ontslag op staande voet- vernietiging opzegging- alleen een deel van de feiten die als dringende reden zijn genoemd staat vast- gedragingen leveren geen dringende reden op voor ontslag op staande voet
Partijen worden hierna ‘werknemer’ en ‘werkgever’ genoemd.
1
De procedure
1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
-
het verzoekschrift van werknemer, met bijlagen;
-
het verweerschrift van werkgever, met bijlagen;
-
de nadere producties van werkgever;
-
het gewijzigde verzoek van werknemer.
1.2.
Op 30 november 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen besproken.
2
De beoordeling
Wat is de kern?
2.1.
Werknemer werkte sinds 17 april 2023 bij werkgever als koerier. Hij is op 4 september 2023 op staande voet ontslagen. Werknemer verzoekt de opzegging te vernietigen en hem een transitievergoeding toe te kennen. Ook wil hij dat werkgever het salaris over 4 september 2023 tot 16 november 2023 betaalt. Werkgever vindt dat het verzoek moet worden afgewezen. Werkgever krijgt voor het grootste deel gelijk.
Het ontslag blijft niet in stand
2.2.
De opzegging wordt vernietigd. Er is namelijk niet voldaan aan de voorwaarden voor ontslag op staande voet (artikel 7:677 BW) en daarom is het ontslag niet geldig. Hierna wordt dit uitgelegd.
2.3.
Een werkgever kan de werknemer alleen op staande voet ontslaan als daar een dringende reden voor is. Daarmee wordt bedoeld een of meer eigenschappen en/of gedragingen van de werknemer die het voor de werkgever onmogelijk maken om door te gaan met het dienstverband (artikel 7:678 lid 1 BW). Of er een dringende reden is, moet worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden. De kantonrechter is van oordeel dat werkgever geen dringende reden had om werknemer op staande voet te ontslaan.
Geen dringende reden
2.3.
Werkgever heeft in de brief van 4 september 2023 als redenen voor het ontslag genoemd: “
ondanks meerdere waarschuwingen te laat blijven komen
(…)” en “
door roekeloos handelen schade toebrengen aan eigendommen van Koerier Komtzo en klanten
”. Dit is dus de ontslagreden waarvan de kantonrechter de rechtsgeldigheid moet beoordelen. Koerier Komtzo stelt dat [verzoeker01] vijftien keer te laat is gekomen en vijf keer schade heeft veroorzaakt.
Te laat komen
Het staat niet ter discussie dat werknemer in mei en juni 2023 te laat is gekomen. Daarvoor heeft hij in juni 2023 een officiële waarschuwing ontvangen. Werkgever stelt dat werknemer na die waarschuwing ook nog meerdere keren te laat is gekomen en dat hij daarop is aangesproken. Dat betwist werknemer. Werkgever heeft niet concreet gemaakt wanneer werknemer opnieuw te laat zou zijn gekomen. Ook heeft werkgever geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij werknemer opnieuw heeft gewaarschuwd voor te laat komen. Dat zou wel voor de hand hebben gelegen omdat in de waarschuwingsbrief van juni 2023 staat dat werknemer bij een volgende keer te laat komen een tweede officiële waarschuwing zal ontvangen. Die waarschuwing heeft hij niet ontvangen, zo heeft hij onweersproken aangevoerd. Werkgever heeft daarom onvoldoende onderbouwd dat werknemer na de waarschuwing van 7 juni 2023 te laat is blijven komen en daarvoor is gewaarschuwd, zodat dit onvoldoende aannemelijk is geworden. Dit betekent dat maar een deel van de gedragingen die werkgever als reden voor het ontslag heeft gegeven vaststaat. Dat is het te laat komen in mei en juni en het veroorzaken van de schades. Het ontslag kan alleen geldig zijn als deze gedragingen op zichzelf een dringende reden opleveren en werkgever werknemer ook om alleen die reden zou hebben ontslagen en dat dit ook voor werknemer duidelijk moet zijn geweest
1
. Dat is hier niet het geval. Niet gesteld noch gebleken is dat voor werknemer duidelijk had moeten zijn dat ook de twee genoemde gedragingen op zichzelf al een dringende reden voor ontslag op staande voet zouden opleveren (dit staat ook niet in de brief).
Ten overvloede overweegt de kantonrechter nog het volgende ten aanzien van de tweede ontslagreden.
Schades veroorzaken
2.4.
Werknemer heeft niet betwist dat hij de gestelde schades heeft veroorzaakt. Dat staat dus vast. Werkgever heeft werknemer op staande voet ontslagen vanwege ‘door roekeloos handelen schade toebrengen aan eigendommen’, zo blijkt uit de ontslagbrief. Dit betekent dat vast moet komen te staan dat de schades die werknemer heeft veroorzaakt voortkomen uit roekeloos handelen. Roekeloos handelen betekent: in hoge mate onvoorzichtig handelen (definitie Van Dale). Werknemer heeft aangevoerd dat hij de schades per ongeluk veroorzaakt. Volgens hem brengt de aard van de werkzaamheden een risico op schade mee.
2.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter is van de vijf schades alleen de schade door de aanrijding tegen het viaduct te wijten aan roekeloos handelen. Werknemer heeft namelijk niet weersproken dat werkgever hem op de dag dat hij deze schade veroorzaakte door met een te hoog voertuig onder het viaduct door te rijden nog een memo had gegeven met daarop de afmetingen van de bus. Werknemer had dus kunnen en moeten weten dat hij met de bus niet onder het viaduct door kon rijden en heeft dat toch gedaan, met een forse schade tot gevolg. Die schade levert echter geen dringende reden (meer) op voor het ontslag. De aanrijding gebeurde namelijk nog tijdens de proeftijd van werknemer en werkgever heeft er toen voor gekozen werknemer in dienst te houden. Voor wat betreft de (kleinere) schades die werknemer daarna heeft veroorzaakt (kras op een bestelbus, schade aan keukenblad en schade aan een deurpost) is de kantonrechter van oordeel dat werkgever onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld waaruit kan worden afgeleid dat sprake is geweest van roekeloos handelen. Werknemer heeft op de zitting uitgelegd dat de schade aan de deurpost is veroorzaakt doordat hij met een steekwagen per ongeluk tegen de deurpost stootte. Werkgever heeft geen feiten gesteld waaruit blijkt dat werknemer zeer onvoorzichtig te werk is gegaan, ook als moet worden aangenomen dat hij tweemaal de deurpost heeft geraakt (zoals werkgever stelt maar werknemer betwist). De schade aan het keukenblad is volgens werknemer ontstaan doordat hij een kar leeghaalde waartegen dat keukenblad stond. Het blad viel om toen werknemer iets van de kar afhaalde. Een collega had het keukenblad tegen de kar aan gezet en werknemer had daar geen erg in gehad. Werkgever heeft niet weersproken dat het zo is gegaan. De gedraging van werknemer - en wellicht ook van de collega die het keukenblad tegen de kar had aangezet - is weliswaar onhandig en onvoorzichtig, maar niet roekeloos. Dit geldt ook voor de andere schades, behalve de eerste.
De conclusie is dan ook dat het staande voet niet terecht is gegeven. Het verzoek om vernietiging van de opzegging wordt daarom toegewezen.
Werknemer heeft recht op loon
2.7.
Omdat de opzegging wordt vernietigd heeft werknemer recht op loon vanaf 4 september 2023 tot de datum waarop de arbeidsovereenkomst van rechtswege is geëindigd, 16 november 2023. Werknemer vordert betaling van € 2.200,- bruto per maand. Dat bedrag zal niet worden toegewezen. Werknemer heeft namelijk niet uitgelegd waar dit bedrag op is gebaseerd. Uit het verzoekschrift onder 2.1. en de salarisspecificatie (productie 3 bij verzoekschrift) volgt dat het loon € 1.883,38 bruto per maand bedraagt, vermeerderd met 8% vakantietoeslag. Werkgever wordt veroordeeld om dit loon over die periode aan werknemer te voldoen.
Wettelijke verhoging
2.8.
[verzoeker01] heeft geen recht op wettelijke verhoging over het te laat betaalde loon. Gelet op de redenen voor het ontslag – de forse hoeveelheid schades veroorzaakt door onoplettendheid/onvoorzichtigheid van werknemer en de schade die werkgever als gevolg hiervan heeft geleden – zal de kantonrechter de wettelijke verhoging matigen tot nihil.
Transitievergoeding
2.9.
De arbeidsovereenkomst is van rechtswege geëindigd op 16 november 2023. Werknemer heeft recht op een transitievergoeding omdat aan de wettelijke voorwaarden is voldaan en geen sprake is van ernstige verwijtbaarheid aan zijn kant (artikel 7:673 lid 1 en lid 7 BW). Op basis van het loon en de duur van de arbeidsovereenkomst is de hoogte van de transitievergoeding € 395,50 bruto. Dit bedrag moet werkgever aan werknemer betalen.
Proceskosten
2.10.
De proceskosten worden gecompenseerd. Dat betekent dat partijen de eigen kosten dragen. De reden daarvan is dat werknemer in zijn verzoekschrift subsidiair verzocht om toekenning van een billijke vergoeding. Na ontvangst van het verweerschrift en pas op de zitting heeft werknemer zijn verzoek om een billijke vergoeding laten vallen. Toen had werkgever al wel verweer gevoerd tegen de verzochte billijke vergoeding en kosten gemaakt.
uitvoerbaarheid bij voorraad
2.11.
Deze beschikking wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 288 Rv).
3
De beslissing
De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt werkgever om aan werknemer vanaf 4 september 2023 tot 16 november 2023 het salaris te betalen van € 1.883,38 bruto per maand, vermeerderd met 8% vakantietoeslag;
3.2.
veroordeelt werkgever om aan werknemer de transitievergoeding van € 395,50 bruto te betalen;
3.3.
compenseert de proceskosten;
3.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst al het andere af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.J. Frikkee en in het openbaar uitgesproken.
34650
1
Hoge Raad 7 oktober 1988, ECLI:NL:PHR:1988:AB9980 en Hoge Raad 16 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AW6109
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: