RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 10500654 CV EXPL 23-13409
datum uitspraak: 1 december 2023
Vonnis van de kantonrechter
[persoon01]
,
wonende te [woonplaats01] ,
eiser in conventie in de hoofdzaak, verweerder in reconventie in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
gemachtigde: mr. F.A. Chorus, advocaat te Amsterdam,
Varo Energy Netherlands B.V.
,
gevestigd en kantoorhoudende te Rotterdam,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiseres in reconventie in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
gemachtigde: mr. J. Stolk en mr. C. Jukema, advocaten te Amsterdam.
Partijen worden ‘ [persoon01] ’ en ‘Varo’ genoemd.
2
De feiten
2.1.
[persoon01] is per 1 juli 2012 voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij (een rechtsvoorganger van) Varo, destijds in de functie van Trader. Laatstelijk vervulde [persoon01] de functie van [functie02] .
2.2.
[persoon01] heeft vanaf 2015 jaarlijks een bruto bonusbedrag van Varo ontvangen. Deze bonus werd steeds omstreeks maart van het jaar volgende op het jaar waarop de bonus betrekking had, vastgesteld en in de maand april van dat jaar aan [persoon01] uitgekeerd. Over de jaren 2015 tot en met 2021 heeft [persoon01] de volgende bonusbedragen ontvangen:
- -
Over het jaar 2015: € 347.182,86
- -
Over het jaar 2016: € 320.000,-
- -
Over het jaar 2017: € 320.000,-
- -
Over het jaar 2018: € 385.000,-
- -
Over het jaar 2019: € 500.000,-
- -
Over het jaar 2020: € 400.000,-
- -
Over het jaar 2021: € 600.000,-
2.3.
[persoon01] heeft een brief, gedateerd 3 oktober 2022, van de heer [naam05] , [functie03] van Varo, ontvangen, waarin - voor zover voor deze procedure van belang - het volgende is medegedeeld:
“(…) As mentioned in your contract's addendum, you are eligible to a variable VARO
remuneration or Bonus scheme, which is contingent on the Trading results of VARO.
-
Whilst your bonus is discretionary, you can typically expect a range of 400 kE - 650 kE dependent on performance and provided you are still in employment with VARO. Payment will be made in April. (…)”
2.4.
Op 8 november 2022 heeft [persoon01] zijn arbeidsovereenkomst met Varo opgezegd tegen 1 februari 2023. [persoon01] is vervolgens door Varo met ingang van 10 november 2022 vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden met behoud van zijn salaris tot 1 februari 2023.
2.5.
Op 15 november 2022 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [persoon01] en de heer [naam06] ( [functie04] ) en de heer [naam02] (Legal Counsel) namens Varo. Tijdens dat gesprek heeft Varo [persoon01] geconfronteerd met de stelling dat haar gebleken is dat [persoon01] (commercieel) gevoelige informatie naar zijn privé e-mailadres heeft gestuurd in de periode vóór de opzegging van zijn dienstverband.
5
De beoordeling
5.1.
[persoon01] heeft een incidentele vordering tot het verstrekken van afschriften van dan wel inzage in bescheiden op grond van artikel 843a Rv ingesteld. [persoon01] verlangt in dat kader inzage in de door hem genoemde bescheiden met het doel om daarmee de hoogte van de bonus over 2022, waar hij meent recht op te hebben, nader te onderbouwen. Alvorens aan de beoordeling van de incidentele vordering toe te kunnen komen, moet echter eerst - in de hoofdzaak - vast komen te staan dat [persoon01] inderdaad recht heeft op een bonusuitkering over 2022. Dat geschilpunt tussen partijen zal dan ook in het hiernavolgende eerst worden beoordeeld.
5.2.
In geschil tussen partijen is dus, kort gezegd, de vraag of [persoon01] over het jaar 2022 recht heeft op een bonusuitkering.
5.3.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat voor de functie die [persoon01] heeft bekleed (trader) een specifieke bonusregeling binnen Varo van kracht is, die niet schriftelijk is vastgelegd. Partijen zijn het er in dat kader dan ook over eens dat Varo’s reguliere bonusregeling, zoals deze is vastgelegd in het geldende arbeidsvoorwaardenreglement, en de aan de arbeidsovereenkomst van [persoon01] gehechte bonusregeling niet (meer) op partijen van toepassing zijn. Onder welke voorwaarden een trader wel of niet aanspraak kan maken op een bonus, is niet (schriftelijk) overeengekomen of vastgelegd. Daaruit kan niet anders geconcludeerd worden dan dat er sprake is van een discretionaire bevoegdheid van Varo ten aanzien van het wel of niet toekennen van een bonus aan een trader.
