RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 7 mei 2009,
gewezen in de zaak met zaak- / rolnummer: 332430 / KG ZA 09-314 van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Pretium Telecom B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Haarlem,
eiseres,
advocaat mr. O.G. Trojan te Den Haag,
tegen:
1. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid Omroepvereniging VARA,
statutair gevestigd te Hilversum,
2. [A],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. M.A. de Kemp te Amsterdam.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als Pretium, de Vara en [A].
1. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 22 april 2009 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. Pretium exploiteert een telecommunicatiebedrijf dat sinds 1996 actief is als aanbieder van vaste telecommunicatiediensten in Nederland. [B] (hierna: [B]) is directeur van Pretium. Tot januari 2007 bood Pretium als zogenoemde Carrier Pre Select (CPS)-aanbieder haar klanten de mogelijkheid om hun uitgaande telefoongesprekken via haar af te wikkelen. KPN leverde tot dan het telefonie-abonnement op haar vaste net.
1.2. Als gevolg van de regulering van Wholesale Line Rental (WLR) door de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA) is het met ingang van januari 2007 voor CPS-aanbieders zoals Pretium mogelijk geworden om ook het vastnetabonnement op het telefoonnetwerk van KPN aan klanten aan te bieden.
1.3. Pretium werft haar klanten via telemarketing. Deze telefonische werving wordt namens haar uitgevoerd door een aantal callcenters. Daarbij wordt gebruik gemaakt van zogenoemde ‘voicelogs’ die het laatste gedeelte vormen van het telemarketinggesprek, waarin de eerder in dat gesprek gesloten overeenkomst tussen aanbieder en consument wordt bevestigd en opgenomen.
1.4. De Vara is een publieke omroepvereniging, die onder meer het radio- en televisieprogramma Kassa uitzendt. Dit is een consumentenprogramma dat consumenten op kritische wijze beoogt te informeren over producten en actualiteiten. Ook biedt het die consumenten een platform voor discussie en commentaar, onder meer door zogenoemde postings (berichten die men op een nieuwsgroep zet) onder een artikel op het door Kassa beheerde forum op zijn website.
1.5. Op 7 april 2007 is in het televisieprogramma Kassa aandacht besteed aan de wijze waarop Pretium via telemarketing klanten werft. Vertegenwoordigers van Stichting de Ombudsman (hierna: de Ombudsman) –een aan de Vara gelieerde stichting ter behartiging van consumentenbelangen– en de sinds 1 januari 2007 aangetreden Consumentenautoriteit hebben aan deze uitzending deelgenomen. Beide organisaties zouden klachten hebben ontvangen over Pretium. In het programma is Pretium beschuldigd van misleiding van consumenten.
1.6. Naar aanleiding van die beschuldigingen en van negatieve uitlatingen door de Ombudsman en de Consumentenautoriteit, heeft Pretium zowel de Consumentenautoriteit als de Ombudsman in kort geding gedagvaard en rectificatie gevorderd. Bij vonnis van 8 mei 2007 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag bepaald dat de Consumentenautoriteit als onafhankelijk toezichthouder onrechtmatig heeft gehandeld door zich negatief uit te laten over de telefonische verkoopmethode van Pretium, terwijl overtreding van de desbetreffende regelgeving niet vaststaat. Bij vonnis van 16 mei 2007 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam geoordeeld dat de Ombudsman onzorgvuldig heeft gehandeld door te verklaren dat de wijze van telefonische klantenwerving door Pretium misleidend is.
1.7. Sinds oktober 2008 geeft de Vara ook een blad uit met de naam: Kassa Magazine. Het blad verschijnt tweemaandelijks en bevat onder meer consumentennieuws, journalistieke verhalen en reportages.
1.8. [A] is eindredacteur van het televisieprogramma Kassa.
