De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘Esmea’ genoemd.
1
De procedure
1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
-
de dagvaarding van 27 november 2023, met bijlagen;
-
aanvullende (beslag)stukken van [eiser01] .
1.2.
Op 6 december 2023 is de zaak tijdens een zitting met [eiser01] en zijn gemachtigden besproken. Esmea is niet verschenen. Tegen haar is verstek verleend.
2
De beoordeling
2.1.
[eiser01] eist samengevat:
-
betaling van € 426,38 netto aan achterstallig loon;
-
betaling van € 315,22 bruto aan te weinig betaalde overuren;
-
betaling van € 1.872,35 bruto aan te weinig betaalde reisuren;
-
betaling van € 1.644,14 bruto aan ten onrechte ingehouden bedrag;
-
wettelijke verhoging en wettelijke rente;
-
verstrekking van deugdelijke loonstroken;
-
betaling van de proceskosten, de kosten van het conservatoire derdenbeslag daaronder begrepen;
-
het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
2.2.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de eisende partij hierbij zoveel spoed heeft dat die de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten (artikel 254 lid 1 Rv). Uit de stellingen van [eiser01] volgt dat deze spoed aanwezig is. De eis wordt toegewezen omdat deze niet onrechtmatig of ongegrond is (artikel 139 Rv).
2.3.
Het is voldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure het gevorderde wordt toegewezen, omdat Esmea de eis niet heeft betwist.
Proceskosten
2.4.
[eiser01] krijgt gelijk. Esmea moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiser01] tot vandaag vast op € 131,85 aan dagvaardingskosten, € 314,00 aan griffierecht, € 1.037,- aan salaris voor de gemachtigde en € 1.095,66 aan kosten van het conservatoire derdenbeslag. Dit is totaal € 2.578,51. Voor kosten die [eiser01] maakt na deze uitspraak moet Esmea € 132,- betalen. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist.
1
De wettelijke rente wordt toegewezen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.5.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).
3
De beslissing
De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt Esmea om aan [eiser01] te betalen € 426,38 netto aan achterstallig loon, vermeerderd met de wettelijke verhoging van 50% ex artikel 7:625 BW en vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de dag dat dit bedrag is verschuldigd tot de dag van algehele voldoening;
3.2.
veroordeelt Esmea om aan [eiser01] te betalen € 315,22 bruto aan overuren, vermeerderd met de wettelijke verhoging van 50% ex artikel 7:625 BW en vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de dag dat dit bedrag is verschuldigd tot de dag van algehele voldoening;
3.3.
veroordeelt Esmea om aan [eiser01] te betalen € 1.872,35 bruto aan reisuren, vermeerderd met de wettelijke verhoging van 50% ex artikel 7:625 BW en vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de dag dat dit bedrag is verschuldigd tot de dag van algehele voldoening;
3.4.
veroordeelt Esmea om aan [eiser01] te betalen € 1.644,14 bruto, vermeerderd met de wettelijke verhoging van 50% ex artikel 7:625 BW en vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de dag dat dit bedrag is verschuldigd tot de dag van algehele voldoening;
3.5.
veroordeelt Esmea om binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis de loonstroken voor de maanden april tot en met september 2023 alsmede de eindafrekening te verstrekken, op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor elke dag of een dagdeel dat Esmea in gebreke is aan deze veroordeling te voldoen, tot een maximumbedrag van € 5.000,-;
3.6.
veroordeelt Esmea om binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis de loonstroken van de betalingen onder 3.1. tot en met 3.4 te verstrekken, op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor elke dag of een dagdeel dat Esmea in gebreke is aan deze veroordeling te voldoen, tot een maximumbedrag van € 5.000,-;
3.7.
veroordeelt Esmea in de proceskosten, die aan de kant van [eiser01] tot vandaag worden vastgesteld op € 2.578,51 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag na betekening van dit vonnis tot de dag dat volledig is betaald;
3.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.9.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en in het openbaar uitgesproken.