5.4.
Door [persoon01] is betoogd dat, nu aan hem over de jaren 2015 tot en met 2021 elk jaar een aanzienlijke bonus is toegekend, gesproken kan worden van een duidelijke gedragslijn waaruit voortvloeit dat er sprake is van een door [persoon01] verworven recht op een jaarlijkse bonus. Daarbij baseert [persoon01] zijn standpunt op de door de Hoge Raad in dit kader gegeven gezichtspunten
1
. Volgens [persoon01] levert dat een rechtens afdwingbare verplichting van Varo op om hem ook over 2022 een bonus toe te kennen. De door de Hoge Raad genoemde gezichtspunten in het aangehaalde arrest hadden echter betrekking op de in die procedure te beantwoorden vraag of de door de werkgever toegekende periodieke salarisverhogingen al dan niet een arbeidsvoorwaarde waren gaan vormen. Een dergelijke vraag speelt niet in het geschil tussen [persoon01] en Varo. Tussen partijen Varo staat immers niet ter discussie dat de bonus een arbeidsvoorwaarde is. Het gaat in dit geval juist om de vraag of Varo, in het licht van haar discretionaire bevoegdheid op dit punt, in redelijkheid heeft kunnen besluiten [persoon01] over het jaar 2022 geen bonus toe te kennen, althans de bonus op nihil te stellen. De vergelijking, die [persoon01] maakt met het genoemde arrest van de Hoge Raad, gaat in dit geval dan ook niet op en leidt er niet toe dat Varo verplicht was om [persoon01] , net als in de voorgaande jaren, ook over 2022 een aanzienlijke bonus toe te kennen.
5.5.
Het enkele feit dat ten aanzien van het wel of niet toekennen van een bonus sprake was van een discretionaire bevoegdheid aan de zijde van Varo, betekent niet onmiddellijk dat Varo in dit specifieke geval geen bonus over 2022 aan [persoon01] hoeft uit te keren. Aangezien de arbeidsovereenkomst tussen partijen geen maatstaven bevat die Varo bij haar discretionaire bevoegdheid hanteert, moet de wijze waarop Varo van deze bevoegdheid gebruik maakt, worden getoetst aan het beginsel van goed werkgeverschap, zoals opgenomen in artikel 7:611 BW.
5.6.
Bij de hiervoor genoemde toets is van belang dat vast staat dat [persoon01] in elk geval sinds 2015 jaarlijks een substantiële bonus ontving en dat hij op 3 oktober 2022 een brief van de heer [naam05] , de CEO van Varo, heeft ontvangen, in welke brief [naam05] aan [persoon01] heeft medegedeeld dat hij een bonus (over 2022) kan verwachten binnen een bandbreedte van € 400.000,- tot € 650.000,-. Daarmee is namens Varo ontegenzeggelijk een zekere verwachting gewekt dat aan [persoon01] ook over 2022 een substantiële bonus zou worden toegekend.
5.7.
De stelling van Varo dat uit de brief ook volgt dat een voorwaarde voor toekenning van de bonus is dat [persoon01] nog in dienst moest zijn van Varo op het moment dat de bonus zou worden uitbetaald (in april van het volgende jaar), maakt dit niet anders. Vast staat dat die voorwaarde niet schriftelijk is overeengekomen of vastgelegd. Behoudens de zeer korte mededeling daaromtrent in de brief van [naam05] van 3 oktober 2022 is uit niets gebleken dat [persoon01] wist of had moeten weten dat hij, om in aanmerking te kunnen komen voor een bonusuitkering, nog in dienst moest zijn op het moment dat de bonus in april van het daaropvolgend jaar zou worden uitbetaald. Aan de stelling van Varo dat genoemde voorwaarde algemeen bekend was binnen Varo - en het daarop gerichte bewijsaanbod - wordt voorbijgegaan. Varo heeft immers verklaard dat de situatie, die zich thans heeft voorgedaan (de uitdiensttreding van een trader vóór de betaaldatum van de bonus) zich niet eerder binnen Varo heeft geopenbaard, zodat zowel Varo als haar werknemers geen eerdere ervaringen hebben met deze problematiek.
5.8.
