RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 9452663 CV EXPL 21-31180
datum uitspraak: 17 mei 2024
Vonnis van de kantonrechter
Debiteuren365.nl B.V.,
vestigingsplaats: Hoorn,
eiseres,
gemachtigde: mr. N. Lubach,
[gedaagde]
,
woonplaats: [woonplaats],
gedaagde,
gemachtigde: mr. A.F.M. den Hollander.
De partijen worden hierna ‘Debiteuren365’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.
2 De verdere beoordeling
2.1.
Debiteuren365 vordert in deze procedure van [gedaagde] een bedrag van € 7.640,- plus buitengerechtelijke kosten en rente. Dit bedrag vordert zij op basis van een door [gedaagde] afgelegde en ondertekende verklaring en schuldbetekenis, waaruit zou volgen dat [gedaagde] geld heeft weggenomen uit de kassalade bij Albert Heijn, waar zij heeft gewerkt, en dat het om een bedrag van € 8.000,- zou gaan. Een deel daarvan heeft [gedaagde] terugbetaald, maar op het moment van dagvaarden moest zij nog € 7.640,- betalen. Debiteuren365 heeft deze vordering van Albert Heijn overgenomen. Subsidiair baseert Debiteuren365 haar vordering op een onrechtmatige daad van [gedaagde].
2.2.
In het tussenvonnis van 25 maart 2022 is – verkort weergegeven – overwogen dat de verklaring en schuldbetekenis die [gedaagde] heeft ondertekend vernietigbaar zijn omdat zij op het moment van het opstellen en ondertekenen daarvan minderjarig was, tenzij komt vast te staan dat de moeder van [gedaagde] hiervoor toestemming heeft gegeven (artikel 1:234 lid 1 BW). Als vervolgens komt vast te staan dat wel toestemming is gegeven, is het aan Debiteuren365 om in het kader van het beroep van [gedaagde] op misbruik van omstandigheden aan te tonen dat [gedaagde] haar verklaring en de schuldbetekenis in volle vrijheid heeft afgelegd en ondertekend. Ten slotte moet Debiteuren365 nog de hoogte van haar schade als gevolg van het (niet in geschil zijnde) onrechtmatig handelen van [gedaagde], bewijzen. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 juli 2022 is Debiteuren365 overeenkomstig haar aanbod daartoe, toegelaten om dit bewijs te leveren.
In het kader van haar bewijslevering heeft Debiteuren365 vervolgens schriftelijke stukken in het geding gebracht en als getuige doen horen, [naam 1], [naam 2]
[naam 2] en [naam 3]. [gedaagde] heeft in contra-enquête haar moeder [naam 4] als getuige doen horen.
Vooraf: de kantonrechter komt niet terug op beslissingen in het tussenvonnis
2.3.
Debiteuren365 heeft in haar conclusie na enquête opnieuw betoogd dat [gedaagde] wel handelingsbekwaam was om een verklaring af te leggen en een schuldbekentenis te tekenen, gelet op het bepaalde in artikel 7:612 BW. De kantonrechter heeft hierover in het tussenvonnis van 25 maart 2022 (r.o. 5.3) al overwogen dat uit dit artikel niet volgt dat [gedaagde] de bedoelde rechtshandelingen wel rechtsgeldig kon verrichten en dat [gedaagde] handelingsonbekwaam was. Aan deze stelling van Debiteuren365, die enkel een herhaling is van wat in de eerdere processtukken staat, wordt dan ook voorbij gegaan. De kantonrechter komt niet terug op de eerdere beslissing. De handelingsonbekwaamheid van [gedaagde] is en blijft het uitgangspunt.
Toestemming moeder [gedaagde] niet komen vast te staan
2.4.
De kantonrechter oordeelt dat Debiteuren365 niet is geslaagd in het bewijs van haar stelling dat de moeder van [gedaagde] (telefonisch) toestemming heeft gegeven aan [gedaagde] om een schriftelijke verklaring en een schuldbekentenis te ondertekenen. De verklaringen die de als getuigen gehoorde medewerkers van Albert Heijn, [naam 1] en [naam 2] hebben afgelegd spreken elkaar op wezenlijke onderdelen tegen. Aan de andere kant heeft de moeder van [gedaagde] als getuige verklaard dat zij geen toestemming heeft gegeven en dat zij dat ook nooit zou hebben gedaan.
2.5.