1.9. In het decembernummer 2008 van het blad Kassa Magazine heeft [A] als Kassa-eindredacteur, en zich uit dien hoofde afficherend als ervaringsdeskundige, in de rubriek “Consumentennieuws” een artikel gepubliceerd met als titel “Aan de bel”. In het artikel wordt gerefereerd aan voormelde uitzending van 7 april 2007 en wordt gewag gemaakt van klachten van consumenten die klant waren geworden van Pretium en die zich misleid voelden. Daarnaast wordt vermeld dat Pretium, door min of meer ongebreidelde drang van directeur [B], tal van gerechtelijke procedures heeft gevoerd en voert tegen organisaties die melding hadden gemaakt van die klachten. Ook wordt in het artikel gesteld dat Pretium vragen van parlementsleden in de Tweede Kamer over haar handelwijze in de doofpot wilde stoppen en wordt in het artikel vermeld dat de eigenaar van een website, onder druk van de advocaten van Pretium, zijn internetforum –waarop klachten over Pretium stonden vermeld– heeft gewist. De beginzinnen van het artikel in kwestie luiden als volgt:
“Er zijn maar weinig bedrijven waar ik, alleen bij het noemen van de naam al, een nare smaak van in de mond krijg. Sterker nog, als ik erover nadenk is het er eigenlijk maar één. Pretium Telecom. Een bedrijf dat de kroon spant als het gaat om klantonvriendelijk gedrag. Tenminste: als je de klachtenstroom mag geloven. En een bedrijf dat een vaste plek lijkt te hebben gereserveerd bij de rechtbank, voor het voeren van zaken.”
1.10. In januari 2009 heeft Pretium tegen de publieke omroepvereniging Tros een kort geding aangespannen naar aanleiding van informatie over Pretium in het consumentenprogramma Tros Radar. Voor dat kort geding heeft Pretium op 26 januari 2009 als productie van de Tros een afschrift van voormeld artikel “Aan de bel” ontvangen.
1.11. Na protest van Pretium tegen het artikel heeft de Vara, bij fax van 6 februari 2009 aan Pretium, zich onder meer op het standpunt gesteld dat het artikel geen feitelijke onjuistheden bevat.
2. De vorderingen, de gronden daarvoor en het verweer
2.1. Pretium vordert – zakelijk weergegeven –
I. de Vara en [A] te verbieden het artikel in kwestie op enigerlei wijze te openbaren;
II. de Vara en [A] te gebieden in het eerstvolgende nummer van Kassa Magazine dat verschijnt na dit vonnis, de volgende rectificatietekst, zonder weglatingen, aanvullingen of commentaar, op een volle pagina te publiceren op dezelfde plaats in het magazine als de eerste pagina van het gewraakte artikel, evenwichtig verspreid in een kader en in normaal lettertype, waarbij de aanhef “RECTIFICATIE” driemaal groter dient te zijn dan de overige tekst:
RECTIFICATIE
In een artikel in het decembernummer van Kassa Magazine van de VARA getiteld “Aan de bel” heeft [A], eindredacteur van VARA Kassa, zich negatief en beschuldigend uitgelaten over de verkoopmethoden van Pretium Telecom.
De voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag heeft geoordeeld dat de beschuldigingen aan het adres van Pretium Telecom niet bewezen konden worden. Zo bestaat er geen grond voor de door [A] geuite beschuldigingen dat Pretium Telecom haar klanten misleidt of dat er grote hoeveelheden (gegronde) klachten over Pretium Telecom zijn. Voorts heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat [A] en de VARA hebben nagelaten het noodzakelijke onderzoek te verrichten en bovendien Pretium Telecom geen enkele mogelijkheid tot een weerwoord hebben geboden.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat [A] en de VARA aldus onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig hebben gehandeld jegens Pretium Telecom en heeft hen om die reden veroordeeld deze rectificatie te plaatsen.