Los van de vraag of het binnen Varo wel of niet algemeen bekend was dat een trader slechts aanspraak kan maken op een bonus als deze nog in dienst is ten tijde van de uitbetaling van de bonus, is de kantonrechter van oordeel dat van een werkgever verwacht mag worden dat zij een dergelijke belangrijke voorwaarde om in aanmerking te komen voor een bonusuitkering, duidelijk en ondubbelzinnig aan haar werknemers kenbaar maakt. Zeker nu het om substantiële bonusbedragen gaat, mag van Varo verlangd worden dat zij een cruciale voorwaarde als de onderhavige op zodanige wijze kenbaar maakt dat daarover geen enkel misverstand kan ontstaan bij haar werknemers. Dat heeft Varo niet gedaan. De enkele - zeer summiere - mededeling daaromtrent in de brief van [naam05] van
3 oktober 2022 is daarvoor niet voldoende. Een en ander leidt dan ook tot de conclusie dat het bestaan van deze voorwaarde voor het toekennen van een bonus niet is komen vast te staan.
5.9.
Het beginsel van goed werkgeverschap brengt daarnaast met zich dat van Varo als werkgever verwacht mag worden dat, als zij gebruik maakt van haar discretionaire bevoegdheid om al dan niet een bonus aan een werknemer toe te kennen, zij haar beslissing deugdelijk motiveert aan de betreffende werknemer. Het feit dat door Varo erkend is dat alle andere traders binnen Varo een bonus over 2022 hebben ontvangen en [persoon01] dus de enige is aan wie géén bonus is toegekend, maakt dat er naar het oordeel van de kantonrechter onder de gegeven omstandigheden zelfs een verzwaarde verplichting op Varo rust om duidelijk aan [persoon01] te motiveren waarom aan hem als enige trader geen bonus is toegekend. Juist omdat alle andere traders wel een bonus hebben ontvangen, mogen aan de motieven van Varo om geen bonus aan [persoon01] toe te kennen hoge eisen worden gesteld, in die zin dat de in dat verband door Varo aangedragen argumenten van voldoende gewicht zijn om haar beslissing te kunnen rechtvaardigen.
5.10.
Beoordeeld moet worden of Varo op basis van haar discretionaire bevoegdheid in redelijkheid heeft kunnen besluiten om over 2022 geen bonus aan [persoon01] toe te kennen. Varo heeft in dat kader onder meer aangevoerd dat hierbij een rol heeft gespeeld dat [persoon01] zijn dienstverband zelf heeft opgezegd vóór de uitbetaaldatum van de bonus over 2022. Hiervoor is echter al overwogen dat niet is komen vast te staan dat een voorwaarde voor toekenning van een bonus is dat de werknemer nog in dienst moet zijn op de uitbetaaldatum van de bonus. De opzegging door [persoon01] vóór de uitbetaaldatum van de bonus kan dan ook geen reden vormen om hem als enige werknemer uit te sluiten van een bonusuitkering.
5.11.
Varo heeft daarnaast aangevoerd dat bij haar beslissing heeft meegespeeld dat [persoon01] na het einde van zijn dienstverband met Varo bij een concurrent in dienst is getreden. [persoon01] heeft zich echter op het standpunt gesteld dat hij niet bij een directe concurrent van Varo in dienst is getreden. In het midden kan evenwel blijven in hoeverre de nieuwe werkgever een (directe) concurrent van Varo is. Zelfs als dat wel het geval zou zijn, geldt immers dat [persoon01] tegenover Varo niet gebonden is aan een (non)concurrentiebeding. Dat [persoon01] zich desondanks schuldig zou hebben gemaakt aan onrechtmatige concurrentie of dat Varo enige schade zou hebben geleden door het vertrek van [persoon01] naar zijn nieuwe werkgever is gesteld noch gebleken. Voor zover de nieuwe werkgever van [persoon01] inderdaad een (directe) concurrent van Varo is, is het goed voorstelbaar dat Varo minst genomen niet blij was met de overstap van [persoon01] , maar dit levert naar het oordeel van de kantonrechter nog geen reden op af te zien van het toekennen van een bonus aan [persoon01] .
5.12.
Ook de stelling van Varo dat [persoon01] commercieel (zeer) gevoelige informatie naar zijn privé e-mailadres heeft doorgestuurd kan geen rechtvaardiging vormen voor het niet toekennen van een bonus aan [persoon01] . [persoon01] heeft in dat verband verklaard dat hij inderdaad daags voor een zakelijke meeting in London bepaalde zakelijke informatie naar zijn privé e-mailadres heeft doorgestuurd, maar dat hij dit heeft gedaan met het doel om op die wijze deze informatie, ter voorbereiding op de meeting, te kunnen raadplegen tijdens zijn vlucht naar London. Varo heeft weliswaar gesteld dat die verklaring ‘haar niet heeft overtuigd’, maar naar het oordeel van de kantonrechter is ook zeker niet uitgesloten dat [persoon01] in dit geval de waarheid spreekt en er sprake was van een legitieme reden om de informatie door te sturen. Daarbij komt dat niet is gesteld of gebleken dat [persoon01] op enigerlei wijze misbruik heeft gemaakt van de doorgezonden informatie, laat staan dat gebleken is dat Varo daardoor op enigerlei wijze schade heeft geleden.
