RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 10287764 VV EXPL 23-23
datum uitspraak: 27 februari 2023
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
[eiser01]
,
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. R.G. Prakke,
Vicoma Beheer B.V.
,
vestigingsplaats: Hoogvliet Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. I.J. de Laat.
De partijen worden hierna [eiser01] en Vicoma genoemd.
4.
De beoordeling
4.1.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat [eiser01] heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor Vicoma als de uitspraak later wordt teruggedraaid.
4.2.
De spoedeisendheid is in dit geval gelegen in de aard van de vordering. [eiser01] kan geacht worden het salaris waarop hij aanspraak maakt nodig te hebben voor zijn periodieke uitgaven.
geen rechtsgeldig einde arbeidsovereenkomst
4.3.
De kantonrechter is voorshands van oordeel dat de arbeidsovereenkomst op 31 oktober 2022 niet rechtsgeldig is geëindigd en licht dit als volgt toe.
4.4.
Artikel 7:671 BW bepaalt dat een werkgever (behoudens uitzonderingen die zich hier niet voordoen) de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig kan opzeggen zonder schriftelijke instemming van de werknemer. Instemming met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst is er alleen als de verklaring van de werknemer duidelijk en ondubbelzinnig op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst is gericht. Een dergelijke schriftelijke instemming van [eiser01] ontbreekt.
4.5.
Van een rechtsgeldige beëindiging met wederzijds goedvinden is evenmin sprake. Artikel 7:670b BW bepaalt dat een overeenkomst waarmee een arbeidsovereenkomst wordt beëindigd, slechts geldig is indien deze schriftelijk is aangegaan. Dit betekent dat een beëindigingsovereenkomst alleen geldig is als deze door beide partijen is ondertekend. Dat is niet het geval. [naam01] heeft namens Vicoma op 21 oktober 2022 per mail een beëindigingsovereenkomst aan [eiser01] toegezonden, maar deze is door [eiser01] niet ondertekend. Soms blijkt uit correspondentie dat een werknemer met een beëindigingsovereenkomst heeft ingestemd, maar ook van zo’n situatie is geen sprake.
4.6.
Gelet op het voorgaande loopt de arbeidsovereenkomst van [eiser01] na 31 oktober 2022 door. [eiser01] behoudt in beginsel zijn recht op loon.
4.7.
Vicoma heeft het loon van [eiser01] stopgezet per 24 januari 2023. De reden is dat [eiser01] volgens Vicoma weigert mee te werken aan zijn re-integratieverplichtingen (meer in het bijzonder mediation). De kantonrechter oordeelt hierover als volgt.
4.8.
Een belangrijk uitgangspunt van mediation is dat het op vrijwillige basis plaatsvindt en dat partijen dus niet kunnen worden verplicht tot deelname. Dit neemt niet weg dat het weigeren van mediation door een zieke werknemer, wanneer aan de ziekmelding een arbeidsgeschil ten grondslag ligt, in het kader van zijn re-integratie wel arbeidsrechtelijke consequenties kan hebben. Uit artikel 7:629 lid 3 BW volgt dat een zieke werknemer zijn recht op loon verliest indien hij zijn genezing belemmert of vertraagt (sub b) of zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan door de werkgever of door een door hem aangewezen deskundige gegeven redelijk voorschrift of maatregel gericht op re-integratie (sub d).
4.9.
Niet is gebleken dat [eiser01] niet in staat was om aan mediation mee te werken. Vicoma heeft aan [eiser01] op 10 november 2022 mediation voorgesteld. De bedrijfsarts heeft in het kader van de re-integratie van [eiser01] op 5 december 2022 mediation geadviseerd. De gemachtigde van Vicoma heeft op 8 december 2022 aan [eiser01] gevraagd of hij voor mediation openstaat en hem daarna een concreet voorstel gedaan. Pas op 2 januari 2023 komt [eiser01] hierop terug. Hij heeft weliswaar meegewerkt aan een eerste intakegesprek met de mediator, maar daarna aangegeven het kort geding te willen afwachten waardoor de mediation geen vervolg heeft gekregen. Volgens [eiser01] kan mediation niet van hem worden verlangd omdat Vicoma zich onredelijk opstelt door te weigeren het loon aan hem te betalen. De gemachtigde van Vicoma heeft echter op 5 januari 2023 aangegeven dat doorbetaling van het loon onderdeel is van de mediation. Het is voor de kantonrechter gelet hierop onvoldoende duidelijk waarom [eiser01] het gesprek niet is aangegaan. De kantonrechter kan zich voorstellen dat [eiser01] het uitblijven van salaris als onjuist heeft ervaren, maar de conflictsituatie die daarmee verband hield had door mediation kunnen worden weggenomen of gematigd. Voorshands valt daarom niet in te zien waarom [eiser01] met een eenvoudige verwijzing naar het kort geding alle inspanningen om het conflict te dempen achterwege zou kunnen laten. Dit zou anders zijn wanneer de mediator hangende het kort geding zijn werkzaamheden had willen opschorten, maar daarvan is niet gebleken. De kantonrechter kan bij deze stand van zaken niet vooruitlopen op een beslissing ten aanzien van de (on)gegrondheid van de loonstopzetting.