[A]
Omroepvereniging VARA”
III. de VARA en [A] te gebieden binnen een week na dit vonnis op de homepage van de website van VARA Kassa gedurende zes maanden voormelde rectificatietekst, zonder weglatingen, aanvullingen of commentaar, goed leesbaar, evenwichtig verspreid en in normaal lettertype (waarbij de aanhef “RECTIFICATIE” drie maal groter dient te zijn dan de overige tekst), gecentreerd en geëncadreerd te plaatsen en geplaatst te houden;
IV. te bepalen dat de Vara en [A] bij het niet of niet-volledig voldoen aan het onder I tot en met III gevorderde ieder een onmiddellijk opeisbare dwangsom zullen verbeuren van € 25.000,-- (vijfentwintigduizend Euro) per dag.
2.2. Daartoe voert Pretium onder meer het volgende aan.
De Vara en [A] handelen onrechtmatig jegens Pretium. Hierdoor lijdt Pretium schade. De beschuldigingen van [A] in het bewuste artikel komen er op neer dat Pretium het toonbeeld van klantonvriendelijkheid zou zijn en de consument zou misleiden. Daarbij verwijst [A] naar een zondvloed aan (anonieme) en ongegronde klachten. Ook beticht hij Pretium ervan dat zij Kamervragen in de doofpot probeert te krijgen. Daarnaast suggereert hij dat een beheerder van een website slechts vanwege advocatendruk zijn forum heeft gewist. Deze beschuldigingen ontberen feitelijke steun en zijn in strijd met de journalistieke zorgvuldigheid. [A] noch de Vara heeft er onderzoek naar gedaan. Bovendien hebben de Vara en [A] verzuimd hoor en wederhoor toe te passen. Het hele artikel is erop gericht om Pretium met suggestieve opmerkingen in een kwaad daglicht te stellen.
2.3. De Vara en [A] voeren gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. De Vara en [A] hebben als verweer aangevoerd dat Pretium de media, die negatief over Pretium berichten, met het voeren van gerechtelijke procedures de mond wil snoeren, terwijl zij zichzelf wel ruimte toe-eigent om zich in advertenties in landelijke dagbladen kritisch over anderen uit te laten. Volgens de Vara en [A] valt het artikel onder de vrijheid van meningsuiting, te meer nu het een opiniërend artikel is dat de persoonlijke mening van [A] weergeeft. Omdat de Consumentenautoriteit bij een besluit, dat op 7 maart 2009 openbaar is gemaakt, heeft geconcludeerd dat de wervingspraktijken via telemarketing van Pretium in strijd zijn met de wettelijke regels voor koop op afstand en aan Pretium daarom boetes zijn opgelegd, stond het [A] –in de visie van de Vara en [A]– vrij om over de daaraan ten grondslag liggende klachten te schrijven in het artikel. Daarbij menen de Vara en [A] dat [A] in het artikel Pretium er niet van heeft beschuldigd consumenten te misleiden maar juist dat consumenten zich misleid voelen omdat het voor hen bij de werving via telemarketing niet duidelijk is dat zij met Pretium van doen hebben. Naar zeggen van de Vara en [A] heeft [A] in het artikel de agressieve proceshouding van Pretium aan de kaak willen stellen en is de algemene strekking van het artikel dat Pretium de vrijheid van meningsuiting geweld aandoet door bedrijven en individuen die zich kritisch over haar uitlaten voor de rechter te dagen. Bovendien gaat Pretium in de visie van de Vara en [A] er aan voorbij dat [A] in het artikel belangrijke nuanceringen heeft aangebracht en dat hij de klachten van consumenten over Pretium dus niet als vaststaande feiten heeft gepresenteerd.
3.2. Het antwoord op de vraag of een publicatie onrechtmatig is en rectificatie geboden is, ligt in het spanningveld tussen het recht op de vrijheid van meningsuiting enerzijds en het recht op bescherming van de eer en goede naam en de persoonlijke levenssfeer anderzijds. Twee hoogwaardige belangen staan hier dan ook tegenover elkaar: aan de ene kant het belang dat Pretium heeft om niet door uitingen in de pers te worden aangetast in haar eer en goede naam, aan de andere kant het belang dat de Vara en [A] hebben om zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend en/of waarschuwend te kunnen uitlaten, bijvoorbeeld om te voorkomen dat door een gebrek aan bekendheid bij het grote publiek misstanden, die de samenleving raken, kunnen blijven voortbestaan. Het antwoord op de vraag welke van deze beide belangen in het concrete geval zwaarder weegt, moet gevonden worden door een afweging van alle ter zake dienende omstandigheden van het geval. Bij deze afweging komt niet in beginsel voorrang toe aan de door artikel 7 Grondwet en artikel 10 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) beschermde rechten.
