2.1.
[verweerster] is per 1 maart 1992 aangesteld als ambtenaar bij de rechtbank Den Haag. Als gevolg van de invoering van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren is het formeel werkgeverschap per 1 januari 2020 belegd bij de Staat. [verweerster] is feitelijk uitsluitend in dienst bij de rechtbank Den Haag als onderdeel van de Staat. De functie van [verweerster] is thans medewerker verwerken en behandelen bij de afdeling Bestuursrecht, team Bijstand, met een loon van € 3.220,75 bruto per maand, te vermeerderen met emolumenten.
2.5.
Per 15 december 2020 heeft [verweerster] zich ziekgemeld. Naar aanleiding van deze ziekmelding heeft [verweerster] contact gehad met de bedrijfsarts, die als volgt heeft gerapporteerd:
Op 5 oktober 2020:
“(…) [verweerster] ervaart langdurige en systematische werkgerelateerde spanningsklachten. Er wordt onder andere een verhoogde werkdruk ervaren. Daarbij staan de arbeidsverhoudingen onder druk.
Op 20 oktober 2020 (in de probleemanalyse):
“(…)
Reden van het verzuim
(…)
Er worden door [verweerster] reeds langdurig werkgerelateerde spanningen ervaren. Dit mede in samenhang met de persoonskenmerken.
De arbeidsverhoudingen vormen een specifiek aandachtspunt.
Advies voor werkmogelijkheden
Samenvatting
Werknemer kan medisch gezien werkzaamheden uitvoeren in eigen of aangepaste taken.
De beschikbaarheid in uren is om medische redenen nog beperkt.
Houd bij het opbouwen van de werkuren het volgende advies aan: er zijn aanmerkelijke knelpunten betreffende de arbeidsverhoudingen. Voordat een effectieve werkhervatting in opbouw mogelijk is dienen de werkgerelateerde spanningen besproken te worden en hiermee de randvoorwaarden gecreeerd te worden voor de werkhervatting. [verweerster] wenst hiertoe de inzet van een mediator.
(…)”
2.7.
In januari 2021 zijn partijen, meer specifiek [naam] en [verweerster] , een mediationtraject gestart. In het kader van het mediationtraject hebben vier gesprekken plaatsgevonden. Als resultaat van dit mediationtraject hebben [naam] en [verweerster] de gemaakte afspraken op 17 asugustus 2021 getracht schriftelijk vast te leggen. Dit heeft tot een door beide partijen ondertekend document met de volgende tekst geleid, waarbij de schuingedrukte zinnen toevoegingen van [verweerster] zijn.
“Op 3 juni de besproken en op 17 augustus wederom besproken en aangepaste omgangsvormen van [verweerster] en [naam]
1. Open communiceren met elkaar.
Benoemen wat je voelt en wat een gesprek/afspraak/opdracht met je doet.
Is een vraag/verandering/aanpassing/opdracht niet duidelijk, geef dit aan.
Dit face-to-face bespreken.
Vermijden van agressief gedrag(Boos en geïrriteerd). Dit staat het open communiceren in de weg.
2 Luisteren naar elkaar
Veranderingen bespreken en ervaringen delen. Indien mogelijk veranderingen doorvoeren.
Dit face-to-face bespreken
Dit vraagt om flexibiliteit en inlevingsvermogen.
3 Uitvoeren opdrachten/werkzaamheden
[naam] kan vanuit haar leidinggevende functie de opdracht geven tot het uitvoeren van werkzaamheden (bv in het belang van de productie). In deze situatie blijven punten 1 t/m 2 van kracht voor wat betreft het bespreken, echter kan het zijn dat er geen ruimte is voor aanpassing.
4. [verweerster] leest iedere ochtend het verslag van de voorgaande dag en geeft op- en aanmerkingen geeft op 1 juni 2021 aan dat de verslaglegging van de gesprekken niet altijd overeenkomt met hoe zij iets heeft gezegd of bedoeld.
Wij spreken af:
Iedere ochtend leest [verweerster] het verslag en koppelt op- en aanmerkingen concreet terug.
Uitzonderingsgevallen daar gelaten.
5. [verweerster] wil meer variatie in haar werkzaamheden. Dit hebben we al opgenomen in het re-integratieverslag. Afspraak is om nu maximaal 3 verschillende taken per dag bij [verweerster] te beleggen en indien mogelijk meer variatie verspreiden over de week. Dit om zo veel mogelijk rust en overzicht in het werk te houden zodat [verweerster] zich door het herhalen van werkzaamheden verder kan richten op de productiviteit.
Variatie waarbij alle op de functie betrekking hebbende taken aan de orde komen.
