Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBROT:2022:6692

Rechtbank Rotterdam
13-07-2022
15-08-2022
9696796 + 9737408
Arbeidsrecht
Beschikking

ontslag op staande voet wordt vernietigd

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2022-0942
VAAN-AR-Updates.nl 2022-0942

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummers: 9696796 VZ VERZ 22-1402 en 9737408 VZ VERZ 22-2360

uitspraak: 13 juli 2022

beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,

in het verzoek met zaaknummer 9696796 VZ VERZ 22-1402

van

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats verzoeker] ,

verzoeker,

verweerder in het voorwaardelijk tegenverzoek,

gemachtigde: mr. E. Baldan Kaya,

tegen

de Staat der Nederlanden (vertegenwoordigd door de Minister van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door de Dienst Justitiële Inrichtingen, locatie Detentiecentrum Rotterdam),

zetelend te Den Haag,

verweerster,

verzoekster in het voorwaardelijk tegenverzoek,

gemachtigde: mr. E. Versloot,

en

in het verzoek met zaaknummer 9737408 VZ VERZ 22-2360

van

de Staat der Nederlanden (vertegenwoordigd door de Minister van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door de Dienst Justitiële Inrichtingen, locatie Detentiecentrum Rotterdam),

zetelend te Den Haag,

verzoekster,

gemachtigde: mr. E. Versloot,

tegen

[verweerder] ,

wonende te [woonplaats verweerder] ,

verweerder,

gemachtigde: mr. E. Baldan Kaya.

Partijen worden hierna “ [verzoeker] ” en “DCR” genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1.

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken:

in het verzoek met zaaknummer 9696796:

  • -

    het verzoekschrift ex artikel 7:681 lid 1 aanhef en onder a BW, met producties;

  • -

    het verweerschrift, tevens houdende voorwaardelijk tegenverzoek ex artikel 7:671b jo 7:669 lid 3 sub e BW, met producties;

  • -

    de brief van 16 mei 2022 van de gemachtigde van [verzoeker] , met een usb-stick;

  • -

    de brief van 27 mei 2022 van [verzoeker] , met een usb stick;

  • -

    de akte houdende wijziging eis van 6 juni 2022;

  • -

    de akte houdende wijziging eis van 20 juni 2022.

  • -

    de pleitaantekeningen van [verzoeker] ;

in het verzoek met zaaknummer 9737408:

  • -

    het verzoekschrift van DCR ex artikel 7:686a BW jo 7:677 BW, met producties;

  • -

    de beschikking van Rechtbank Den Haag van 1 maart 2022, inhoudende verwijzing van de zaak naar de rechtbank Rotterdam;

  • -

    de pleitaantekeningen van [verzoeker] .

1.2.

De verzoeken zijn behandeld op de mondelinge behandeling van 8 juni 2022. [verzoeker] is in persoon verschenen, vergezeld van zijn partner en bijgestaan door de gemachtigde. Namens DCR is [naam 1] (vestigingsdirecteur DCR en hierna [naam 1] genoemd) verschenen, bijgestaan door de gemachtigde.

1.3.

De kantonrechter heeft de uitspraak van deze beschikking nader bepaald op heden.

2. De vaststaande feiten

De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten:

2.1.

DCR voert namens de minister van justitie en veiligheid straffen en vrijheidsbenemende maatregelen uit die door de rechter zijn opgelegd aan vreemdelingen en verdachten.

2.2.

[verzoeker] is per 16 mei 2011 in dienst getreden van DCR als activiteitenbegeleider. Op 4 januari 2021 is zijn arbeidsduur in verband met gezondheidsomstandigheden ( [verzoeker] lijdt aan relapsing-remitting multiple sclerose) gewijzigd van 36 naar 30 uur per week tegen een (aangevuld) salaris van laatstelijk € 2.746,35 bruto per maand, exclusief emolumenten. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Rijk van toepassing. [verzoeker] voert zijn werkzaamheden altijd samen met een collega uit onder toezicht van (een) toezichthouder(s). In de ruimten waar hij zijn werkzaamheden uitvoert hangen camera’s.

