Partijen worden hierna “[eiser]” en “Tanger SR” genoemd.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken:
-
de dagvaarding van 21 september 2021, met producties 1 tot en met 12;
-
de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 11;
-
het tussenvonnis van 13 december 2021, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
-
de brief van mr. Huisman van 16 december 2021, met producties 13 tot en met 27;
-
de pleitnota van mr. Akopova, met productie 12.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft in aanwezigheid van partijen en hun voornoemde gemachtigden plaatsgevonden op 14 februari 2022. De griffier heeft tijdens de mondelinge behandeling aantekeningen gemaakt.
2. De feiten
2.1.
[eiser] is met ingang van 1 januari 2016 voor de duur van twaalf maanden in dienst getreden bij [naam bedrijf 1] (hierna: [naam bedrijf 1]) in de functie van algemeen medewerker. Deze arbeidsovereenkomst is stilzwijgend verlengd tot 26 april 2017.
2.2.
Met ingang van 26 april 2017 is [eiser] in dienst getreden bij Tanger SR op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van twaalf maanden.
2.3.
[eiser] en [naam bedrijf 1] hebben met ingang van 26 december 2018 een nieuwe arbeidsovereenkomst gesloten voor de duur van twaalf maanden.
2.4.
[eiser] en [naam bedrijf 2] (hierna: [naam bedrijf 2]) hebben met ingang van 26 februari 2020 een nieuwe arbeidsovereenkomst gesloten voor de duur van twaalf maanden.
2.5.
[eiser] is op 17 december 2020 arbeidsongeschikt geraakt.
2.6.
De vestiging van Tanger SR is gelegen aan de [adres 1]. Enig aandeelhouder en bestuurder van Tanger SR is [naam bedrijf 3]
2.7.
De vestiging van [naam bedrijf 2] is gelegen aan de [adres 2]. Enig aandeelhouder en bestuurder van [naam bedrijf 2] is [naam bedrijf 4]
3. Het geschil
3.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Tanger SR te veroordelen om per 1 september 2021 het loon van [eiser] aan hem door te betalen ad € 1.493,02 bruto per maand inclusief vakantietoeslag zolang hij ziek is en vanaf het moment dat hij hersteld is € 1.493,02 bruto per maand inclusief vakantietoeslag;
Tanger SR te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te voldoen het achterstallige loon over de periode van december 2020 t/m augustus 2021 ad € 4.392,25 bruto;
de bedragen genoemd in de punten 1 en 2 te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het moment van verschuldigdheid tot het moment van algehele voldoening;
Tanger SR te veroordelen om binnen een week na het te wijzen vonnis correcte loonstroken aan [eiser] te verschaffen over de periode van december 2020 t/m augustus 2021 op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag (een dagdeel daaronder begrepen) dat Tanger SR verzuimt aan die veroordeling te voldoen;
voor recht te verklaren dat de werktijden van [eiser] zijn van woensdag t/m
zaterdag van 7:00 uur tot 17:00 uur;
de veroordeling van Tanger SR in de proceskosten, waaronder de nakosten.
3.2.
Aan zijn vordering heeft [eiser] – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag gelegd.
3.2.1.
Er bestaan twee dienstverbanden naast elkaar, te weten het dienstverband van [eiser] bij Tanger SR enerzijds en bij [naam bedrijf 2] anderzijds. Tanger SR is opvolgend werkgever van [naam bedrijf 1], zodat ingevolge artikel 7:668a BW (oud) op 2 januari 2018 tussen [eiser] en Tanger SR een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan. Die arbeidsovereenkomst heeft een arbeidsomvang van gemiddeld 40 uur per week en is nooit rechtsgeldig beëindigd.
3.2.2.
Vanaf 19 december 2020 heeft [eiser] op grond van artikel 7:629 BW recht op doorbetaling van 70% van zijn loon behorende bij een 40-urige werkweek, zijnde € 1.493,02 bruto per maand inclusief vakantietoeslag. Tanger SR heeft te weinig loon betaald vanaf december 2020. In totaal gaat het om een bedrag van € 4.392,25 bruto berekend tot en met augustus 2021.
3.2.3.
[eiser] maakt daarnaast aanspraak op de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente met ingang van de datum van de verschuldigdheid van het salaris.
3.2.4.
[eiser] werkt sinds 2018 van woensdag tot en met zondag van 07.00 uur tot 17.00 uur. Er is sprake van een arbeidsvoorwaarde dan wel verworven recht en Tanger SR is niet zonder meer bevoegd om de werktijden van [eiser] eenzijdig aan te passen.