6. [verweerster] wil het contact met de collega’s hervatten. Dit hebben we ook opgenomen in het re-integratieverslag. Afspraak is om alle communicatie via mij te laten lopen zodat ik weet waar je vragen over hebt. Ook zorg ik voor eenduidige terugkoppeling en zorg voor een zo rustig mogelijke werkomgeving. Dit alles om de concentratie zo optimaal mogelijk te houden. Dit ligt héél gevoelig.
Onderaan dit document heeft [naam] de volgende tekst toegevoegd:
“Op 17 augustus besproken
Aanvullingen schuin zijn opmerkingen en toevoegingen van [verweerster]
Zij wil dit toegevoegd ondanks mijn eerdere uitleg.
Ik herken niet alle punten die toegevoegd zijn.
Aanvulling bij punt 5 is onjuist. Afspraak is om geen uitbreiding van taken totdat normen behaald worden van huidige taken.”
2.8.
Op 25 augustus 2021 overhandigde [verweerster] een brief van Justitievakbond Juvox aan [naam] . Daarin staat het volgende:
“(…)
[verweerster] is uitgevallen met psychische klachten. Ook is zij bekend met lichamelijke beperkingen die maken dat zij is aangewezen op enige ergonomische aanpassingen. Zij heeft zich tot vakbond Juvox gericht met vragen omtrent haar re-integratie. (…)
Namens [verweerster] bericht ik u dat zij niet kan instemmen met de wijze waarop tot op heden invulling wordt gegeven aan haar re-integratie. (…)
Mevrouw re-integreert in haar eigen werk maar doet dat op een aparte werkkamer aan de hand van voor haar geselecteerde dossiers in een afgepast aantal. Contact met collega’s is niet aan de orde. Een en ander kennelijk omdat in de door de bedrijfsarts kort na uitval opgemaakte functionele mogelijkheden lijst (FML) concentratieproblemen zijn vastgelegd. Deze concentratieproblemen zouden er aan in de weg staat dat mevrouw in haar normale werkomgeving met de afleiding van collega’s haar werk doet. Daar is mevrouw het niet mee eens. De belastbaarheid is door de bedrijfsarts opgesteld naar aanleiding van de bij hem bekende medisch gerelateerde klachten. Daarbij heeft de bedrijfsarts de verwachting uitgesproken dat het geen blijvende klachten zijn en dat de belastbaarheid nog zal verbeteren. Mevrouw mist ook de contacten met collega’s en ervaart dat het - nog steeds -afgezonderd werken contraproductief is voor haar welbevinden en herstel. In hoeverre onderzocht is of en hoe in de gewone werkomgeving toch enige ‘rust’ in de werkplek kan worden bereikt blijkt tot nu toe niet. Waar eerst de kwaliteit van de door [verweerster] uitgevoerde werkzaamheden als maatstaf werd aangenomen is nu een getalsmatige norm die niet gehaald zou worden als contra-indicatie voor uitbreiding en variatie van de werkzaamheden van [verweerster] gehanteerd, ook blijkens uw aantekening onderaan de vaststellingsovereenkomst. Daar waar het normale werkpakket van [verweerster] uit verschillende werkzaamheden bestaat is dat een onbegrijpelijk en rigide uitgangspunt dat wederom aan herstel en re-integratie in de weg staat. Dit klemt temeer omdat [verweerster] aan die getalsmatige norm zo goed als voldoet. Voor zover die niet steeds wordt gehaald wordt dat mede veroorzaakt door de afgepaste wijze waarop het werk wordt aangeboden.
[verweerster] heeft zowel in uren als inhoudelijk haar werkzaamheden kunnen uitbreiden. Daaraan zijn echter geen gevolgen verbonden. Onlangs moest [verweerster] constateren dat zij nog steeds sinds maart 2021 als volledig arbeidsongeschikt te boek staat, terwijl zij al geruime tijd circa 60% van haar normale werktijd haar normale inhoudelijke werkzaamheden verricht. Haar inzet en de uitbreiding van de werkzaamheden hebben evenmin geleid tot een wijzing van de werkwijze voor wat betreft dossieraanlevering, werkplek of contacten met collega’s, terwijl die wel in het vooruitzicht zijn gesteld. [verweerster] vindt dat afspraken en toezeggingen niet worden nagekomen. Zij ervaart de huidige manier van re-integreren en haar werkomgeving niet als veilig. Dat draagt niet bij aan haar herstel. Hierin speelt ook een als moeilijk ervaren contact en relatie met u als leidinggevende een duidelijke rol. Hierover zijn u in een vaststellingsovereenkomst afspraken gemaakt.
