Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBSGR:2000:AA5369

Rechtbank 's-Gravenhage
03-03-2000
21-11-2002
AWB 99/5825
Vreemdelingenrecht
Verzet

-

Rechtspraak.nl
JV 2000/108
RV20000058 met annotatie van Kuijer A. Aldo

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK te 's-GRAVENHAGE

Zittingsplaats Zwolle

Vreemdelingenkamer

UITSPRAAK IN VERZET

ingevolge artikel 8:55 Algemene wet bestuursrecht

j° artikel 33a Vreemdelingenwet

Uitspraak op het verzet van A, opposant, tegen de

uitspraak van de rechtbank ex artikel 8:54 Awb, geregistreerd onder Awb 99/5825 Vrwet Z VR, in het geding

tussen: A,

geboren op [...] 1962,

verblijvende te B,

van Iraakse nationaliteit,

IND dossiernummer: 9805.26.2159,

opposant,

gemachtigde: mr. G.J. Lemmen, advocaat te Heyt-

huysen;

en: DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE,

te 's-Gravenhage,

geopposeerde.

1. PROCESVERLOOP

1.1 Bij verzetschrift van 19 november 1999 heeft opposant verzet ingesteld tegen de uitspraak van deze rechtbank van 11 oktober 1999 op het beroep tegen de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaarschrift d.d. 16 juni 1999. In

deze uitspraak is het beroep van opposant kennelijk ongegrond verklaard.

2. OVERWEGINGEN

2.1 Op grond van artikel 8:55, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan tegen de uitspraak van de rechtbank van 11 oktober 1999 verzet gedaan worden.

2.2 Het verzet is tijdig gedaan en voldoende gemotiveerd, zodat opposant in zijn verzet kan worden ontvangen.

2.3 Opposant heeft in het verzetschrift gesteld dat hij wel degelijk tijdig om uitstel van het indienen van de gronden van het bezwaar heeft verzocht. Hij heeft in dit verband het volgende aangevoerd. De uiterste datum waarop om

uitstel kon worden gevraagd, te weten 22 mei 1999, viel op een zaterdag en de daarop volgende twee dagen waren respectievelijk een zondag en een erkende feestdag (tweede Pinksterdag). De Algemene Termijnenwet is van toepassing,

zodat het op dinsdag 25 mei 1999 ingediende verzoek om uitstel als tijdig dient te worden beschouwd.

2.4 De rechtbank constateert dat opposant niet heeft gevraagd om over het verzet te worden gehoord. Gezien het bepaalde in artikel 8:55, derde

lid, Awb is de rechtbank derhalve niet verplicht om opposant op een zitting te horen.

2.5 In dit geval bestaat ook geen aanleiding om, met toepassing van de bevoegdheid zoals omschreven in de laatste zin van artikel 8:55, derde lid, Awb, opposant desondanks te horen op een zitting. Daarvoor is het volgende

redengevend.

2.6 De rechtbank volgt opposant niet in zijn stelling dat de Algemene Termijnenwet van toepassing is op de hem door geopposeerde in zijn brief d.d. 6 mei 1999 gegunde termijn voor het indienen van de gronden van het bezwaar.

Vooropgesteld dient te worden dat niet alleen blijkens de tekst, maar ook blijkens de parlementaire geschiedenis van de Algemene Termijnenwet deze wet alleen rechtstreeks van toepassing is op wetten in formele zin en algemene

maatregelen van bestuur (amvb's). De Memorie van Toelichting vermeldt op pagina 4 uitdrukkelijk: " Voor andere producten van wetgeving dan wetten en amvb's geldt dit ontwerp niet." Voorzover hiervoor bedoelde "andere producten van

wetgeving" zelf geen afwijkende regeling treffen, zo kan uit de parlementaire geschiedenis worden afgeleid, geldt dat lagere wetgevers die de bepalingen van de Algemene Termijnenwet van toepassing willen laten zijn op in hun

regelgeving en beleidsregels genoemde termijnen, daarvoor zelf moeten zorgdragen.

De in het geding zijnde termijnstelling door geopposeerde is niet gesteld in een wet of amvb, maar vloeit voort uit het beleid dat geopposeerde op dit punt voert. Daaruit volgt dat de Algemene Termijnenwet daarop niet rechtstreeks

van toepassing kan zijn.

2.7 De rechtbank ziet in casu geen grond voor analoge toepassing van de bepalingen van de Algemene Termijnenwet, nu het hiervoor genoemde beleid van geopposeerde, zoals dat is verwoord in werkinstructie 167A, de Algemene

Termijnenwet ook niet expliciet van overeenkomstige toepassing verklaart.

2.8 Gezien het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat in de uitspraak van 11 oktober 1999 terecht is vastgesteld dat het beroep kennelijk ongegrond was.

2.9 Uit het voorgaande volgt, dat het verzet ongegrond is.

3. BESLISSING

De rechtbank:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J.H.M. Hesseling, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. drs. H.M.C.W. Mudde-Blom als griffier op 3 maart 2000

----------------

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Afschrift verzonden op: 3 maart 2000

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.