5.13.
Dat er sprake was van tegenvallende resultaten van de brandstofcategorie, waarvoor [persoon01] verantwoordelijk was (Renewables), kan evenmin als (zwaarwegend) argument worden beschouwd om geen bonus aan [persoon01] uit te keren. Vast staat immers dat alle andere traders - dus ook de overige traders binnen de categorie Renewables - wél een bonus hebben ontvangen. Varo heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd, waaruit kan worden afgeleid dat de resultaten van Renewables dermate tegenvallend waren, dat dit aanleiding zou geven de bonus van [persoon01] - in afwijking van de overige traders - op nihil te stellen. Bovendien valt in dat geval niet te verklaren waarom de CEO van Varo in zijn brief aan [persoon01] van 3 oktober 2022 desondanks spreekt van een te verwachten bonus binnen een bandbreedte van maar liefst € 400.000,- tot € 650.000,-.
5.14.
Ten slotte heeft Varo aangevoerd dat het toekennen van een bonus aan de traders binnen Varo vooral een toekomstgerichte motivatietool is en in dat kader voornamelijk bedoeld is als instrument om deze werknemers te behouden voor Varo. Volgens Varo is het toekomstgerichte motivatieaspect door het vertrek van [persoon01] komen te vervallen, hetgeen (mede) aanleiding zou hebben gevormd om geen bonus toe te kennen. Varo heeft echter onvoldoende gesteld waaruit blijkt dat de bonus vooral als een motivatietool richting de toekomst moet worden beschouwd. In de diverse bonusbrieven, die sinds 2015 jaarlijks aan [persoon01] zijn gezonden, wordt zonder enige uitzondering teruggeblikt op de ontwikkelingen en resultaten binnen Varo in het daaraan voorafgaande jaar en wordt [persoon01] in dat verband bedankt voor zijn inzet en bijdrage. Door Varo zijn geen stukken in het geding gebracht, waaruit kan worden afgeleid dat bij de sinds 2015 aan [persoon01] toegekende bonussen het motivatieaspect een rol heeft gespeeld, laat staan een doorslaggevende.
5.15.
Het bovenstaande leidt tot het oordeel dat de door Varo aangevoerde argumenten - zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang bezien - onvoldoende rechtvaardiging vormen voor het feit dat over het jaar 2022 geen bonus aan [persoon01] is toegekend. Gelet op alle feiten en omstandigheden en hetgeen hiervoor is overwogen kan dan ook niet gezegd worden dat Varo als goed werkgever, op basis van haar discretionaire bevoegdheid, in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen geen bonus toe te kennen aan [persoon01] . Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [persoon01] dan ook wel degelijk recht op een bonusuitkering over 2022.
5.16.
Vervolgens ligt de vraag voor op welk bonusbedrag over 2022 [persoon01] recht heeft. Met het oog op de vaststelling van de hoogte van de bonusuitkering over 2022 heeft [persoon01] een incidentele vordering op grond van artikel 843a Rv ingesteld. Hierna zal deze incidentele vordering alsnog worden beoordeeld.
5.17.
[persoon01] vordert in het incident afschrift van dan wel inzage in verschillende bescheiden op grond van artikel 843a Rv. Een verzoek op grond van artikel 843a Rv kan worden toegewezen als aan de volgende cumulatieve voorwaarden van het eerste lid is voldaan: (i) de eiser dient een rechtmatig belang te hebben en (ii) het moet gaan om bepaalde bescheiden (iii) aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser of zijn rechtsvoorganger partij zijn. Bovendien (iv) dient de wederpartij over de bescheiden te beschikken of deze onder haar berusting te hebben. Ook indien aan al deze voorwaarden is voldaan, bestaat géén gehoudenheid tot overlegging indien daarvoor gewichtige redenen bestaan of indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder die gegevensverschaffing is gewaarborgd.
5.18.