Vast staat dat bij het gesprek dat destijds met [gedaagde] is gevoerd en dat heeft geresulteerd in de verklaring en de schuldbetekenis namens Albert Heijn [naam 1], destijds assistent supermarktmanager en [naam 2], destijds supermarktmanager, beiden destijds leidinggevende van [gedaagde], aanwezig zijn geweest. Zij hebben beiden als getuige een verklaring afgelegd.
[naam 1] verklaart over het contact met de moeder van [gedaagde]:
“Ook de moeder van [gedaagde] is gebeld om langs te komen. (…) Ik weet ook niet meer of dat is gebeurd voor de start van het gesprek met [gedaagde]. De procedure is dat het altijd vooraf gebeurt want een ouder moet er altijd bij zijn.”
“Moeder is gevraagd of het gesprek met dochter [gedaagde] mocht plaatsvinden. Moeder vertelde ons dat we het gesprek met [gedaagde] mochten voeren. (…)”
“Ik weet mij niet meer te herinneren of, op de dag dat het gesprek met [gedaagde] plaatsvond, bij moeder aan de orde is gesteld of dochter een verklaring en of schuldbekentenis mocht tekenen.”
Verder verklaart zij onder meer:
“Op dat moment dat [gedaagde] haar verklaring ging opschrijven was door [naam 2] en mij nog niet uitgesproken naar haar toe dat wij haar verdachten van diefstal uit de kassaladen.”
2.6.
[naam 2] verklaart op zijn beurt het volgende over het contact met de moeder van [gedaagde]:
“Nadat in het gesprek met [gedaagde], [gedaagde] een bekentenis had afgelegd en zij haar verklaring op papier had gezet, hebben we haar moeder gebeld om haar uit te nodigen voor een gesprek. (…) Ik heb toen aan moeder gevraagd of [gedaagde] de stukken mocht ondertekenen, waarbij ik de schuldbekentenis en een stuk over onderzoekskosten heb genoemd. Moeder heeft gezegd dat [gedaagde] de stukken mocht ondertekenen.(…)”
“De moeder van [gedaagde] is pas gebeld nadat [gedaagde] haar bekentenis had afgelegd. Mr. Den Hollander vraagt me waarom moeder niet voorafgaand aan het gesprek is gebeld. Dat doen we nooit. (…)”
Verder verklaart hij onder meer:
“In het geval van [gedaagde] is de verdenking jegens haar uitgesproken voordat ze zelf haar verklaring op papier ging schrijven.”
2.7.
Uit het voorgaande volgt dat beide getuigen verschillend verklaren over het moment waarop de moeder van [gedaagde] is gebeld en het moment waarop aan [gedaagde] is verteld waarvan zij verdacht werd. [naam 1] verklaart dat de moeder van [gedaagde] is gebeld voordat het gesprek plaatsvond en dat dat altijd gebeurt omdat het de procedure is dat er een ouder bij moet zijn en dat toen nog geen verdenking was uitgesproken. [naam 2] verklaart juist dat eerst de verdenking is uitgesproken, toen het gesprek plaatsvond en [gedaagde] haar verklaring heeft opgeschreven en dat daarna haar moeder is gebeld en dat dit nooit van tevoren gebeurt. Deze verschillen zijn vooral opmerkelijk, nu beide getuigen destijds in de leidinggevende functies van (assistent)supermarktmanager werkzaam waren, en Albert Heijn een standaardprocedure volgt in geval van fraude. Een verklaring voor deze opmerkelijke verschillen ontbreekt. De verklaring van [naam 2] dat de moeder van [gedaagde] is gebeld en toen is gevraagd om toestemming en toestemming van haar is verkregen, overtuigt dan ook niet zonder meer.
2.8.
Tegenover die verklaring van [naam 2] staat de verklaring van de in contra-enquête als getuige gehoorde moeder van [gedaagde]. Anders dan Debiteuren365 betoogt, acht de kantonrechter deze getuigenverklaring bruikbaar. De omstandigheid dat de moeder van [gedaagde] bij de mondelinge behandeling aanwezig is geweest, maakt in dit geval niet dat zij over informatie beschikt die zij anders (in haar rol van getuige) niet had gehad. Ook de omstandigheid dat de gemachtigde van [gedaagde] aanvankelijk heeft aangekondigd dat [gedaagde] zelf zou worden gehoord, maar haar moeder is verschenen als getuige, maakt niet dat de getuigenverklaring terzijde moet worden geschoven. Nu het hier juist om de al dan niet door de moeder van [gedaagde] gegeven toestemming gaat, en Debiteuren365 de moeder van [gedaagde] tijdens het getuigenverhoor van deze getuige heeft kunnen bevragen, is Debiteuren365 niet in haar belangen geschaad door deze gang van zaken.