2.3.

Op 5 november 2021 reageerde een drugshond op [verzoeker] bij binnenkomst in het detentiecentrum (de ruimte na de detectiepoort). Vervolgens zijn de eigendommen van [verzoeker] gecontroleerd en werden er bij [verzoeker] een mobiele telefoon, oplader en oordopjes in zijn tas aangetroffen. Het hebben van een telefoon en toebehoren op die plek was niet toegestaan.

2.4.

Direct daarop heeft er een gesprek tussen [verzoeker] , [naam 1] en [naam 3] (teamleider veiligheid) plaatsgevonden. In dit gesprek is gesproken over de reden voor het meenemen van de telefoon en het gebruik van wietolie door [verzoeker] . [verzoeker] heeft gezegd dat hij bereikbaar wilde zijn vanwege een belangrijk telefoontje van het ziekenhuis en dat hij wietolie gebruikt vanwege zijn klachten in verband met zijn ziekte. [naam 1] heeft de telefoon met toestemming van [verzoeker] onderzocht en de persoonlijke berichten van [verzoeker] bekeken. Vervolgens heeft [verzoeker] aan [naam 1] toestemming gegeven om de telefoon in zijn persoonlijke kluis te leggen (alwaar [naam 1] nog een mobiele telefoon aantrof) en [verzoeker] is met toestemming van [naam 1] aan het werk gegaan.

2.5.

[verzoeker] heeft op 16 en 17 november 2021 een vrije dag opgenomen zodat hij niet op het werk aanwezig was en geen e-mails heeft bekeken. Op 17 november 2021 heeft de leidinggevende van [verzoeker] , [naam 2] (hierna [naam 2] ), via de mail een uitnodiging aan [verzoeker] gestuurd voor een vervolggesprek op 23 november 2021 van 14:00-15:30. Als gespreksonderwerp staat vermeld: “Gesprek inzake gebeurtenis van 5 november 2021”.

2.6.

Op 18 november 2021 had [verzoeker] een studiedag. Ook op deze dag heeft hij geen mail bekeken. Op 19 november 2021 heeft [verzoeker] zich vanwege een zware griep ziekgemeld.

2.7.

Op 1 december 2021 zijn er tussen [naam 2] (“ [naam 2] ”) en [verzoeker] de volgende whatsapp-berichten uitgewisseld:

1-12-2021 14:01 - [naam 2] : Nog een vraagje over incident 5 november jl.

Ik weet dat je het verslag nog niet hebt gelezen in verband met je ziek zijn. Maar kun je wel al, om de

zaak compleet te maken, een schriftelijke verklaring regelen waarin staat vermeld dat je een

belangrijke uitslag verwachtte.

(…)

01-12-2021 14:08 - [verzoeker] : Nee klopt, heb ik inderdaad niet gelezen, ik heb geen schriftelijke

dat ik gebeld zou worden, want het was een telefonische afspraak.. enige wat ik heb is dat na het

telefoontje direct me afspraak is ingepland om weer door de molen te gaan op 23-11 en 30-11

afspraak wat beiden niet door is gegaan i.v.m. Ziekte..

Die heb ik afgebeld en me nieuwe afspraak staat op 21-12 dus dat zijn de bewijzen die ik voor je heb

liggen.

01-12-2021 14:11 - [verzoeker] : Van 21-12 heb ik ook al de papieren binnen. Dus die zal ik ook

meenemen.. ik weet dat ik niet verplicht ben om mijn medische gegevens met jullie te delen, maar ik

heb nooit moeilijk gedaan ben juist altijd een open boek geweest wat betreft me ziekte beeld dus dat

zal niet veranderen.