3.3.
Het verweer van Tanger SR strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten en de nakosten. Tanger SR heeft daartoe – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende aangevoerd.
3.3.1.
[eiser] heeft de verkeerde vennootschap gedagvaard. [eiser] is met ingang van 26 december 2018 niet langer in dienst van Tanger SR. Bovendien heeft [eiser] na 26 december 2018 geen werkzaamheden verricht voor Tanger SR en hij heeft zich daarvoor ook niet beschikbaar gesteld. De juiste vennootschap die gedagvaard had moeten worden is [naam bedrijf 2], de huidige werkgever waarbij [eiser] nu voor onbepaalde tijd in dienst is.
3.3.2.
[eiser] heeft tot zijn uitval wegens ziekte op structurele basis werkzaamheden verricht op basis van een 22-urige werkweek bij [naam bedrijf 2]. Het bruto maandloon van [eiser] bedraagt € 1.168,55 inclusief 8% vakantiegeld. In het eerste ziektejaar heeft [eiser] ingevolge artikel 7:629 BW recht op doorbetaling van zijn loon ter hoogte van € 1.000,77 bruto per maand (het wettelijk minimumloon behorende bij een 22-urige werkweek). [naam bedrijf 2] heeft dat loon betaald aan [eiser], zodat zijn loonvordering ook om die reden dient te worden afgewezen.
4. De beoordeling
4.1.
Het verst strekkende verweer van Tanger SR is dat [eiser] de verkeerde vennootschap heeft gedagvaard. De kantonrechter overweegt daarover als volgt.
4.2.
Vooropgesteld wordt dat als onvoldoende gemotiveerd weersproken het volgende vast is komen te staan rondom de dienstverbanden die [eiser] vanaf 1 januari 2016 is aangegaan met de verschillende Tanger vennootschapen. [eiser] heeft vanaf 1 januari 2016 werkzaamheden verricht voor [naam bedrijf 1] voor gemiddeld 40 uur per week als algemeen medewerker. Die werkzaamheden heeft hij tot 26 april 2017 voor [naam bedrijf 1] verricht. Aansluitend is [eiser] in dienst getreden bij Tanger SR, voor welke vennootschap hij in dezelfde functie werkzaamheden heeft verricht. Voorts staat vast dat [eiser] tot 26 december 2018 in de vestiging van Tanger SR werkzaamheden heeft verricht, waarna hij opnieuw werkzaamheden is gaan verrichten voor [naam bedrijf 1] als algemeen medewerker. [eiser] heeft daartoe een nieuwe arbeidsovereenkomst met [naam bedrijf 1] ondertekend voor de duur van twaalf maanden. Vervolgens is [eiser] met ingang van 26 februari 2020 in dienst getreden bij [naam bedrijf 2] en heeft hij in die vestiging werkzaamheden als algemeen medewerker verricht. Dat heeft [eiser] gedaan totdat hij op 17 december 2020 arbeidsongeschikt is geraakt.
4.3.
Partijen zijn het erover eens dat [naam bedrijf 1], Tanger SR en [naam bedrijf 2] als opvolgende werkgevers hebben te gelden. Vast staat immers dat [naam bedrijf 1], Tanger SR en [naam bedrijf 2] onder andere gebruik maken van dezelfde website, er sprake is van een gezamenlijk contactpunt en magazijn en [eiser] altijd dezelfde functie heeft uitgevoerd voor deze Tanger vennootschappen. Dit betekent dat – achteraf bezien – op grond van artikel 7:668a BW (oud) per 2 januari 2018 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan tussen partijen. Partijen waren zich daar echter destijds niet van bewust, althans hebben niet als zodanig gehandeld. De vaststelling dat deze Tanger vennootschappen aangemerkt worden als opvolgend werkgevers, brengt eveneens met zich dat het niet mogelijk was voor [naam bedrijf 1] en vervolgens [naam bedrijf 2] om een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd overeen te komen met [eiser]. Dat heeft Tanger SR in deze procedure ook erkend en volgens haar is er daarom nu sprake van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen [eiser] en [naam bedrijf 2]. De kantonrechter volgt Tanger SR in die stelling.
4.4.