4.10.
Dit betekent dat de loonvordering van [eiser01] toewijsbaar is vanaf 1 november 2023 tot en met 23 januari 2023.
kosten vervangend vervoer en brandstofkosten
4.11.
[eiser01] heeft volgens zijn arbeidsovereenkomst recht op een leaseauto die hij ook privé mag gebruiken. [eiser01] stelt dat Vicoma hem ten onrechte heeft gevraagd de leaseauto terug te geven. Zijn arbeidsovereenkomst bepaalt dat hij de eerste drie maanden van zijn ziekte de auto mag blijven gebruiken. Vicoma heeft ervoor gezorgd dat [eiser01] de auto al eerder, namelijk op 11 november 2022 vanaf 18.00 uur, niet meer kon gebruiken door aan de politie door te geven dat de auto is verduisterd. [eiser01] heeft volgens zijn stellingen daardoor schade geleden. Die schade bestaat uit de kosten voor vervangend vervoer en brandstof en komen voor rekening van Vicoma, aldus [eiser01] .
4.12.
[naam01] heeft [eiser01] op 31 oktober 2022 gevraagd de leaseauto in te leveren in verband met de beëindiging van het dienstverband. Dit was niet terecht. In deze procedure is voldoende aannemelijk geworden dat de arbeidsovereenkomst is blijven doorlopen. [eiser01] heeft zich op 3 november 2022 ziek gemeld. Voor een dergelijk geval vloeit uit de arbeidsovereenkomst voort dat hij nog drie maanden van de leaseauto gebruik mag blijven maken.
4.13.
Vicoma heeft [eiser01] op 10 november 2022 onverwacht op non-actief gesteld omdat, zo stelt zij, zijn functie komt te vervallen. Uit artikel 9 van de bedrijfsauto-overeenkomst volgt dat een werknemer de leaseauto in geval van non-actief stelling moet inleveren op een nader door de werkgever te bepalen moment. Met een beroep op dit artikel heeft (de gemachtigde van) Vicoma [eiser01] op 10 november 2022 gevraagd de auto uiterlijk op 11 november 2022 voor 18.00 uur in te leveren. [eiser01] heeft de auto op die datum niet ingeleverd, omdat hij ziek is en Vicoma volgens hem de non-actiefstelling alleen aangrijpt om de auto versneld te kunnen invorderen.
4.14.
De kantonrechter, voorshands oordelend, volgt [eiser01] in zijn redenering dat hij tijdens ziekte de auto drie maanden mag blijven gebruiken en dat deze termijn niet kan worden ingekort door een plotseling opgelegde non-activiteit. Tijdens ziekte had die non-activiteit geen bijzondere betekenis, omdat [eiser01] op dat moment (vanwege zijn ziekmelding) toch al niet meer actief was. Dit betekent dat Vicoma van [eiser01] niet kon verlangen dat hij de auto op 11 november 2022 zou inleveren.
4.15.
De kantonrechter ziet echter geen aanleiding voor een volledige vergoeding voor vervangend vervoer en brandstof. Op [eiser01] rust de plicht zijn schade te beperken. Dat heeft hij onvoldoende gedaan door in korte tijd (van 22 november 2022 tot en met 3 februari 2023) met de vervangende auto een uitzonderlijk hoog aantal privékilometers (8175) te rijden, waardoor de kosten hoog zijn uitgevallen. Dit valt te meer op omdat [eiser01] in de betreffende periode ziek was en volgens zijn verklaring geen andere activiteiten had dan zijn werk voor Vicoma. De kantonrechter zal daarom, rekening houdend met het voorlopig karakter van deze uitspraak, aansluiten bij de waarde van het privégebruik van de auto die tot uitdrukking wordt gebracht in de bijtelling op het brutoloon van [eiser01] . Uit de overgelegde salarisspecificatie blijkt dat in oktober 2022 een bijtelling van € 829,77 bruto is toegepast. Omdat [eiser01] de auto nog drie maanden mocht gebruiken zal de kantonrechter bij het bepalen van de aan [eiser01] toekomende vergoeding uitgaan van een bedrag van 3 x € 829,77 bruto (totaal € 2.489,31 bruto). De netto tegenwaarde hiervan komt [eiser01] dan als vergoeding toe. De kantonrechter laat hierbij buiten beschouwing dat [eiser01] de leaseauto tot 11 november 2022 heeft kunnen gebruiken en Vicoma per 24 januari 2023 het loon heeft stopgezet.
4.16.
Op grond van artikel 7:626 BW is de werkgever verplicht tot het verstrekken van een gespecificeerde loonspecificatie. De daarmee corresponderende vordering is dan ook toewijsbaar.
4.17.
Vicoma is te laat met het betalen van het salaris van [eiser01] . De gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen zoals hierna vermeld.
4.18.