01-12-2021 14:26 - [naam 2] : Maar kun je dan het bewijs van de telefonische afspraak meenemen of

anders opvragen dat je op die dag een telefonisch afspraak had.

01-12-2021 14:30 - [verzoeker] : Ik zal kijken wat ik kan doen, maar zoals ik al zei dit is wat ik voor jullie heb, en anders is dit het beste wat ik voor je kan doen.

01-12-2021 14:32 - [naam 2] : Zou vreemd zijn. Ik krijg ook bij een telefonische afspraak een

bevestigingsbrief.

01-12-2021 14:37 - [verzoeker] : Ik heb dat niet gehad in ieder geval, maar dit gesprek zetten we

wel voort wanneer ik weer op locatie ben

01-12-2021 14:40 - [naam 2] : Okidoki

2.8.

Vanaf 13 december 2021 kon [verzoeker] voor 50% zijn werkzaamheden weer oppakken (twee volledige dagen per week), zodat hij op dinsdag 14 december 2021 weer aan het werk is gegaan. Hij heeft die dag rond 16:00 uur een verslag van het gesprek van 5 november 2021 via de mail gekregen. Aan [verzoeker] werd daarbij medegedeeld dat er de volgende dag op 15 december 2021 een vervolggesprek zou plaatsvinden.

2.9.

Tijdens het vervolggesprek aan het einde van de dag op 15 maart 2021 is gesproken over het telefoontje van het ziekenhuis en is aan [verzoeker] gevraagd om akkoord te gaan met de inhoud van het verslag van het gesprek van 5 november 2021. [verzoeker] heeft dit laatste geweigerd, omdat het verslag volgens hem geen juiste weergave van het gesprek was. Verder is aan [verzoeker] gevraagd om een verklaring waaruit zou blijken dat [verzoeker] op 5 november 2021 in afwachting was van een belangrijk telefoontje van een arts.

2.10.

Door [naam 2] is een gespreksverslag opgesteld van het gesprek van 15 december 2021. Dit verslag is op 15 december 2021 om 18:31 uur door [naam 2] aan HR en [naam 1] is gestuurd. Dit verslag is niet aan [verzoeker] gestuurd. In dit verslag staat opgenomen:

“Als afsluiter is de afspraak gemaakt dat [verzoeker] niet naar de inrichting komt, voordat de afspraak met de arts afgetikt kan worden. De afspraak is gemaakt dat [verzoeker] op donderdag 16 december 2021 een, te verifiëren, afspraak overlegd. Als dit niet gebeurd dan zal er overgegaan worden tot ontslag en anders een disciplinaire straf”.

2.11.

Op 17 december 2021 is aan [verzoeker] telefonisch ontslag op staande voet aangekondigd. Het ontslag op staande voet is bij brief van 20 december 2021 aan [verzoeker] schriftelijk medegedeeld. In de brief staan onder meer het volgende:

“De navolgende dringende redenen ligt aan het ontslag op staande voet ten grondslag:

  • -

    U heeft een telefoon de inrichting ingevoerd zonder toestemming;

  • -

    U heeft geen onderbouwde verklaring gegeven voor het invoeren van deze telefoon;

  • -

    Het kopen en gebruiken van een wietolie die niet via de reguliere medische sector wordt verstrekt, maar een op ‘een andere markt’ door u is verkregen met een sterkere hoeveelheid THC;

  • -

    Het niet naar waarheid verklaren over de gebeurtenissen door te draaien met uw verklaring over de afspraak met de arts.

De bovengenoemde verwijten gelden ieder voor zich en/of in onderlinge samenhang bezien als een dringende reden in de zin van artikel 7:678 BW”.

2.12.

[verzoeker] heeft meerdere keren aan het ziekenhuis verzocht om een verklaring van zijn afspraak. Op 11 januari 2022 heeft hij de volgende verklaring ontvangen: “Ik kan inderdaad bevestigen dat ik u begin november meerder malen heb gebeld en uw voicemail heb ingesproken.

