Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBROT:2023:10097

Rechtbank Rotterdam
24-10-2023
02-11-2023
10602236 VZ VERZ 23-7300
Arbeidsrecht
Beschikking

Ontbinding arbeidsovereenkomst vanwege verwijtbaar handelen en/of nalaten. Wn heeft positie bij werkgever misbruikt voor het verstrekken van gegevens en verplaatsen van containers tbv drugssmokkel. Wn heeft geen openheid van zaken gegeven over strafproces en heeft ook een onjuiste verklaring gegeven aan werkgever. Geen transitievergoeding en ontbinding per direct omdat ontbinding gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten.

Rechtspraak.nl
VAAN-AR-Updates.nl 2023-1321

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam

zaaknummer: 10602236 VZ VERZ 23-7300

datum uitspraak: 24 oktober 2023

Beschikking van de kantonrechter

in de zaak van

ECT DELTA TERMINAL B.V. ,

vestigingsplaats: Rotterdam,

verzoekster,

gemachtigde: mr. dr. R.L. van Heusden,

tegen

[verweerder01] ,

woonplaats: [woonplaats01] ,

verweerder,

gemachtigde: mr. G.F. van den Ende.

Partijen worden hierna ‘ECT’ en ‘ [verweerder01] ’ genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:

  • -

    het verzoekschrift van ECT (ontvangen op 11 juli 2023), met bijlagen;

  • -

    de spreekaantekeningen van de gemachtigde van ECT.

1.2.

Op 3 oktober 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen besproken.

2 De feiten

2.1.

ECT is een logistieke dienstverlener in de haven van Rotterdam. Zij houdt zich bezig met de op- en overslag van zeecontainers. [verweerder01] is vanaf 1 augustus 2004 bij ECT in dienst. De functie van [verweerder01] is medewerker planning en aansturing B met een salaris van € 7.500,78 bruto per maand inclusief schematoeslag (30%) en vakantietoeslag (10,83%).

3 Het geschil

3.1.

ECT verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerder01] te ontbinden. Primair omdat sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten (e-grond). Subsidiair omdat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding (g-grond). Meer subsidiair omdat sprake is van omstandigheden die niet in de wet zijn genoemd, waardoor het niet redelijk is dat de arbeidsovereenkomst blijft bestaan (h-grond) en nog meer subsidiair omdat sprake is van een combinatie van omstandigheden die in de wet zijn genoemd waardoor het niet redelijk is dat de arbeidsovereenkomst blijft bestaan (i-grond). Ook verzoekt ECT om voor recht te verklaren dat [verweerder01] geen recht heeft op een transitievergoeding.

3.2.

[verweerder01] heeft geen verweer gevoerd tegen de ontbinding maar is het er niet mee eens dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten aan zijn kant. Hij vindt dat het verzoek om voor recht te verklaren dat hij geen recht heeft op een transitievergoeding moet worden afgewezen.

4 De beoordeling

De uitkomst

4.1.

De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden. Er is namelijk voldaan aan de voorwaarden voor opzegging en er geldt geen opzegverbod (artikel 7:671b lid 2 BW). Ook de gevraagde verklaring voor recht dat [verweerder01] geen recht heeft op een transitievergoeding wordt toegewezen. Dit wordt hierna uitgelegd.

Redelijke grond

4.2.

Een voorwaarde voor ontbinding van een arbeidsovereenkomst is dat daar een redelijke grond voor is (artikel 7:669 lid 1 BW). Volgens ECT is sprake van verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder01] waardoor het niet redelijk is om de arbeidsovereenkomst voort te laten duren (artikel 7:669 lid 3 onder e BW).

4.3.

Tijdens de zitting op 3 oktober 2023 heeft [verweerder01] verklaard dat hij begrijpt dat ECT de arbeidsovereenkomst wil ontbinden en dat hij daartegen ook geen verweer voert. De kantonrechter vindt ook dat sprake is van een redelijke grond voor ontbinding. Hierna wordt uitgelegd waarom.

4.4.

ECT stelt dat [verweerder01] zijn positie als werknemer van ECT heeft misbruikt door buiten zijn reguliere werkzaamheden om en in strijd met de interne regels en het geheimhoudingsbeding, containers te verplaatsen en/of informatie over containers door te geven en daarmee criminele derden de gelegenheid (trachten) te bieden drugs het land in te smokkelen, niet mee te werken aan het politieonderzoek dat kan leiden tot oplossing van de zaak en tot de aanhouding, vervolging en veroordeling van criminele derden die met hun praktijken ECT schade hebben toegebracht, en ECT niet de door haar gevraagde openheid van zaken te geven en onjuiste en tegenstrijdige verklaringen tegenover haar af te leggen.

4.5.