Mede gelet op het voorlopige karakter van een uitspraak in kort geding ziet de kantonrechter aanleiding om de gevorderde wettelijke verhoging van (maximaal) 50% over de onder I. en II. gevorderde bedragen te matigen tot 20%.
buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.19.
[eiser01] maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. [eiser01] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. De hoogte van het bedrag van € 1.105,78 heeft Vicoma niet betwist en zal worden toegewezen. Het bedrag gaat ook niet uit boven de tarieven volgens het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten.
kosten volledige rechtsbijstand
4.20.
Een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand, zo volgt uit jurisprudentie van de Hoge Raad, kan onder omstandigheden op grond van artikel 7:611 BW in verband met artikel 6:96 BW op een werkgever, die zich niet als goed werkgever gedraagt, worden verhaald. [eiser01] vordert volledige kosten van rechtsbijstand en verwijst in dit verband naar een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 21 december 2022 (ECLI:NL:RBMNE:2022:6178). In deze uitspraak had de werkgever in strijd met de waarheid de werknemer beschuldigd van onder meer het plegen van valsheid in geschrifte. Door dit handelen had de werkgever de werknemer bewust op hoge kosten gejaagd. Van dergelijke omstandigheden is hier echter geen sprake. Evenmin zijn er andere feiten of omstandigheden aangevoerd die een volledige vergoeding van juridische kosten rechtvaardigen.
4.21.
Vicoma krijgt in belangrijke mate ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiser01] tot vandaag vast op € 693,- aan griffierecht en € 529,- aan salaris voor de gemachtigde. Dit is totaal € 1.222,-. Voor kosten die [eiser01] maakt na deze uitspraak moet Vicoma een bedrag betalen van € 132,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak aan Vicoma zou worden betekend. In dit vonnis hoeft hierover echter niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853). De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
4.22.
De door [eiser01] verlangde betaaltermijn van 24 uur zal de kantonrechter bepalen op 7 dagen.
4.23.
Vicoma vordert in reconventie vergoeding voor door haar gemaakte kosten van vervangend vervoer. Zij stelt daartoe het volgende. Op grond van artikel 9 van de bedrijfsauto-overeenkomst wordt de werking van de overeenkomst opgeschort op het moment dat de werknemer op non-actief wordt gesteld. De werkgever bepaalt dan het moment waarop de auto moet worden ingeleverd. De gemachtigde van Vicoma heeft [verweerder01] verzocht de auto in te leveren uiterlijk op 10 november 2022 voor 18.00 uur. [verweerder01] heeft de auto op dat moment niet ingeleverd. Vicoma stelt dat zij als gevolg daarvan schade heeft geleden, bestaande uit extra kosten die zij heeft moeten maken door het inzetten van een (wat zij noemt) voorloopauto. Dergelijke kosten worden door [verweerder01] gemotiveerd betwist en blijken verder nergens uit. Hierbij komt hetgeen de kantonrechter hierboven bij 4.14. heeft overwogen. De vordering van Vicoma wordt daarom afgewezen.
4.24.
Vicoma krijgt in reconventie ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [verweerder01] in reconventie tot vandaag vast op nihil. Beide procedures (conventie en reconventie) zijn gelijktijdig behandeld en de reconventie kan niet geacht tot significante extra kosten te hebben geleid.
in conventie en reconventie
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.25.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv). Dit betekent dat van het vonnis nakoming kan worden verlangd, ook wanneer daartegen hoger beroep zou worden ingesteld (hoger beroep schort het vonnis niet op).
5.
De beslissing
De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt Vicoma om binnen 7 dagen na vandaag aan [eiser01] te voldoen het salaris van € 15.405,02 bruto over de maanden november en december 2022, vermeerderd met wettelijke verhoging (artikel 7:625 BW) van 20%, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid van de betreffende bedragen tot aan de dag van algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt Vicoma om binnen 7 dagen na vandaag aan [eiser01] te voldoen het salaris over 1 januari 2023 tot en met 23 januari 2023, vermeerderd met de wettelijke verhoging (artikel 7:625 BW) van 20%, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid van de betreffende bedragen tot aan de dag van algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt Vicoma om binnen 7 dagen na vandaag aan [eiser01] te betalen de netto tegenwaarde van € 2.489,31 bruto;
5.4.
veroordeelt Vicoma om aan [eiser01] bruto/netto-specificaties te verstrekken van de hiervoor genoemde bedragen binnen 7 dagen na vandaag;
5.5.
veroordeelt Vicoma om binnen 7 dagen na vandaag aan [eiser01] te voldoen € 1.105,78 aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.6.
veroordeelt Vicoma in de proceskosten die aan de kant van [eiser01] tot vandaag worden vastgesteld op € 1.222,- met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag van volledige betaling;
5.7.
wijst al het andere af;
5.8.
wijst de vordering af;
5.9.
veroordeelt Vicoma in de proceskosten die aan de kant van [verweerder01] tot vandaag worden vastgesteld op nihil;
in conventie en reconventie
5.10.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Langeler en in het openbaar uitgesproken.
47636