RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 11243917 VZ VERZ 24-7267
datum uitspraak: 19 november 2024
Beschikking van de kantonrechter
VIRO Schiedam B.V.,
vestigingsplaats: Hengelo,
verzoekster,
verweerster in het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. P.A. Speijdel,
[verweerder]
,
woonplaats: [woonplaats],
verweerder,
verzoeker in het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. M.A.W. Holdtgrefe.
De partijen worden hierna ‘VIRO’ en ‘[verweerder]’ genoemd.
2 De beoordeling
2.1.
De arbeidsovereenkomst tussen partijen wordt ontbonden met ingang van
1 januari 2025, omdat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding. Dit gebeurt ondanks het opzegverbod wegens ziekte. De ontstane situatie tussen partijen is niet het gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten, niet van VIRO en niet van [verweerder]. Daarom heeft [verweerder] recht op transitievergoeding. Het gaat om € 5.586,90 bruto. Ook moet VIRO het loon van [verweerder] doorbetalen tot het einde van de arbeidsovereenkomst, met als uitgangspunt € 3.650,40 bruto per maand, en een eindafrekening maken, met verstrekking aan [verweerder] van een deugdelijke bruto-netto specificatie daarvan. Wat betreft de proceskosten wordt bepaald dat ieder van partijen de eigen kosten moet dragen. De beschikking wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Wat anders is verzocht wordt afgewezen.
2.2.
VIRO is een ingenieursbureau gespecialiseerd in projectmanagement en engineering. Zij helpt industriële organisaties met expertise en flexibele capaciteit. Ingenieurs van VIRO zijn vanuit haar kantoor op projectbasis werkzaam voor klanten. Zij kunnen ook worden gedetacheerd.
2.3.
[verweerder] is vanaf 1 oktober 2020 bij VIRO in dienst. Aanvankelijk had hij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Vanaf 1 oktober 2022 heeft hij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. [verweerder] is parttime (voor 90%) werkzaam voor 36 uur per week in de functie Mechanical Engineer, met een salaris van € 3.650,40 bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag.
2.4.
Door bij partijen bekende gebeurtenissen vanaf eind 2022 is de arbeidsverhouding gaandeweg steeds meer verstoord geraakt. In de loop van 2023 hebben partijen geprobeerd tot overeenstemming te komen over beëindiging van het dienstverband, wat niet is gelukt. Na het aflopen van een detachering van [verweerder] bij een klant en hij weer op kantoor bij VIRO moest gaan werken, heeft [verweerder] zich op 6 maart 2024 ziekgemeld. Er heeft mediation plaatsgevonden, maar dat is geëindigd in juni 2024. Nadien hebben partijen nogmaals geprobeerd om tot overeenstemming te komen over beëindiging van het dienstverband, maar dat is toen weer niet gelukt.
2.5.
Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in het verzoek van VIRO om de arbeidsovereenkomst te ontbinden en aanvankelijk verweer van [verweerder] daartegen, met, voor het geval tot ontbinding wordt overgegaan, tegenverzoeken hoofdzakelijk gericht op het verkrijgen van vergoedingen. Ter zitting heeft [verweerder] te kennen gegeven te berusten in ontbinding van de arbeidsovereenkomst, maar de tegenverzoeken te handhaven, met uitzondering van het verzoek om het concurrentie- en het relatiebeding te vernietigen omdat VIRO heeft meegedeeld hem niet daaraan te zullen houden.
Wat vindt de kantonrechter hiervan?
De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden ondanks opzegverbod
2.6.
De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden. Er is namelijk voldaan aan de voorwaarden voor opzegging1. Weliswaar geldt een opzegverbod, want [verweerder] is ongeschikt voor het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, wat nog geen twee jaren heeft geduurd2, maar de kantonrechter is van oordeel dat het mede in het belang van [verweerder] is dat de arbeidsovereenkomst eindigt3. Dit om de volgende redenen.
2.7.