2.9.
[gedaagde] hoeft het door Debiteuren365 te leveren bewijs dat haar moeder toestemming heeft gegeven voor het ondertekenen van de verklaring en de schuldbekentenis in contra-enquête enkel te ontkrachten. Het gaat immers om tegenbewijs. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] daarin is geslaagd. De moeder van [gedaagde] verklaart onder meer:
“De eerste keer dat ik gebeld werd, werd ik gebeld door een meneer van Albert Heijn die zijn naam heeft gezegd, maar die weet ik nu niet meer. Hij vertelde mij dat het dringend was. Hij vertelde dat ze [gedaagde] daar hadden, en hij vertelde wat er was gebeurd. U vraag me wat dat was. Hij vertelde dat er geld gestolen was vanuit de kassa en hij zei dat [gedaagde] dat had gedaan.(…)”
“U vraagt me of ik op die dag nog een keer gebeld ben. Dat weet ik niet meer. Ik dacht wel dat ik één of twee dagen erna ben gebeld, maar het kan ook de dag erna zijn geweest. Toen ben ik gebeld door een mevrouw. Die vroeg mij te komen. Ze vroeg dat nogal dwingend, maar die eerste keer kon ik niet. Ik weet nu niet meer waarom ik niet kon. Een dag erna ofzo belde ze opnieuw. Ik durf niets te zeggen over data, want die weet ik niet meer. Ze vroeg me nogmaals of ik kon komen. Toen zei ik dat ik kon komen. (…) Ik ben ’s middag of ’s avonds samen met mijn vriend naar de vestiging van Albert Heijn in Keizerswaard geweest en heb toen gesproken met een mevrouw. Ik meen dat er ook een meneer bij was, maar die ging tijdens het gesprek weg. Ik kreeg toen te horen wat er was gebeurd en mij werd verteld dat [gedaagde] een verklaring had geschreven. Ik heb toen een handgeschreven verklaring gezien. Ik heb die verklaring die ze me lieten zien, gelezen. Ik kon me niet voorstellen dat [gedaagde] dat had geschreven. (…) Ik heb toen gevraagd of ze me videobeelden wilden laten zien. Ze vertelden dat ze die videobeelden niet vrij konden geven, (…) Ze hebben me toen gevraagd of ik onder die verklaring wilde tekenen, dat ik het ermee eens was. Ik heb gezegd dat ik dat niet kon doen. Ik zet ook niet zomaar een handtekening ergens onder. Voor mijn gevoel waren de woorden in de verklaring niet de woorden van [gedaagde]. Ik vond het niet kloppen. (…)”
“U vraagt me of in het telefoongesprek, de eerste keer dat ik gebeld werd door een meneer, mij is gevraagd of [gedaagde] een verklaring mocht afleggen. Ik antwoord daarop: “niet dat ik weet”. U vraagt me of toen aan mij is gevraagd of ik toestemming gaf dat [gedaagde] een schuldbekentenis mocht tekenen. Ik antwoord daarop dat ze niets hebben gezegd of [gedaagde] een schuldbekentenis mocht ondertekenen. (…)
Op vragen van mr. Den Hollander antwoord ik het volgende. In het eerste telefoongesprek met een meneer van Albert Heijn heb ik geen toestemming gegeven dat [gedaagde] iets zou ondertekenen. Volgens mij is dat niet gevraagd, maar ik zou nooit toestemming hebben gegeven. Ik heb een hele tijd gehad dat ik niet van handtekeningen zetten hield. (…)
De kantonrechter vindt de verklaring van de moeder van [gedaagde] geloofwaardig. De moeder van [gedaagde] weet zich weliswaar niet alles meer te herinneren, maar over de toestemming is zij duidelijk: die heeft zij niet gegeven en zou zij ook nooit geven. In de gegeven omstandigheden is dat ook aannemelijk; zij verklaart immers ook dat ze twijfels had bij de handgeschreven verklaring die van [gedaagde] zou zijn, dat ze het niet vond kloppen en dat ze om videobeelden als bewijs heeft gevraagd. Met de verklaring van de moeder van [gedaagde] is die van [naam 2] door [gedaagde] ontkracht.
2.10.
Uit het voorgaande volgt dat niet is komen vast te staan dat de moeder van [gedaagde] toestemming heeft gegeven die inhoudt dat de destijds minderjarige [gedaagde] haar verklaring en de schuldbekentenis mocht ondertekenen. Deze rechtshandelingen zijn daarom vernietigbaar en [gedaagde] heeft zich ook op die vernietigbaarheid beroepen. Debiteuren365 kan zich ter onderbouwing van haar vordering daarom niet beroepen op deze rechtshandelingen. Of sprake is geweest van misbruik van omstandigheden, hoeft niet meer te worden beoordeeld, omdat vanwege het ontbreken van toestemming al sprake is van vernietigbaarheid.
Hoogte schade niet bewezen en niet te schatten
2.11.
Debiteuren365 heeft haar vordering ook gebaseerd op onrechtmatig handelen van [gedaagde]. In het tussenvonnis van 25 maart 2022 (r.o. 5.10) heeft de kantonrechter overwogen dat de vordering van Debiteuren365 alleen op deze grondslag toewijsbaar is, als de hoogte van de gestelde schade komt vast te staan. Ook dat is niet het geval. De kantonrechter beschikt ook over te weinig vaststaande gegevens om de schade van Debiteuren365 te schatten.
2.12.
Omdat de door [gedaagde] ondertekende schuldbekentenis vernietigbaar is, kan Debiteuren365 haar vordering niet baseren op het daarin genoemde bedrag. Ter onderbouwing van het schadebedrag heeft Debiteuren365 kassalijsten overgelegd en [naam 3] (fraudeconsultant) als getuige laten horen. De kantonrechter oordeelt dat uit deze bewijsstukken de hoogte van de schade niet volgt.
2.13.
Op de kassalijsten die Debiteuren365 heeft overgelegd staan wel kasverschillen vermeld, maar deze lijsten geven, zo verklaart getuige [naam 3], een beeld van een ‘virtuele kassa’. De kasverschillen zijn daarmee niet toe te schrijven aan één specifieke medewerker, in dit geval dus niet aan [gedaagde]. De omstandigheid dat [gedaagde] heeft erkend geld te hebben weggenomen, maakt niet dat er dan vanuit kan worden gegaan dat het bedrag van de kasverschillen die zich in een bepaalde periode hebben voorgedaan in haar zak zijn beland.
2.14.
Ook getuige [naam 3] kan niet verklaren over de hoogte van het door [gedaagde] weggenomen bedrag. Hij verklaart onder meer:
“U vraagt me of ik iets kan zeggen over het schadebedrag. Ik kan heel weinig daarover zeggen. Ik adviseer de winkel over het proces en hoe ze dat moeten optuigen. Wanneer duidelijk is wie het doet is de afhandeling aan de winkel. (…) Vanuit mijn adviserende rol kijk ik naar het schadebedrag en stel de vraag of het een logisch bedrag is. Ik ben meer in algemene zin een procesbewaker. (…)”
“Ik heb de winkel gevraagd de stukken door te mailen toen de melding kwam van kasverschillen. Mr. Lubach vraagt me hoe [gedaagde] naar voren is gekomen. Ik kijk naar dagen dat er geld weg is. En kijk dan wie van de kassières opvalt. [gedaagde] kwam bij een groot aantal kasverschillen naar voren. Ik heb de winkel het advies gegeven 1. Laat haar een aantal keren alleen kassa draaien en 2. Bekijk haar op camera als ze dat doet.”
Dit advies is niet opgevolgd, althans Debiteuren365 heeft geen gegevens overgelegd van een kassa waarop alleen [gedaagde] heeft gedraaid en waarbij een kasverschil is ontstaan.
2.15.
Getuige [naam 3] verklaart daarnaast over een fout die waarschijnlijk is gemaakt met een afroomkoker en dat week 42 niet (meer) is betrokken in de analyse. In hoeverre kasverschillen inderdaad het gevolg zijn van het wegnemen van geld en in hoeverre er iets anders aan de hand is geweest, staat daarmee ook niet vast.
2.16.
Vanwege het ontbreken van specifieke informatie over het ontstaan van de kasverschillen en de rol van [gedaagde] daarin, kan de kantonrechter ook niet op grond van artikel 6:97 BW een schatting maken van de schade. Het ontbreken van bewijs over de hoogte van de schade en het niet kunnen schatten daarvan betekenen dat de vordering van Debiteuren365, ook voor zover die gegrond is op een onrechtmatige daad, moet worden afgewezen.
Debiteuren365 moet de proceskosten betalen
2.17.
Debiteuren365 moet de proceskosten betalen, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van [gedaagde] € 1.864,50 aan salaris voor de gemachtigde (5,5 punten × € 339,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.999,50. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.18.
Dit vonnis wordt wat de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad verklaard.