Verzoek tot ontbinding arbeidsovereenkomst op e-grond of g-grond. Het verzoek moet worden afgewezen, omdat er een verband is met het opzegverbod tijdens ziekte.
Partijen worden hierna mede aangeduid als Aafje en [verweerster].
1 Het verloop van de procedure
1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
-
het verzoekschrift, ter griffie ontvangen op 2 mei 2024, met producties;
-
het verweerschrift, tevens houdende voorwaardelijke zelfstandige tegenverzoeken, met producties;
-
de aanvullende producties van de zijde van [verweerster];
-
de pleitnota van mr. dr. Kruit;
-
de pleitnota van mr. Palit.
2.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 19 juli 2024. Beide partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten.
2 Het geschil van partijen en de beoordeling daarvan
Kern van het geschil
2.1.
Het gaat in deze zaak in de kern om het volgende. [verweerster] is op 1 januari 2020 in dienst getreden bij Aafje. Zij heeft de functie van verzorgende IG. Aafje wil de arbeidsovereenkomst met [verweerster] ontbinden. Volgens Aafje doen zich meerdere ontslaggronden voor, namelijk de e-grond en de g-grond. [verweerster] is van mening dat er geen gronden voor een ontbinding zijn.
2.1.1.
De kantonrechter is van oordeel dat in deze zaak de arbeidsovereenkomst niet kan worden ontbonden. Er geldt namelijk een opzegverbod en het verzoek om ontbinding houdt hier verband mee. Het verzoek van Aafje wordt daarom afgewezen. Dat oordeel wordt hierna verder uitgelegd.
Het opzegverbod tijdens ziekte
2.2.
[verweerster] is gedurende haar dienstverband meerdere malen (langdurig) afwezig geweest wegens zwangerschap en arbeidsongeschiktheid. Ook op dit moment is sprake van arbeidsongeschiktheid. Dat betekent dat het opzegverbod tijdens ziekte geldt en het verzoek tot ontbinding in beginsel niet kan worden ingewilligd1. Volgens Aafje kan de arbeidsovereenkomst toch worden ontbonden, omdat haar verzoek geen verband houdt met omstandigheden waarop het opzegverbod betrekking heeft. Volgens [verweerster] is daarentegen sprake van een direct verband tussen haar langdurige c.q. frequente verzuim en het verzoek dat nu voorligt.
2.2.1.
Aafje voert aan dat sprake is van een dienstverband waarin incidenten elkaar opvolgen en [verweerster] structureel voorschriften niet naleeft. Wanneer de incidenten die Aafje ter onderbouwing opsomt2 nader worden beschouwd, blijkt dat een deel hiervan plaatsvond tijdens arbeidsongeschiktheid, dan wel gaat over voorschriften bij ziekte of gaat over de communicatie tijdens afwezigheid wegens ziekte.
Zo is [verweerster] bijvoorbeeld op 22 april 2022 overgeplaatst naar een andere afdeling, maar dit gebeurde tijdens een periode van re-integratie en in overleg met haar leidinggevende. In het gespreksverslag valt namelijk te lezen: “[naam 1] geeft aan dat [verweerster] contact had gezocht met [naam 1] om te vragen of er een mogelijkheid was tot overplaatsing, omdat ze geen klik voelde met de afdeling en zich niet welkom voelde. (…) Overplaatsing naar een andere locatie is in deze fase van het verzuim geen optie. Echter zij ([naam 2], toevoeging ktr.) ziet ook dat er geen optimale match is tussen het team en [verweerster] en daarnaast is de revalidatie afdeling ook gewoon een pittige afdeling om te re-integreren (hoge werkdruk, veel hectiek en wisselingen etc.).(..)”
Maar bijvoorbeeld ook de vakantie aanvraag die in juni 2022 te laat zou zijn ingediend, kan niet los worden gezien van arbeidsongeschiktheid. [verweerster] was op dat moment immers pas net weer hersteld na een periode van bijna twee jaar arbeidsongeschiktheid.
Ook stelt Aafje dat [verweerster] zich na een afgewezen vakantie-aanvraag ten onrechte heeft ziekgemeld, maar deze stelling van Aafje wordt niet ondersteund door een oordeel van de bedrijfsarts. Integendeel, de bedrijfsarts heeft [verweerster] (kennelijk) ook arbeidsongeschikt verklaard, zo blijkt uit het gespreksverslag van 22 september 2023.
2.2.2.
Uit de gespreksverslagen kan in algemene zin worden afgeleid dat vanaf de zomer van 2022 bij de leidinggevenden frustratie is ontstaan over de houding en het gedrag [verweerster]. In het verslag van 13 juni 2022 valt te lezen dat voor de leidinggevenden ‘het vertrouwen er niet meer is’. Die frustratie is op zich niet onbegrijpelijk, maar is tegelijkertijd op veel momenten niet los te zien van de arbeidsongeschiktheid van [verweerster]3. Daarbij komt nog dat [verweerster] een deel van de verwijten gemotiveerd betwist of in ieder geval in een ander daglicht plaatst en het ingezette verbetertraject door een nieuwe ziekmelding, die tot op heden voortduurt, nog niet uit de verf is gekomen.
2.2.3.
Kortom, de door Aafje gestelde feiten en omstandigheden kunnen niet los worden gezien van de arbeidsongeschiktheid van [verweerster]. Er is daarmee sprake van een verband met het opzegverbod en daarom kan, zoals hiervoor al gezegd, de arbeidsovereenkomst niet worden ontbonden. Het verzoek van Aafje wordt afgewezen.
Proceskosten
2.3.
Aafje wordt dus in het ongelijk gesteld. Zij wordt daarom veroordeeld in de proceskosten. Deze worden aan de zijde van [verweerster] begroot op € 814,- aan salaris voor haar gemachtigde.
Beslissing
De kantonrechter:
wijst het verzoek van Aafje af;
veroordeelt Aafje in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [verweerster] begroot op € 814,- aan salaris voor haar gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C. Halk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.