Er is sprake van een diepgaand verstoorde arbeidsverhouding4, wat niet meer goed komt. Dit vindt bevestiging in wat door [verweerder] naar voren is gebracht in het verweerschrift en ter zitting. Over en weer is sprake geweest van diverse voorvallen, in het bijzonder tussen [verweerder] en zijn leidinggevenden, die hebben geleid tot frictie en wederzijdse ergernis en geleidelijk aan tot een zeer problematische verstandhouding. Deze situatie was al aan de orde vóór de uitval van [verweerder] door ziekte. Niet voor niets hebben partijen in 2023 gesproken over beëindiging van het dienstverband. De verstandhouding was toen al verstoord, maar de beëindiging ketste af op de financiële vergoeding. [verweerder] is vanaf het najaar van 2023 voornamelijk gedetacheerd geweest bij een klant, maar toen dat eindigde en hij weer op kantoor bij VIRO moest gaan werken, heeft hij zich per 6 maart 2024 ziekgemeld. In het verweerschrift valt te lezen dat [verweerder] hiertoe genoodzaakt is geweest door het slepende proces met stress en spanning. Daar waar [verweerder] nog kon werken bij de klant, is dat niet meer zo geweest bij VIRO, zodat kennelijk sprake is geweest van een voor [verweerder] onwerkbare en ziekmakende situatie. In die situatie is nadien geen verandering gekomen, ondanks dat nog geprobeerd is om via mediation tot een oplossing te komen.
2.8.
Gelet op het voorgaande is klaarblijkelijk sprake van omstandigheden van dien aard dat de arbeidsovereenkomst (mede) in het belang van [verweerder] behoort te eindigen, wat reden is om het verzoek tot ontbinding in te willigen ondanks dat sprake is van een opzegverbod5. Het vooruitzicht om weer bij VIRO aan het werk te moeten, met alle spanning van dien, is daarmee weg, wat kan bijdragen aan het herstel van [verweerder]. Naar verwachting kan [verweerder] spoedig elders aan de slag, zodra hij beter is en op zoek kan gaan naar ander werk, want de arbeidsmarkt is gunstig, in het bijzonder voor technici met de achtergrond van [verweerder].
2.9.
Onder de gegeven omstandigheden heeft koersen op herplaatsing van [verweerder] in een andere passende functie niet in de rede gelegen6, zodat het aangevoerde op dit punt niet opgaat.
Datum einde dienstverband
2.10.
Het einde van de arbeidsovereenkomst wordt bepaald op 1 januari 20257.
Daarbij is rekening gehouden met de opzegtermijn8 en de duur van deze procedure. In dit geval moet een termijn van één maand resteren, omdat geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten, waarover hieronder meer.
Geen ernstige verwijtbaarheid
2.11.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft geen van betrokkenen ernstig verwijtbaar gehandeld of nagelaten tegenover de ander. Het is zelfs lastig om te oordelen dat één van partijen in overwegende mate verwijtbaar heeft gehandeld. Zoals gezegd is het een proces geweest dat geleid heeft tot de situatie waarbij men niet meer door één deur kan. Beide partijen hebben daaraan bijdragen geleverd, maar niet zodanig dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten. De lat ligt zeer hoog om dat te kunnen aannemen en in dit geval ontbreekt hiervoor voldoende feitelijke basis.
VIRO moet een transitievergoeding betalen
2.12.
[verweerder] heeft recht op een transitievergoeding omdat aan alle wettelijke voorwaarden is voldaan9, wat VIRO erkent. Op basis van het loon van € 3.650,40 bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag en de duur van vier jaar van de arbeidsovereenkomst is de hoogte van de vergoeding € 5.586,90 bruto. Dit bedrag moet VIRO betalen.
2.13.
Ook heeft [verweerder] recht op betaling van zijn loon tot het einde van de arbeidsovereenkomst. Daarom wordt het daartoe strekkende verzoek toegewezen en VIRO veroordeeld tot betaling hiervan. Daarbij geldt als uitgangspunt het bedrag van € 3.650,40 bruto per maand, maar de kantonrechter weet niet zeker of dat bedrag voortdurend bij ziekte wordt doorbetaald. Partijen weten dat wel, wat reden is om dit toe te wijzen op de wijze hieronder vermeld. De 8% vakantietoeslag komt bij de eindafrekening aan bod.
Eindafrekening en verstrekking deugdelijke bruto-netto specificatie
2.14.
Tevens wordt toegewezen het verzoek van [verweerder] om VIRO te veroordelen tot betaling van de eindafrekening en daarin de niet genoten vakantie-uren en opgebouwde vakantietoeslag mee te nemen. Daarnaast wordt toegewezen het verzoek om VIRO te veroordelen tot verstrekking van een deugdelijke bruto-netto specificatie daarvan. Hieraan wordt geen dwangsom verbonden, want er is geen reden om te veronderstellen dat VIRO hieraan niet uit zichzelf gevolg zal geven, maar een prikkel nodig heeft.