Uit de overgelegde stukken blijkt dat [verweerder01] op 30 mei 2022 is gearresteerd op verdenking van betrokkenheid bij de invoer van in totaal circa 3.793 kilo cocaïne. Uit de tenlastelegging (parketnummer 10-099576, productie 14 bij het verzoekschrift) blijkt dat [verweerder01] onder meer wordt beschuldigd van het meermaals (handmatig) verplaatsen van containers en/of het plaatsen van containers in elkaars nabijheid en/of in dezelfde containerstock. ECT wijst erop dat uit het politieonderzoek (waarvan zij meerdere processen-verbaal heeft overgelegd) is gebleken dat onder het werkaccount van [verweerder01] opdracht is gegeven voor containerverplaatsingen en informatie is opgevraagd over bepaalde containers, waardoor het criminelen mogelijk werd gemaakt om cocaïne in te voeren. Uit intern onderzoek dat ECT vervolgens heeft uitgevoerd blijkt volgens haar dat de opdrachten voor de containerverplaatsingen inderdaad zijn gegeven onder het account van [verweerder01] . Volgens ECT bestond daarvoor geen enkele operationele aanleiding en houdt [verweerder01] zich in zijn functie helemaal niet bezig met containerverplaatsingen.

Uit de tenlastelegging blijkt dat [verweerder01] verdacht wordt van overtredingen van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht in tenminste vijf verschillende zaken, gepleegd in verschillende periodes, op of omstreeks de volgende data:

- 13 juni t/m 22 juni 2020 (350 kilogram cocaïne);

- 27 juni t/m 3 juli 2020 (491 kilogram cocaïne en 800 kilogram cocaïne)

- 21 juli t/m 23 juli 2020 (498,96 kilogram cocaïne);

- 12 mei 2022 (954 kilogram cocaïne);

- 18 mei t/m 19 mei 2022 (700 kilogram cocaïne).

Hiernaast blijkt ook uit de tenlastelegging dat [verweerder01] in de periode 26 mei 2020 t/m 30 mei 2022 contante geldbedragen van ongeveer € 122.007,-, een motorfiets van het merk/type KTM Super Duke en een personenauto van het merk/type BMW, 330i heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dan wel had moeten vermoeden dat die voorwerpen afkomstig waren uit enig misdrijf/enig eigen misdrijf.

4.6.

ECT stelt dat [verweerder01] zich tegenover de politie heeft beroepen op zijn zwijgrecht en ook tegenover ECT geen enkele openheid van zaken heeft gegeven. Nadat de voorlopige hechtenis van [verweerder01] op 12 april 2023 was geschorst heeft ECT [verweerder01] uiteindelijk gesproken op 26 mei 2023 (nadat [verweerder01] aanvankelijk niets liet horen en niet reageerde op berichten van ECT). In dit gesprek heeft ECT [verweerder01] geconfronteerd met loggegevens en gevraagd of hij erkende opdracht te hebben gegeven voor de bewuste containerverplaatsingen. [verweerder01] heeft hierop heeft geantwoord dat hij op advies van zijn advocaat over de zaak geen mededelingen wilde doen en ook geen inzage wilde geven in zijn strafdossier. Volgens ECT heeft [verweerder01] in dat gesprek ook niet de waarheid gesproken toen ECT hem vroeg welk geldbedrag de politie in zijn woning aantrof. Uit een proces-verbaal blijkt dat de politie een bedrag van € 5.694,- dan wel € 4.965,- in beslag heeft genomen. [verweerder01] heeft tegen ECT alleen gezegd dat de politie € 800,- aan spaargeld van zijn zoon in beslag heeft genomen.

4.7.

Dat in het strafproces nog geen uitspraak is gedaan en dat [verweerder01] zich beroept op zijn zwijgrecht betekent niet dat in deze civielrechtelijke procedure niet bewezen kan worden geacht dat [verweerder01] zich schuldig heeft gemaakt aan de verweten gedragingen. Het civiele recht kent eigen regels ter vaststelling van de feiten. Deze regels van bewijsrecht zijn ook van toepassing in ontbindingsprocedures. Feiten of rechten die door de ene partij zijn gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende zijn betwist, moeten als vaststaand worden beschouwd.

4.8.