Exacte datum geven is lastig want patiënten die gebeld worden voor/om een afspraak te maken krijgen geen afspraak/bevestiging van dat telefoontje in het systeem.

Een bevestiging van een afspraak volgt inderdaad nadat we een afspraak hebben gemaakt met de behandelaar.

Nadat een afspraak is gemaakt volgt er een brief of mail met de gemaakte afspraak.

De keren dat ik u gebeld heb om een afspraak te maken staat dan ook niet in ons systeem, maar u heeft zoals u zelf aangeeft uw afschriften van u provider met de gemiste oproepen en mijn ingesproken voicemails”.

3. Het verzoek van [verzoeker]

3.1.

heeft (na wijziging) verzocht - bij beschikking - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,

Primair:

I. Het ontslag op staande voet te vernietigen;

II. DCR te veroordelen tot betaling van het salaris van [verzoeker] ad EUR 2.746,35 per

maand, te vermeerderen met de vakantietoeslag, vanaf 17 december 2021 tot het

moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal eindigen;

III. DCR te veroordelen om [verzoeker] weder te werk te stellen;

IV. Het salaris vanaf 17 december 2021 tot en met heden te vermeerderen met de

wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente;

Subsidiair:

IV. DCR te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van EUR 8.239,05 bruto als

onregelmatige opzegvergoeding, dan wel een door de kantonrechter in goede justitie

te bepalen bedrag;

V. DCR te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van een billijke vergoeding ter hoogte

van EUR 1.092.336,00 bruto dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te

bepalen bedrag;

VI. DCR te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van de transitievergoeding ter hoogte

van EUR 10.874,00, dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen

bedrag;

VII. DCR te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van wettelijke rente over de onder IV

en V en VI genoemde vergoedingen vanaf het opeisbaar worden hiervan tot aan de

dag der algehele voldoening;

Primair en subsidiair

1. DCR te veroordelen in de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente

vanaf 14 dagen na dagtekening van deze beschikking en eveneens vermeerderd met nakosten voor een bedrag van EUR 131,00 dan wel, indien betekening plaatsvindt, van EUR 199,00.

3.2.

DCR heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van [verzoeker] .

4. Het voorwaardelijke tegenverzoek van DCR

4.1.

Voor het geval het verzoek van [verzoeker] tot vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst wordt toegewezen, verzoekt DCR bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1 sub 1 BW jo 7:669 lid 3 sub e BW, de einddatum op de korst mogelijke termijn te bepalen en voor recht te verklaren dat er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen en DCR derhalve geen transitievergoeding verschuldigd is aan [verzoeker] .

Subsidiair te bepalen dat een eventuele transitievergoeding niet eerder behoeft te worden voldaan nadat onherroepelijk is komen vast te staan dat de arbeidsovereenkomst niet per 17 december 2021 is geëindigd;

[verzoeker] te veroordelen in de proceskosten.

4.2.

[verzoeker] heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van DCR.

4.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5. Het verzoek van DCR

5.1.

DCR heeft verzocht - bij beschikking - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,

I. [verzoeker] op grond van artikel 7:677 lid 2 BW jo 7:677 lid 3 BW te veroordelen tot betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 4.191,01;

II. [verzoeker] te veroordelen in de kosten van de procedure.

5.2.

[verzoeker] heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van DCR.

5.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

6. De beoordeling

in de zaak met zaaknummer: 9696796

het verzoek van [verzoeker]

6.1.

heeft ter zitting aangegeven dat hij het primair verzochte handhaaft. De kantonrechter zal dan ook moeten beoordelen of het ontslag op staande voet stand kan houden of moet worden vernietigd.

6.2.