[eiser] stelt weliswaar dat Tanger SR te weinig loon heeft betaald vanaf december 2020, maar uit de door partijen overgelegde salarisspecificaties volgt juist dat [naam bedrijf 2] over de periode maart 2020 tot en met juni 2021 loon aan [eiser] heeft betaald. Waarom Tanger SR desondanks gehouden is om het achterstallige loon (indien en voor zover daarvan sprake zou zijn) aan [eiser] te betalen, heeft [eiser] niet toegelicht. [eiser] heeft niet gesteld, en ook is niet gebleken, dat Tanger SR na 26 december 2018 nog loonbetalingen heeft verricht aan [eiser]. Dat is ook te verklaren door het feit dat [eiser] vanaf die datum geen werkzaamheden meer heeft verricht in de vestiging van Tanger SR. Bovendien is nergens uit gebleken – [eiser] heeft dat ook niet met zoveel worden gesteld – dat hij zich na 26 december 2018 beschikbaar heeft gehouden om werkzaamheden te verrichten voor Tanger SR. Hij werkte toen immers naar eigen zeggen voor 40 uur per week voor [naam bedrijf 1] en daarna [naam bedrijf 2], zodat het ook niet aannemelijk is dat [eiser] eveneens voor 40 uur per week beschikbaar was voor Tanger SR. Daarbij komt dat [eiser] pas in zijn akte van 16 december 2021 het standpunt heeft ingenomen dat er sprake zou zijn van twee dienstverbanden die naast elkaar bestaan (bij Tanger SR en bij [naam bedrijf 2]). Dat standpunt volgt niet uit de dagvaarding en de kantonrechter leidt uit de overgelegde correspondentie voorafgaand aan deze procedure ook niet af dat [eiser] dit standpunt eerder heeft ingenomen. Hoewel het mogelijk is dat twee dienstverbanden naast elkaar bestaan, kan naar het oordeel van de kantonrechter op grond van het voorgaande in ieder geval geconcludeerd worden dat het oorspronkelijke dienstverband van [eiser] bij Tanger SR door het aangaan van een nieuwe arbeidsovereenkomst met [naam bedrijf 1] en vervolgens [naam bedrijf 2] een lege huls is geworden.
4.5.
[eiser] heeft ter zitting nog aangevoerd dat het een interne aangelegenheid van “Tanger” is wie het loon betaalt en dat [eiser] beschermd moet worden tegen de wisselingen in werkgeverschap. Indien en voor zover [eiser] hiermee een beroep op vereenzelviging van Tanger SR en [naam bedrijf 2] heeft gedaan, geldt dat [eiser] hiervoor onvoldoende heeft gesteld. Niet alleen behoren Tanger SR en [naam bedrijf 2] ieder tot een andere holding, maar de kantonrechter is ook van oordeel dat het voor [eiser] telkens voldoende duidelijk moet zijn geweest bij welke vennootschap hij precies in dienst was. Hij heeft immers iedere keer de arbeidsovereenkomsten ondertekend, de salarisspecificaties vermelden de naam van de werkgever en Tanger SR en [naam bedrijf 2] zijn op een ander adres gevestigd. In dit geval wordt [eiser] ook niet zonder meer in zijn belangen geschaad door de wisselingen die hebben plaatsgevonden, omdat ondanks die wisselingen alsnog een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan tussen [eiser] en [naam bedrijf 2] op grond waarvan hij onder meer aanspraak kan maken op loondoorbetaling tijdens ziekte.
4.6.
Tegen de hiervoor geschetste achtergrond is de kantonrechter van oordeel dat [eiser] de verkeerde vennootschap in rechte heeft betrokken. Voor zijn loonbetaling tijdens ziekte en daarna dient [eiser] zijn huidige werkgever aan te spreken, te weten [naam bedrijf 2]. De gevorderde verklaring voor recht kan ook niet jegens Tanger SR worden toegewezen, alleen al omdat vast staat dat [eiser] vanaf 26 december 2018 geen werkzaamheden meer heeft verricht voor Tanger SR. De conclusie is dat alle vorderingen van [eiser] worden afgewezen.
4.7.
[eiser] wordt als de in het ongelijke gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van Tanger SR. Ook de gevorderde nakosten worden toegewezen.
5. De beslissing
De kantonrechter:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Tanger SR vastgesteld op € 498,00 aan salaris voor de gemachtigde;
veroordeelt [eiser] in de na vandaag te maken proceskosten, begroot op € 124,00 aan salaris voor de gemachtigde en als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis is voldaan en het vonnis is betekend, de explootkosten van deze betekening;
verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
49039
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: