RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 10844909 CV EXPL 23-33258
datum uitspraak: 27 september 2024
Vonnis van de kantonrechter
[eiser]
,
woonplaats: Zevenhuizen, gemeente Zuidplas,
eiser,
gemachtigde: G.J. van Velzen (Gerechtsdeurwaarderskantoor G.J. van Velzen),
VASTESTATE VASTGOEDMANAGEMENT B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. R.J.C. Bindels.
De partijen worden hierna ‘ [eiser] ’ en ‘Vastestate’ genoemd.
2 De beoordeling
2.1.
[eiser] krijgt ongelijk. De eis wordt afgewezen en [eiser] moet de proceskosten betalen. Hij heeft geen aanspraak op achterstallig salaris, omdat Vastestate bepaalde bedragen mocht verrekenen met het salaris bij de eindafrekening van het dienstverband.
2.2.
[eiser] heeft voor Vastestate gewerkt op basis van een arbeidsovereenkomst. Hij heeft de arbeidsovereenkomst zelf opgezegd. Tijdens zijn dienstverband heeft hij een leaseauto van Vastestate gehad. Bij de eindafrekening heeft Vastestate bedragen verrekend met zijn salaris in verband met die leaseauto. [eiser] vindt dat die bedragen onterecht zijn verrekend en dat hij te weinig salaris heeft gehad. Hij eist dat Vastestate wordt veroordeeld om € 6.499,99 aan achterstallig salaris inclusief wettelijke verhoging, rente en kosten aan hem te betalen met rente over € 5.668,50. Vastestate is het daar niet mee eens. Samengevat gaan de geschilpunten over de toepasselijkheid van de leaseregeling en de verschuldigdheid van de verrekende bedragen.
De leaseregeling is van toepassing
2.3.
De leaseregeling is van toepassing op [eiser] . Tijdens de zitting is gebleken dat hij niet langer betwist dat hij met de leaseregeling akkoord is gegaan. Dat akkoord blijkt uit de mail van 21 juli 2022 waarin dat staat en die hij digitaal heeft ondertekend. De leaseregeling is bovendien in februari 2022, voor het sluiten van de arbeidsovereenkomst, per mail aan hem toegezonden en hij is in een mail in reactie onder meer daarop ingegaan. Daarnaast staat vast dat hij bij het sluiten van de arbeidsovereenkomst apart heeft getekend voor de ontvangst van – onder meer – de leaseregeling, waarvan is opgenomen dat die een onlosmakelijk onderdeel van de arbeidsovereenkomst is.
2.4.
In artikel 19 van de leaseregeling zijn de financiële gevolgen voor de werknemer opgenomen voor het geval de werknemer zelf de arbeidsovereenkomst beëindigt. Als de auto niet wordt overgenomen, wordt de auto door de werkgever ingenomen en moet de werknemer de maandelijkse eigen bijdrage maal de resterende normmaanden aan de werkgever betalen en ook een vaste afkoopsom die afhankelijk is van de categorie van de door de werknemer gekozen auto. De eigen bijdrage heeft (in dit geval) te maken met de overschrijding van het zogenoemde normbedrag door de keuze die [eiser] heeft gemaakt voor een bepaalde leaseauto. De kantonrechter beoordeelt het voorgaande niet als onredelijk. Vastestate heeft onbetwist toegelicht dat de werkelijke financiële gevolgen voor haar bij het einde van de arbeidsovereenkomst door de werknemer vele malen groter zijn dan de bedragen die [eiser] op basis van de leaseregeling moet betalen.
Vastestate mocht de bedragen verrekenen met het salaris bij de eindafrekening
2.5.
Bij de eindafrekening van het dienstverband in oktober 2023 zijn drie bedragen verrekend met het salaris. Het gaat om € 53,00, € 2.226,00 en € 1.500,00. Bij de eerste twee bedragen staat ‘bijdrage privé gebruik auto’ op de salarisstrook. Die bedragen zien – als hiervoor overwogen – op de eigen bijdrage in verband met overschrijding van het normbedrag. Het derde bedrag is een afkoopsom.
2.6.
Vastestate mocht € 53,00 per maand aan eigen bijdrage in rekening brengen. [eiser] is daar akkoord mee gegaan. Dat blijkt uit de eerder genoemde mail van 21 juli 2022.
Volgens [eiser] had dit een lager bedrag moeten zijn, omdat de leaseauto niet was geleverd met park assist. In de mail van 21 juli 2022 die door [eiser] voor akkoord is getekend staat echter wel park assist vermeld. [eiser] reed op dat moment al een tijd in de leaseauto, want die was naar zijn zeggen op 2 juni 2022 aan hem ter beschikking gesteld. Dat de leaseauto geen park assist had of dat die optie (later) is vervallen, strookt dus niet met het feit dat hij wel voor de aanwezigheid daarvan heeft getekend. Verder is uit de mail van 29 augustus 2022 van de leasemaatschappij aan [eiser] – in samenhang gelezen met de mail van 21 juli 2022 – niet zonder meer af te leiden dat de leaseauto geen park assist had. In die mail heeft de leasemaatschappij een aangepaste normofferte meegestuurd zonder parkeerassistent maar met parkeersensoren en gevraagd om akkoord van [eiser] . Dat [eiser] vervolgens akkoord heeft gegeven en dat de optie park assist daadwerkelijk is vervallen, is betwist door Vastestate en blijkt verder nergens uit. De conclusie is dat [eiser] onvoldoende heeft onderbouwd dat hij een lagere maandelijkse bijdrage verschuldigd was omdat de leaseauto niet was uitgerust met park assist.
2.7.
Vaststaat dat de auto niet is overgenomen conform de voorwaarden; [eiser] had daar geen interesse in. Hij moet daarom op basis van artikel 19 van de leaseregeling de eigen bijdrage maal de resterende normmaanden betalen. De kantonrechter gaat ervan uit dat het gaat om 43 (van de 48) maanden, omdat Vastestate dat heeft gesteld en [eiser] dat niet heeft betwist. Dat komt uit op een bedrag van (€ 53,00 x 43) in totaal € 2.226,00 (naast de over oktober 2023 verschuldigde eigen bijdrage van € 53,00).
2.8.
Vastestate mocht daarnaast op basis van artikel 19 van de leaseregeling € 1.500,00 als vaste afkoopsom inhouden op de eindafrekening van [eiser] . [eiser] heeft niet eerder dan tijdens de zitting vraagtekens gesteld bij de hoogte van het bedrag, dat volgens Vastestate in een bijlage bij de leaseregeling is vastgelegd per autocategorie. Dat is niet expliciet door [eiser] betwist. De kantonrechter gaat daarom uit van de juistheid daarvan.
2.9.
Aangezien Vastestate voormelde bedragen in rekening mocht brengen bij [eiser] , heeft zij die niet onterecht verrekend bij de eindafrekening. Er is dus geen sprake van achterstallig salaris.
De nevenvorderingen worden afgewezen
2.10.
De nevengevorderde wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW, de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, omdat de hoofdvordering (achterstallig salaris) wordt afgewezen.
[eiser] moet de proceskosten betalen
2.11.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] , omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [eiser] aan Vastestate moet betalen op € 678,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 339,00) en € 135,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 813,00. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
De proceskostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad
2.12.
De proceskostenveroordeling wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Vastestate dat vraagt en [eiser] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat de proceskostenveroordeling meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.