Uit artikel 7:681 lid 1 sub a BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever kan vernietigen, indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Gelet op dat artikel kan de werkgever de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig opzeggen zonder schriftelijke instemming van de werknemer. Op grond van artikel 7:671 lid 1 sub c BW geldt die eis niet wanneer de opzegging geschiedt op grond van artikel 7:677 lid 1 BW, waarin is bepaald dat ieder der partijen bevoegd is de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij.

6.3.

Ingevolge artikel 7:678 lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende redenen als vorenbedoeld beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren in de beschouwing te worden betrokken de aard en ernst van hetgeen werkgever als dringende reden aanmerkt, en verder onder meer de aard van de dienstbetrekking, de duur daarvan en de wijze waarop de werknemer de dienstbetrekking heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden.

6.4.

De kantonrechter stelt in dit kader voorop dat niet is komen vast te staan dat [verzoeker] in het detentiecentrum handelde in drugs en/of telefoons. Hoewel DCR ter zitting, en ook in het gesprek op 5 november 2021, vermoedens op dit gebied heeft uitgesproken, bestaat hiervoor geen enkele concrete aanwijzing. DCR heeft ook niet betwist dat [verzoeker] zijn werkzaamheden altijd onder toezicht van een toezichthouder uitvoert en dat er altijd cameratoezicht is als hij in aanwezigheid is van gedetineerden. Gesteld noch gebleken is dat er uit dit (camera)toezicht het vermoeden is gerezen dat [verzoeker] zich met een dergelijke handel bezig hield. Ook is voor de beoordeling van belang dat het ontslag op staande voet dat aan [verzoeker] is gegeven niet op een dergelijke reden is gebaseerd. Dit alles zal dan ook buiten beschouwing worden gelaten.

6.5.

DCR heeft kort gezegd de volgende vier redenen aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegd: 1) het invoeren telefoon in de inrichting 2) geen onderbouwde verklaring geven voor de invoer van de telefoon 3) het kopen en gebruiken van wietolie die niet via de reguliere medische sector wordt verstrekt en 4) het draaien met de verklaring over de afspraak met de arts. Ten aanzien van het antwoord op de vraag of deze redenen op zich dan wel gezamenlijk een dringende reden voor ontslag op staande voet opleveren wordt als volgt overwogen.

6.5.1.

Tussen partijen is niet in geschil dat het meenemen van een telefoon naar de werkplek van [verzoeker] niet was toegestaan en dat [verzoeker] hiervan op de hoogte was. Ook is het grote belang van een dergelijk verbod duidelijk. [verzoeker] heeft ook erkend dat hij van tevoren toestemming had moeten vragen voor het meenemen van de telefoon, dat hij dat niet heeft gedaan en dat hij op dit punt dus fout zat. Dat [verzoeker] door het zonder toestemming meenemen van de telefoon aan DCR een dringende reden voor een ontslag op staande voet op 16 december 2021 heeft gegeven, is echter niet het geval. Vast staat namelijk dat DCR hiervan reeds op 5 november 2021 op de hoogte was. Dat dit voorval zo ernstig was dat van DCR niet langer verwacht kon worden dat [verzoeker] zijn werkzaamheden nog langer zou uitvoeren, is niet gesteld en ook niet op andere wijze gebleken. Sterker nog, [verzoeker] is met goedkeuring van DCR op dat moment weer aan het werk gegaan en hij heeft zijn werkzaamheden - tot hij ziek werd op 19 november 2021 - op gebruikelijke wijze voortgezet. Dat er door DCR op dat moment een voorbehoud werd gemaakt op dit vlak en/of dat er van hem nog nader informatie en/of een toelichting nodig was, is gesteld noch gebleken. Evenmin is aan [verzoeker] toen een verslag versterkt van het gesprek en/of is hem duidelijk bericht dat één en ander nog gevolgen zou hebben of zou kunnen krijgen. Kennelijk vormde het meenemen van een telefoon indien daarvoor een geldige reden bestond, geen aanleiding voor DCR om direct tot maatregelen over te gaan of om dergelijke maatregelen duidelijk aan te kondigen. Indien en voor zover het meenemen van de telefoon zonder meer wel zo kwalijk werd geacht dat één en ander direct (arbeidsrechtelijke) gevolgen zou moeten hebben, had van DCR veel meer voortvarendheid verwacht mogen worden en had DCR [verzoeker] niet aan het werk mogen laten gaan. Een geldige reden voor een ontslag op staande voet kan dit dan ook niet opleveren.