Naar de mening van [verweerster] dient thans duidelijk ingezet te worden op re-integratie in het eigen werk, inclusief een terugkeer naar de eigen werkplek. (…) Het UWV kan ook middels een deskundigenonderzoek een oordeel geven over de re-integratie inspanningen tot nu toe. Gelet op de moeizame voortgang van de re-integratie en de verschillende inzichten over de oorzaak daarvan wil ik namens [verweerster] op een dergelijk onderzoek aandringen.
2.9.
De gemachtigde van [verweerster] heeft bij brief van 1 november 2021 het volgende aan [naam] geschreven:
“(…) Cliënte heeft targets per uur opgelegd gekregen die niet geheel reëel zijn. Sterker nog deze targets worden steeds opgeschroefd. Zoals u weet beschikken de dossiers veelal over een verschillende inhoud. Er kan dus geen sprake zijn van de gemiddelde per uur. De output dient over een langer tijdsbestek te worden beoordeeld. Bovendien heeft cliënte nog nooit gehoord dat überhaupt op de afdeling targets zijn opgelegd. Ik verzoek u dan ook deze targets achterwege te laten en de prestaties algemeen te beoordelen, waarbij ik de opmerking maak dat inmiddels is vastgesteld dat de inhoud van de werkzaamheden correct is.
Cliënte ontvangt nieuwe zaken om in te schrijven die kennelijk al drie dagen zijn blijven liggen. Vervolgens krijgt cliënte het verwijt dat zij er te lang over heeft gedaan om de zaak in te schrijven. U zult het mij eens zijn dat dit geen terechte verwijten zijn.
Voorts wordt cliënte volledig door u afgezonderd. Zij mag geen contact hebben met collega’s. Cliënte ervaart deze volledige afzondering als zeer belastend. Cliënte is van oordeel dat zij veel te lang geïsoleerd zit. Ook ten opzichte van de collega’s lijkt het erop alsof cliënte iets valt te verwijten. Niets is minder waar. Cliënte krijgt ontzettend veel stress van deze oneigenlijke vorm van re-integratie. Het bevordert haar werkprestaties niet. Hierbij verzoek ik u dan ook en zo nodig kunt u dit verzoek opvatten als een sommatie om een aangepaste werkplek te geven waarbij er sprake is van collegiaal contact. Graag ontvang ik daarvan een bevestiging.
Er heeft een mediation plaatsgevonden maar cliënte ervaart dat er sprake is van een non-verbale communicatie waaruit blijkt dat u feitelijk van cliënte af wil.
Cliënte wil, mocht dat aan de orde zijn, wel nadenken over een mogelijke andere passende werkplek binnen de rechtbank. Wellicht kunnen we hier een gesprek over voeren. (…)”
2.10.
Op 9 november 2021 bezocht [verweerster] het spreekuur van de bedrijfsarts voor een periodieke evaluatie. In het rapport dat naar aanleiding daarvan is opgesteld staat het volgende:
“(…)
Huidige stand van zaken
De voortgang werd besproken waaronder het verloop van de klachten, het gevolgde medisch beleid en het gevolgde traject van werkhervatting. In dit stadium 32 uren per week functionerend in eigen functie. Het traject van re-integratiebegeleiding is gecontinueerd. Onverminderd worden werkgerelateerde spanningen ervaren.
Advies
Het advies is de arbeidsongeschiktheid op medische gronden af te sluiten per 1 december 2021. In overleg de randvoorwaarden vaststellen voor een duurzaam functioneren in de eigen functie of een andere oplossing overeen komen.
2.11.
Bij brief van 12 november 2021 heeft de rechtbank Den Haag uitgebreid gereageerd op voornoemde brief van de gemachtigde van [verweerster] aan [naam] van 1 november 2021. In die brief van de rechtbank Den Haag is onder meer het volgende te lezen.
“(…) In januari 2021 is daarom besloten om mediation te beproeven. In het kader daarvan hebben vier gesprekken plaatsgevonden waarna uw cliënte en [naam] op 17 augustus 2021 een document hebben ondertekend met daarin afspraken over de wijze waarop zij in het vervolg met elkaar zouden communiceren. Ik vertrouw erop dat u bekend bent met dit document.