[verweerder01] heeft op de zitting bij de kantonrechter verklaard dat hij zich nog steeds beroept op zijn zwijgrecht. Het enige dat [verweerder01] op de zitting heeft verklaard over de strafrechtelijke verdenkingen tegen hem is dat er vanaf zijn werkplek handelingen zijn verricht die erop duiden dat er betrokkenheid is geweest bij het invoeren van cocaïne en dat er geen bewijs voor is dat hij dat is geweest. Volgens [verweerder01] heeft hij niet alle tijd op zijn werkplek gezeten en valt niet uit te sluiten dat er misbruik is gemaakt van de computer op zijn werkplek. Deze summiere en algemene verklaring, die geen uitdrukkelijke ontkenning inhoudt, is tegenover de uitgebreide onderbouwing door ECT, waaronder de gedetailleerde informatie uit het politieonderzoek, naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende overtuigend om de door ECT gestelde gedragingen te weerleggen. Van [verweerder01] had in de relatie met zijn werkgever verwacht mogen worden om meer tekst en uitleg te geven over de aan hem verweten gedragingen. Zeker omdat in de processen-verbaal waaruit ECT in haar verzoek heeft geciteerd, heel precies staat omschreven waarvan hij wordt beschuldigd en op welke momenten de aan hem verweten gedragingen hebben plaatsgevonden. Het gaat, zoals hiervoor is gezegd, niet om een eenmalige gebeurtenis maar om zeer ernstige vergrijpen, die tenminste vijfmaal in de jaren 2020 t/m 2022 vanaf het account van [verweerder01] zijn verricht. Een en ander heeft ook geleid tot zeer langdurige voorlopige hechtenis van [verweerder01] , te weten van 30 mei 2022 tot 12 april 2023. [verweerder01] is niet vrijgelaten omdat Justitie heeft besloten dat hij niet langer vervolgd zal worden, maar de voorlopige hechtenis is geschorst vanwege persoonlijke omstandigheden van [verweerder01] , zoals hij ter zitting heeft verklaard. Kortom, hoewel [verweerder01] nog niet door de strafrechter is veroordeeld is er wel sprake van zeer ernstige strafrechtelijke verdenkingen. Het staat naar het oordeel van de kantonrechter daarom als onvoldoende gemotiveerd weersproken vast dat [verweerder01] buiten zijn reguliere werkzaamheden om en in strijd met de interne regels en het geheimhoudingsbeding, bij ECT containers heeft verplaatsen en/of informatie over containers heeft doorgegeven om daarmee criminele derden de gelegenheid (trachten) te bieden drugs het land in te smokkelen.

4.9.

Hier komt nog bij dat [verweerder01] helemaal geen contact heeft opgenomen met ECT na zijn vrijlating. Daarnaast is [verweerder01] tijdens het gesprek met ECT op 26 mei 2023 niet eerlijk geweest over het geld dat de politie bij het doorzoeken van zijn woning in beslag heeft genomen. Uit de opname van het gesprek, dat tijdens de zitting is afgespeeld, blijkt dat [verweerder01] heeft gezegd in antwoord op de vraag hoeveel geld er is meegenomen, dat er € 800,- is meegenomen aan spaargeld van zijn zoon, naast een laptop, telefoon, auto en motor. Op de vraag of er verder nog wat is meegenomen heeft [verweerder01] geantwoord dat dit niet zo was. Te horen is dat de advocaat van ECT aan [verweerder01] heeft voorgehouden dat er dus aan geld alleen € 800,- uit de spaarpot is meegenomen en meer niet. Dat heeft [verweerder01] vervolgens niet ontkend. [verweerder01] heeft ook niet meer gereageerd op het gespreksverslag dat later aan hem is toegezonden, waarin dat stond. Hoewel [verweerder01] strafrechtelijk gezien een zwijgrecht heeft, lag het wel op zijn weg om in de arbeidsrelatie met zijn werkgever in ieder geval eerlijk te zijn over wat er bij hem in beslag was genomen en ECT op de hoogte te houden van zijn strafproces, inclusief de stukken waar ECT om heeft gevraagd.

4.10.

De kantonrechter vindt dat [verweerder01] met zijn voornoemde gedragingen zodanig verwijtbaar heeft gehandeld dat hij het vertrouwen van ECT onwaardig is geworden. In redelijkheid kan niet van ECT worden verlangd de arbeidsovereenkomst voort te zetten. Het is algemeen bekend dat drugscriminaliteit een groot maatschappelijk probleem is. Iedere vorm van betrokkenheid daarbij is ontoelaatbaar. Helemaal onacceptabel is het wanneer, zoals in dit geval, die betrokkenheid plaatsvindt tijdens de werkzaamheden en met gebruikmaking van de bevoegdheden die door de werkgever zijn toevertrouwd. Zoals ECT heeft toegelicht en [verweerder01] niet heeft weersproken, is drugscriminaliteit voor ECT een enorm probleem omdat de criminele activiteiten een ontwrichtend effect hebben op de bedrijfsvoering en schade berokkenen aan de goede naam en reputatie van ECT. ECT heeft ook uitgelegd dat zij vanwege haar bedrijfsvoering, het behoud van haar bijzondere AEO-status (de status waarmee zij vrijstelling krijgt van bepaalde douane formaliteiten) en de ISPS-certificering (International Ship and Port facility Security Code), de goede reputatie van ECT in het algemeen en de veiligheid en de gezondheid van de medewerkers en bezoekers van haar terminals, er groot belang bij heeft om te voorkomen dat zij op welke manier dan ook in verband wordt gebracht met drugscriminaliteit. Uit de toelichting en stukken van ECT blijkt dat zij er veel aan doet om betrokkenheid van medewerkers bij drugscriminaliteit tegen te gaan, bijvoorbeeld door strenge interne regels te hanteren en voorlichting te geven aan personeel. Ook dat heeft [verweerder01] niet weersproken. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat hij bekend is met deze regels en voorlichting van ECT over de risico’s om betrokken te raken bij drugscriminaliteit. Hij was dus een gewaarschuwd mens. Toch heeft hij ervoor gekozen om de door ECT aan hem toevertrouwde bevoegdheden te misbruiken om informatie door te spelen aan criminele derden en om containers waarin drugs was verstopt te verplaatsen. Dat is absoluut ontoelaatbaar en hij heeft hierdoor het vertrouwen van ECT ernstig geschaad.