6.5.2.

Ditzelfde geldt ten aanzien van het kopen en gebruiken van de wietolie. Ook dit, en de volgens DCR door [verzoeker] gegeven verklaring - die door hem wordt betwist en dus niet vaststaat - was reeds op 5 november 2021 bij DCR bekend. Hierbij komt dat [verzoeker] reeds op 5 november 2021 had aangeboden om de door hem gebruikte wietolie met DCR te delen zodat één en ander verder onderzocht kan worden. DCR heeft daar toen geen gebruik van gemaakt maar alleen gezegd mogelijk later van dit aanbod gebruik te maken. Dat DCR op dit vlak nader onderzoek heeft gedaan, is gesteld noch gebleken. Daarnaast heeft DCR ook niet betwist dat [verzoeker] (via zijn toenmalige leidinggevende) DCR op de hoogte heeft gesteld van het gebruik van wietolie. Ook deze reden kan dus geen geldig ontslag op staande voet op 16 december 2021 rechtvaardigen.

6.5.3.

Ten aanzien van het van het ontbreken van een verklaring van het ziekenhuis en het niet naar waarheid verklaren door te draaien met de verklaring over de afspraak met de arts wordt als volgt overwogen.

6.5.4.

Ook ten aanzien van dit punt geldt dat DCR onvoldoende voortvarend en duidelijk te werk is gegaan. Als het voor DCR zo belangrijk was dat zij over een dergelijke verklaring kon beschikken, had zij direct op of kort na 5 november 2021 een dergelijke verklaring van [verzoeker] moeten verlangen. Door dit niet te doen, kan niet worden aangenomen dat dit voor DCR een belangrijk punt was. In ieder geval kan dan niet worden aangenomen dat dit voor [verzoeker] duidelijk was.

6.5.5.

In dit kader heeft DCR nog wel gesteld dat het aanvankelijk ook niet belangrijk was, maar omdat [verzoeker] ging draaien met zijn verklaringen DCR hem niet meer geloofde en bewijs wilde zien van de afspraak met de arts. DCR heeft dit onderbouwd door te stellen dat [verzoeker] aanvankelijk had meegedeeld dat hij een belangrijk telefoontje over een uitslag verwachtte en dat hij later vertelde dat het was om een afspraak te maken en weer later dat hij zelf moest bellen voor een afspraak (en dus helemaal niet gebeld zou worden). Dat [verzoeker] in zo’n grote mate heeft gedraaid met verklaringen als gevolg waarvan, mede gelet op de overige omstandigheden, aan moet worden genomen dat hij zo onbetrouwbaar is gebleken dat van DCR niet meer gevergd kon worden het dienstverband nog langer voor te zetten en een ontslag op staande voet gerechtvaardigd zou zijn, volgt hier echter niet uit.

6.5.6.

Vast staat dat er niet direct of vlak na het gesprek op 5 november 2021 een verslag van het gesprek aan [verzoeker] is gestuurd. Er bestaat ook geen door beide partijen ondertekend verslag. Onduidelijk is dan ook gebleven welke bewoordingen door [verzoeker] zijn gebruikt en hoe deze bewoordingen door DCR zijn opgevat.