In het kader van de vraag of sprake is van een rechtmatig belang, ligt het op de weg van de partij die afschrift verlangt om voldoende concrete feiten en omstandigheden te stellen waaruit een dergelijk belang blijkt. Voor de beoordeling van de aanwezigheid van het rechtmatig belang is ook relevant of voldoende concreet is onderbouwd waarom juist de gevraagde stukken relevant zijn voor de onderbouwing van de vordering of het verweer van de partij die afgifte van stukken vordert.
5.19.
[persoon01] heeft ter onderbouwing van zijn vordering aangevoerd dat de onder 4.1 genoemde stukken van belang zijn om de hoogte van de hem toekomende bonus te kunnen vaststellen. Ter zitting heeft [persoon01] vervolgens te kennen gegeven dat in beginsel het verstrekken van afschriften van dan wel inzage in de stukken als hiervoor genoemd bij 4.1 onder (iii) - dat wil zeggen de lijst met bonusbedragen (die over 2022 in een Excelsheet is vastgelegd) waaruit blijkt hoe hoog de bonus is die over 2022 aan alle traders is toegekend - voldoende is om de hoogte van de aan hem toekomende bonus te kunnen onderbouwen. [persoon01] heeft aangevoerd dat aan de hand van die - voor zover noodzakelijk geanonimiseerde - lijst met functies (inclusief de onderverdeling tussen de categorieën Renewables en Fossiel) en de daaraan gekoppelde bonussen het aan [persoon01] toekomende bonusbedrag kan worden afgeleid.
5.20.
Naar het oordeel van de kantonrechter bestaat er aan de zijde van [persoon01] een rechtmatig belang bij verstrekking van dan wel inzage in de hiervoor genoemde lijst met bonusbedragen over 2022. Daarbij wordt aansluiting gezocht bij artikel 7:619 lid 1 BW. Genoemd artikel geeft de werknemer immers het recht op overlegging van bewijsstukken, indien zijn loon (waaronder begrepen de bonus) geheel of gedeeltelijk afhankelijk is gesteld van gegevens uit de boekhouding van de werkgever. De bedoeling van het artikel is de werknemer in staat te stellen de loonberekening door de werkgever te controleren of zelfstandig een berekening op te stellen. Met [persoon01] is de kantonrechter het eens dat de genoemde lijst met bonusbedragen over 2022 en de daarin opgenomen gegevens van belang kunnen zijn om daaraan de hoogte van het aan [persoon01] toekomende bedrag te kunnen relateren. Dat geldt niet voor de overige stukken zoals hiervoor genoemd bij 4.1 onder (i), (ii) en (iv). [persoon01] heeft onvoldoende onderbouwd waarom die stukken noodzakelijk zouden zijn om zijn vordering in de hoofdzaak te kunnen onderbouwen.
5.21.
Ook aan de overige vereisten van artikel 843a Rv is voldaan. Van gewichtige redenen die zich verzetten tegen het verstrekken van de lijst met bonusbedragen over 2022 is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende gebleken. Het feit dat het in dit geval gaat om vertrouwelijke, persoonlijke en financiële informatie, kan niet aan het verstrekken van de stukken in de weg staan. Ter zitting is immers in dat kader al met partijen besproken dat, indien de incidentele vordering zou worden toegewezen, in dat geval volstaan kan worden met het overleggen van een geanonimiseerde lijst.
5.22.
Gelet op het bovenstaande ziet de kantonrechter voldoende reden de incidentele vordering van [persoon01] toe te wijzen. In dat kader zal de hoofdzaak worden verwezen naar de rolzitting van
dinsdag 2 januari 2024 om 11.30 uur
en zal Varo in het incident worden veroordeeld genoemde geanonimiseerde lijst met bonusbedragen over 2022 in het geding te brengen. Nu de stukken binnen het kader van deze procedure door Varo in het geding moeten worden gebracht, ziet de kantonrechter geen aanleiding hieraan een dwangsom te verbinden. Mocht blijken dat Varo in gebreke blijft met het overleggen van bedoelde lijst met bonusbedragen, zal de kantonrechter aan die weigering de gevolgen verbinden die hij geraden acht.
5.23.
Nadat Varo de hiervoor genoemde lijst in de hoofdzaak in het geding heeft gebracht, zal [persoon01] op de daaropvolgende rolzitting in de gelegenheid worden gesteld schriftelijk te reageren op die stukken en zijn vordering ten aanzien van de hoogte van de hem toekomende bonus verder te onderbouwen. Vervolgens zal de kantonrechter Varo in de gelegenheid stellen zich, eveneens schriftelijk, uit te laten over de nadere stellingen van [persoon01] .
5.24.
De beslissing omtrent de proceskosten in het incident zal worden aangehouden tot in de hoofdzaak zal worden beslist.