Termijn betaling / voldoening
2.15.
Voorts wordt toegewezen de verzoeken van [verweerder] die ertoe strekken te bepalen dat de betalingen en de verstrekking van de bruto-netto specificatie tijdig dienen te worden verricht. Wat betreft het loon binnen 30 dagen na de data waarop het verschuldigd wordt. Wat betreft de eindafrekening, de transitievergoeding en de bruto-netto specificatie binnen 30 dagen na de ontbindingsdatum.
2.16.
Het verzoek om VIRO te veroordelen tot betaling van rente over het loon, de transitievergoeding, en het bedrag van de eindafrekening vanaf de data van opeisbaarheid wordt toegewezen. Wat betreft het loon en de eindafrekening wordt bepaald dat de rente gaat lopen na het verstrijken van de door [verweerder] verzochte (ruimere) betaaltermijn van 30 dagen. Wat betreft de transitievergoeding wordt erop gewezen dat de rente verschuldigd is vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd10. VIRO weerspreekt dit niet.
VIRO hoeft geen billijke vergoeding te betalen
2.17.
De kantonrechter kent aan [verweerder] geen billijke vergoeding toe. Een billijke vergoeding kan namelijk alleen worden toegekend als de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever11. Dat is hier dus niet zo.
Geen termijn intrekken verzoek
2.18.
VIRO krijgt geen termijn om het verzoek in te trekken, omdat geen billijke vergoeding wordt toegekend12.
Schadevergoeding ter hoogte van werkelijke proceskosten?
2.19.
Anders dan [verweerder] verzoekt wordt VIRO niet veroordeeld tot betaling aan hem van € 4.971,31 aan schadevergoeding omdat hij genoodzaakt is geweest juridische bijstand in te schakelen. Dat is alleen mogelijk onder buitengewone omstandigheden, zoals wanneer sprake is van misbruik van procesrecht of het onrechtmatig instellen van een procedure. Er is geen sprake geweest van het indienen van een verzoek dat, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had moeten blijven. Integendeel, voor het indienen van het verzoek is goede grond geweest om de redenen hierboven genoemd.
2.20.
Werkgever en werknemer kunnen samen de arbeidsovereenkomst beëindigen. Dat de werknemer, misschien daartoe gedrongen, zich genoodzaakt ziet om het gesprek hierover aan te gaan en dan juridische bijstand wil, is begrijpelijk, maar brengt niet zonder meer met zich dat de werkgever de daarmee gemoeide kosten zou moeten vergoeden uit hoofde van goed werkgeverschap13. Te minder bestaat daarvoor aanleiding als het partijen niet lukt om er samen uit te komen, maar eigenlijk wel duidelijk is dat de arbeidsovereenkomst moet eindigen, in welk geval doorgaans (alleen) aanspraak is op transitievergoeding, en een gang naar de rechter nodig is om dit te realiseren, die dan slaagt, zoals in dit geval. Dan geldt als uitgangspunt dat de verliezer de proceskosten betaalt, waarbij het gangbare forfaitaire tarief wordt gehanteerd.
2.21.
De onderhavige zaak onderscheidt zich in zoverre hiervan dat [verweerder], gelet op zijn arbeidsongeschiktheid door ziekte, in een lastiger positie heeft gezeten en bij instemming met beëindiging van de arbeidsovereenkomst een reëel risico zou lopen op inkomensverlies. [verweerder] zou mogelijk niet meteen weer elders aan de slag kunnen gaan. Een eventueel recht op een uitkering zou hij misschien niet geldend kunnen maken als de uitkeringsinstantie zich op het standpunt zou stellen dat ontslag met wederzijds goedvinden onder de gegeven omstandigheden verwijtbaar is. Hieraan wordt tegemoet gekomen door de proceskosten te compenseren, zoals hierna vermeld.
Partijen moeten de eigen proceskosten betalen
2.22.
De kantonrechter bepaalt dat VIRO en [verweerder] de eigen proceskosten moeten dragen. Dat betekent dat zij geen vergoeding hoeven te betalen voor de kosten die de andere partij heeft gemaakt.
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad
2.23.
Deze beschikking wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 288 Rv). Dat betekent dat de beschikking meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.