Dat in de appwisseling met [naam 2] op 1 december 2021 vervolgens door [verzoeker] ineens een compleet andere verklaring wordt gegeven, kan ook niet worden vastgesteld. [verzoeker] meldt hierin dat hij een telefonische afspraak had en dat daarna afspraken zijn ingepland (waarvan hij wel papieren heeft). Daarnaast heeft [verzoeker] inmiddels ook een verklaring van het ziekenhuis tezamen met de belgegevens van zijn telefoon overgelegd waaruit blijkt dat hij op 5 november 2021 door het ziekenhuis is gebeld en waaruit dus volgt dat deze informatie klopt. Eén en ander vormde op 1 december 2021 voor DCR ook geen aanleiding direct nader onderzoek in te stellen. Evenmin is [verzoeker] toen duidelijk gemaakt dat het hebben van een verklaring van het ziekenhuis van groot belang werd geacht omdat hij naar het idee van DCR ineens een andere verklaring ten aanzien van de afspraak met het ziekenhuis gaf en het niet langer over een belangrijke uitslag had. Sterker nog [verzoeker] heeft vervolgens op 14 en 15 december 2021 gewoon zijn werkzaamheden mogen uitvoeren, zodat het hebben van die verklaring niet aan het uitvoeren van de werkzaamheden in de weg stond.

6.5.7.

Ook uit het gesprek van 15 december 2021 kan een dermate ernstig draaien met verklaringen niet worden afgeleid. Kennelijk is er eerder een gesprek op de gang geweest, waaruit werd opgemaakt dat [verzoeker] zelf had moeten bellen in plaatst van dat hij zou worden gebeld. Wat hier ook van zij, zoals reeds hierboven is overwogen, heeft [verzoeker] reeds op 1 december 2021 gemeld dat hij een telefonische afspraak voor het maken van een afspraak had en heeft het ziekenhuis verklaard hem die dag daarvoor te hebben gebeld.

Ook kan niet worden aangenomen dat het voor [verzoeker] naar aanleiding van het gesprek op 15 december 2021 duidelijk was dat hij op 16 december 2021 een te verifiëren afspraak moest overleggen en zo niet, er zou worden overgegaan tot ontslag of een disciplinaire straf. Hoewel er van dit gesprek wel direct een verslag is gemaakt, is dit verslag niet naar [verzoeker] gestuurd. Dit laatste had, gelet op het belang van een dergelijke afspraak, wel zeer voor de hand gelegen. Dit geldt met name nu [verzoeker] zich op standpunt stelt dat hij begrepen heeft dat hij pas weer mocht werken als hij een verklaring van het ziekenhuis had en dit laatste ook in het verslag staat. Ook de tijd die [verzoeker] gegund was om een verklaring te bemachtigen (voor ieder was duidelijk dat hij een dergelijke verklaring op dat moment nog niet had) was onredelijk kort. Dat er op 17 december 2021 onder al deze omstandigheden een geldige dringende reden bestond die die een ontslag op staande voet rechtvaardigde is dan ook niet het geval. Indien en voor zover DCR van mening was dat de aan [verzoeker] verweten gedragingen niet zonder gevolgen konden blijven, had zij gelet op alle omstandigheden voor een andere, minder vergaande maatregel, moeten kiezen.

6.6.

De kantonrechter is van oordeel dat bovengenoemde gedragingen van [verzoeker] - zowel op zich beschouwd, als in onderlinge samenhang bezien - in de gegeven omstandigheden, geen voldoende dringende reden voor ontslag opleveren. Aldus is er opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW in combinatie met artikel 7:677 BW. Het primair onder punt I verzochte verzoek tot vernietiging van de onverwijlde opzegging zal dan ook worden toegewezen.

6.7.

Nu het ontslag op staande voet wordt vernietigd, duurt de arbeidsovereenkomst voort en heeft [verzoeker] recht op loon tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd. Dit betekent dat het onder punt II verzochte verzoek tot doorbetaling van het loon vanaf 17 december 2022 tot het einde van de arbeidsovereenkomst eveneens zal worden toegewezen

6.8.