4.11.

Ook is het zoals gezegd verwijtbaar dat [verweerder01] ECT tot op heden geen enkele openheid van zaken heeft gegeven en ook geen verdere inzage heeft willen geven in het strafdossier (een deel daarvan heeft ECT overigens wel van de politie ontvangen). Van [verweerder01] had als goed werknemer verwacht mogen worden dat hij ECT wel op de hoogte hield van het verloop van zijn strafproces en de schorsing van zijn voorlopige hechtenis en om meer uitleg te geven toen ECT hem confronteerde met de beschuldigingen uit het strafdossier. Zeker vanwege de grote consequenties die de gedragingen van [verweerder01] hebben voor ECT, heeft zij er belang bij om te weten wat zich precies heeft afgespeeld. In het bijzonder is verwijtbaar dat [verweerder01] in het gesprek na zijn vrijlating niet eerlijk en transparant is geweest over het in beslag genomen geld, door alleen maar te verklaren dat de spaarpot van zijn zoon met € 800,- in beslag is genomen en te zwijgen over de inbeslagname van de rest van het geld.

4.12.

Vanwege deze verwijtbare gedragingen kan van ECT in redelijkheid niet gevergd worden de arbeidsovereenkomst met [verweerder01] te laten voortduren. Er is dus een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Omdat sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder01] is herplaatsing niet aan de orde. Het verzoek tot ontbinding wordt daarom toegewezen.

Ernstige verwijtbaarheid?

4.13.

De lat voor het aannemen van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten ligt heel hoog. De kantonrechter vindt echter dat deze lat tegen de achtergrond van wat hiervoor is overwogen en geoordeeld, is gehaald. De gedragingen van [verweerder01] moeten niet alleen als verwijtbaar, maar als ernstig verwijtbaar handelen en/of nalaten worden aangemerkt. Daarom heeft [verweerder01] geen recht op een transitievergoeding (artikel 7:673 lid 7 onder c BW). De gevraagde verklaring voor recht zal dus worden toegewezen.

4.14.

Vanwege de ernstige verwijtbaarheid aan de kant van [verweerder01] wordt ook geen rekening gehouden met de opzegtermijn en de duur van de procedure. Het einde van de arbeidsovereenkomst wordt bepaald op vandaag (artikel 7:671b lid 9 BW).

Intrekken verzoek

4.15.

ECT krijgt geen termijn om het verzoek in te trekken, omdat geen billijke vergoeding wordt toegekend (artikel 7:686a lid 6 BW).

Proceskosten

4.16.

[verweerder01] moet de proceskosten betalen omdat hij zich ernstig verwijtbaar heeft gedragen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van ECT tot vandaag vast op € 128,- aan griffierecht en € 529,- aan salaris voor de gemachtigde. Dit is totaal € 657,-. Voor kosten die ECT maakt na deze uitspraak moet [verweerder01] een bedrag betalen van € 132,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In deze beschikking hoeft hierover niet apart te worden beslist 1 .

Uitvoerbaarheid bij voorraad

4.17.

Deze beschikking wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 288 Rv).

5 De beslissing

De kantonrechter:

5.1.

ontbindt de arbeidsovereenkomst per direct;

5.2.

verklaart voor recht dat [verweerder01] geen recht heeft op een transitievergoeding;

5.3.

veroordeelt [verweerder01] in de proceskosten, die aan de kant van ECT tot vandaag worden vastgesteld op € 657,-;

5.4.

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

5.5.

wijst al het andere af.

Deze beschikking is gegeven door mr. C.J. Frikkee en in het openbaar uitgesproken.

34650

1 Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.