Tot grote verbazing van [naam] overhandigde uw cliënte haar op 25 augustus 2021 (slechts acht dagen later) zonder nadere toelichting een gesloten envelop van de rechtbank met daarin een (door uw cliënte ondertekende) brief van Juvox. In die brief werd fors kritiek geuit op de re-integratie en de verwachtingen die ten aanzien van kwaliteit bestonden ten aanzien van de werkzaamheden. (…)
In het gedrag van uw cliënte maar ook hetgeen in de brief van Juvox en uw brief wordt vermeld bevestigt het beeld dat sprake is van een verstoring in de arbeidsverhouding die een duurzame voortzetting van het dienstverband in de weg lijkt te staan, de medische arbeidsongeschiktheid kan immers op korte termijn worden afgesloten. Uw cliënte lijkt de oorzaak van de verstoring echter volledig aan de zijde van de rechtbank te leggen. Aan de zijde van de rechtbank wordt naar de aanleiding hiervan anders gekeken; door steeds in discussie te gaan over keuzes van haar leidinggevende en in dat kader te menen dat haar onrecht wordt aangedaan leidt het gedrag van uw cliënte juist tot frictie in de verhouding. Bijvoorbeeld door te blijven stellen dat een bepaalde mate van controle of targets op anderen niet van toepassing zijn. Dat is nadrukkelijk niet het geval, op uw cliënte zijn exact dezelfde kaders van toepassing als op haar collega’s. Dit is eerder ook al met haar besproken.
Het verwijt dat [naam] zaken eerst zelf zou laten liggen om vervolgens uw cliënte aan te rekenen dat zaken niet voortvarend genoeg zijn verwerkt wordt ook niet herkend. Als uw cliënte door [naam] wordt aangesproken op de snelheid waarmee verwerking door haar plaatsvindt dan zal dat altijd betrekking hebben op de verwerkingstijd vanaf het moment dat zij de taken onder zich had. Is een zaak al wat ouder dat moment dan kan echter verwacht worden dat aan de verwerking van die specifieke zaak prioriteit wordt gegeven, een instructie daartoe is niet ongebruikelijk.
De reden dat uw cliënte op een aparte ruimte haar werkzaamheden verricht is gebaseerd op beperkingen ten aanzien van concentratie die eerder door de bedrijfsarts zijn vastgesteld. Om haar concentratie te bevorderen is een rustige werkplek ingericht en is bevorderd dat collega’s zo min mogelijk storen bij het uitvoeren van de werkzaamheden. Hoe dit zou leiden tot stress en afname van arbeidsprestaties wordt door u niet uitgelegd. Wanneer een aparte werkplek naar inzicht van de bedrijfsarts geen randvoorwaarde meer vormt kan deze situatie worden beëindigd. Omdat de rapportage van 9 november 2021 hier niet op ingaat zal die vraag afzonderlijk aan de bedrijfsarts worden voorgelegd.
Tot slot wordt gesuggereerd dat [naam] van uw cliënte ‘af wil’. Ook deze stelling wordt niet herkend. [naam] heeft oprecht gehoopt dat met de afspraken die op 17 augustus 2021 zijn vastgelegd de focus kon worden verlegd naar duurzame voortzetting van het dienstverband.
In de eerste dagen daarna heeft zij echter geen duidelijke verandering in de opstelling van uw cliënte gezien, sterker nog uw cliënte overhandigde haar slechts acht dagen later een brief van Juvox met daarin de nodige (nieuwe) verwijten.
Het geheel overziende bestaat thans de indruk dat de kern van het probleem is gelegen in moeite die uw cliënte heeft met het aanvaarden van gezag van een leidinggevende hetgeen zich uit in discussie over en het in twijfel trekken van beslissingen en intenties. (…)
Duidelijk moge zijn dat aan de zijde de rechtbank niet is gehandeld vanuit de intentie om het dienstverband met uw cliënte te willen beëindigen, de suggestie die wordt gewekt wordt dan ook niet door feiten ondersteund en heeft in die zin dan ook slechts (verdere) negatieve invloed op de situatie.
Een voorwaarde voor voortzetting van het dienstverband is dat de verhoudingen op zeer korte termijn genormaliseerd worden. Dit betekent onder meer dat uw cliënte zal moeten accepteren dat sprake is van een gezagsverhouding waarin zij redelijke instructies van haar leidinggevende zonder blijk van afkeuring zal moeten opvolgen, ook als zij het daar persoonlijk niet mee eens is. Uw cliënte op haar beurt mag uiteraard rekenen op een eerlijke en gelijke behandeling door haar leidinggevende. De rechtbank vraagt zich echter oprecht af hoe een structurele normalisering van de verhouding bereikt kan worden nu verschillende gesprekken en zelfs mediation niet tot een oplossing hebben kunnen leiden en de verhoudingen de afgelopen maanden (onder meer beïnvloed door de door uw cliënte gemaakte verwijten) zelfs negatief beïnvloed zijn.
Ik gaf hiervoor aan welke randvoorwaarden wat de rechtbank betreft aan de orde zijn bij voortzetting van het dienstverband. Ik verzoek u om namens uw cliënte een antwoord te geven op de vraag hoe een duurzame oplossing er in haar visie uitziet. Op basis daarvan kunnen partijen in onderling overleg hopelijk tot een structurele oplossing komen.