datum uitspraak: 24 januari 2024 (bij vervroeging)
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01]
,
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. M. Blom,
tegen
[gedaagde01] B.V.
,
vestigingsplaats: [vestigingsplaats01] ,
gedaagde,
niet verschenen.
De partijen worden ‘ [eiser01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.
1
De procedure
1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
-
de dagvaarding van 16 januari 2024, met bijlagen 1 tot en met 6;
-
de e-mail van mr. Blom, met bijlage 7.
1.2.
Op 23 januari 2024 is de zaak tijdens een zitting met [eiser01] en mr. Blom besproken. [gedaagde01] is niet verschenen. Tegen haar is verstek verleend.
2
De beoordeling
Ten aanzien van de eis
2.1.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de eisende partij hierbij zoveel spoed heeft dat die de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten (artikel 254 lid 1 Rv). Uit de stellingen van [eiser01] volgt dat deze spoed aanwezig is. De eis wordt toegewezen omdat deze niet onrechtmatig of ongegrond is (artikel 139 Rv). [gedaagde01] wordt veroordeeld tot betaling aan [eiser01] van € 4.960,25 bruto aan loon over de periode van 1 december 2023 tot 15 januari 2024 (€ 3.417,06 bruto per maand), plus de wettelijke verhoging als bedoeld in artikel 7:625 BW en de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, omdat gesteld is dat [gedaagde01] het loon moet doorbetalen aan [eiser01] , vanwege zijn arbeidsongeschiktheid door ziekte, maar dat over deze periode niet meer heeft gedaan. Ook is [gedaagde01] € 621,03 aan buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd.
Proceskosten
2.2.
[gedaagde01] moet de proceskosten betalen, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van [eiser01] op
€ 139,42 aan dagvaardingskosten, € 248,- aan griffierecht, € 529,- aan salaris voor de gemachtigde en € 132,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.048,42. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.3.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).
3
De beslissing
De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiser01] te betalen:
-
€ 4.960,25 bruto aan loon over de periode van 1 december 2023 tot 15 januari 2024, met de wettelijke verhoging als bedoeld in artikel 7:625 BW en de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, over de loonbedragen vanaf de data waarop deze verschuldigd zijn geworden;
-
€ 621,03 aan buitengerechtelijke incassokosten;
3.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, die aan de kant van [eiser01] worden begroot op € 1.048,42;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en in het openbaar uitgesproken.
465
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: