aan de orde. Het enkele feit dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst mede of grotendeels het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever dan wel handelen in strijd met goed werkgeverschap, is daartoe onvoldoende. Wel zal Euro-Caps als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.

6. De beslissing

De kantonrechter:

in het verzoek van [persoon A] :

veroordeelt Euro-Caps tot betaling aan [persoon A] van een billijke vergoeding van

€ 50.000,- bruto binnen twee weken na betekening van deze beschikking, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf het moment van opeisbaarheid tot aan de dag der algehele voldoening;

in het voorwaardelijk tegenverzoek van Euro-Caps:

wijst het voorwaardelijk tegenverzoek af;

in het verzoek van [persoon A] en in het voorwaardelijk tegenverzoek van Euro-Caps:

veroordeelt Euro-Caps in de proceskosten, tot aan deze beschikking aan de zijde van [persoon A] begroot op € 507,- aan griffierecht en € 996,- aan gemachtigdensalaris;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders verzochte

Deze beschikking is gegeven door mr. W.J.J. Wetzels, kantonrechter, en heden in het openbaar uitgesproken.

495

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.