Ook het verzoek tot wedertewerkstelling is onder die omstandigheden toewijsbaar. Hierbij is nog van belang dat DCR geen bezwaar heeft gemaakt tegen de ter zitting aangekondigde wijzing van het verzoek op dit punt.

6.9.

De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de datum van het opeisbaar worden van de betreffende loonbedragen. De gevorderde wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW zal ook worden toegewezen, omdat DCR te laat heeft betaald. De kantonrechter ziet in de omstandigheden van het geval aanleiding om deze te matigen tot 25%.

6.10.

DCR zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.

Het tegenverzoek van DCR

6.11.

DCR heeft voor het geval de arbeidsovereenkomst niet is geëindigd door het ontslag op staande voet verzocht om de arbeidsovereenkomst te ontbinden.

6.12.

Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is. In de wet is bepaald wat een redelijke grond is (artikel 7:669 lid 3 BW). Ook is voor ontbinding vereist dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt (artikel 7:669 lid 1 BW).

6.13.

DCR heeft haar verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst gebaseerd op sub e van lid 3 van artikel 7:669 BW, namelijk verwijtbaar handelen of nalaten door [verzoeker] . DCR heeft dit onderbouwd met dezelfde omstandigheden als die aan het ontslag op staande voet ten grondslag zijn gelegd. Hiervoor is geoordeeld dat geen sprake is geweest van een dringende reden voor een ontslag op staande voet. Diezelfde overwegingen leiden ook tot het oordeel dat er evenmin sprake is van (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoeker] . Nu DCR geen andere gronden aan het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ten grondslag heeft gelegd en ook overigens niet gebleken is dat herplaatsing van [verzoeker] binnen een redelijke termijn dan niet mogelijk of onder die omstandigheden niet in de rede ligt, kan niet anders dan worden geoordeeld dat het verzoek van DCR moet worden afgewezen.

6.14.

Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht behoeft geen bespreking meer, nu dit, in het licht van hetgeen in deze beschikking is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden.

6.15.

DCR zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.

in de zaak met zaaknummer 9737408

6.16.

De door DCR gevorderde gefixeerde schadevergoeding ex artikel 7:677 lid 2 en 3 BW wordt afgewezen, omdat hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is.

6.17.

DCR zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.

7. De beslissing

De kantonrechter:

In de zaak met zaaknummer 9696796

7.1.

vernietigt het op 17 december 2021 door DCR aan [verzoeker] gegeven ontslag op staande voet;

7.2.

veroordeelt DCR om [verzoeker] weder te werk te stellen;

7.3.

veroordeelt DCR tot betaling van het salaris van [verzoeker] van € 2.746,35 bruto per maand, te vermeerderen met de vakantietoeslag, vanaf 17 december 2021 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig zal zijn geëindigd vermeerderd met de wettelijke rente ingevolge artikel 6:119 BW vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot aan de dag der algehele voldoening en vermeerderd met de wettelijke verhoging van 25% ex artikel 7:625 BW;

7.4.

wijst het verzoek van DCR tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen af;

7.5.

veroordeelt DCR in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [verzoeker] vastgesteld op € 86,00 aan verschotten en € 996,00 aan salaris voor de gemachtigde en indien DCR niet binnen veertien dagen na de datum van deze beschikking vrijwillig aan deze beschikking heeft voldaan, begroot op € 124,00 aan nasalaris en voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, is DCR ook de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over de (na)kosten verschuldigd vanaf de veertiende dag na datum van deze beschikking;

7.6.

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders verzochte;

het verzoek van DCR in de zaak met zaaknummer 9737408

7.7.

wijst het verzoek van DCR af;

7.8.

veroordeelt DCR in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [verzoeker] vastgesteld op € 498,00 aan salaris voor de gemachtigde;

7.9.

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mr. M. Verkerk uitgesproken ter openbare terechtzitting.

821

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.