3.3. Van belang is of de door [A] geuite beschuldigingen of suggestieve uitingen ten aanzien van onder meer misleiding en klachten door, respectievelijk over Pretium waargemaakt kunnen worden of –minst genomen– op goede gronden voor waar gehouden kunnen worden. Daarbij is mede van belang of het artikel louter een opiniërend stuk is waarbij de auteur mogelijk gebruik kan maken van stijlfiguren als overdrijving waardoor het voor de lezer duidelijk is dat de uitlating een verzinsel van de auteur is.
3.4. Pretium heeft betwist dat het om een opiniërend artikel gaat. Daarbij heeft zij gesteld dat [A] het artikel als Kassa-eindredacteur heeft geschreven en dat hij–kort gezegd– de in het artikel gehanteerde ik-vorm gemakkelijk afwisselt met kennelijk informerende uitlatingen over de handelwijze van Pretium. Geoordeeld wordt dat de Vara en [A] niet aannemelijk hebben gemaakt dat overduidelijk is dat het artikel een opiniërend artikel is waarin [A] zijn eigen mening ventileert. Voorop staat dat het gehele artikel is geplaatst in de rubriek “Consumentennieuws”. Dat alleen al duidt erop dat beoogd wordt om met de inhoud van het artikel de consument te informeren. Dit impliceert dat de lezer –in dit geval de consument– er recht op heeft dat de feiten, waarover informatie wordt verstrekt, waarheidsgetrouw zijn en dat daar in ieder geval onderzoek naar is gedaan. Ook dient de in een dergelijk artikel aangevallen partij in de gelegenheid te zijn gesteld om weerwoord te geven. Daarnaast dient niet uit het oog te worden verloren dat ook een opiniërend artikel gebonden is aan grenzen waarbij uitingen die zijn gedaan met de bedoeling om te kwetsen of die onnodig grievend zijn, als onrechtmatig gekwalificeerd kunnen worden. Het enkele feit echter dat in het onderhavig artikel informatie over de handelwijze van Pretium op een aantal plaatsen in het artikel wordt vermengd met de opinie van de auteur, maakt nog niet dat het artikel gekenschetst kan worden als een opiniërend artikel.
3.5. De Vara en [A] hebben ter zitting naar voren gebracht dat [A] in het artikel Pretium niet beschuldigt van misleiding van consumenten, maar juist dat consumenten zich misleid voelen. Pretium heeft op dit punt gesteld dat dit onjuist is omdat de teneur van het artikel is dat het gaat om klachten over ‘de uiterst twijfelachtige manier van klantenwerving’ van Pretium en dat op die wijze Pretium wel degelijk beschuldigd wordt. Geoordeeld wordt dat de auteur, met de vermelding dat consumenten zich misleid voelen, een stijltruc toepast die gelet op de context van het gehele artikel, onmiskenbaar bedoeld is om Pretium te beschuldigen en in een kwaad daglicht te stellen. Bij lezing van het artikel gaat het om klachten die zo niet alle dan toch voor het overgrote deel betrekking hebben op het jaar 2007. Daarbij betreft het voor een groot deel anonieme klachten die niet gecontroleerd kunnen worden. Dat een substantieel deel van die klachten gegrond zou zijn is in het geheel niet aannemelijk geworden. Desgevraagd hebben de Vara en [A] ter zitting verklaard dat hun onderzoek het lezen van rechterlijke uitspraken betrof alsmede het verzamelen van informatie via het programma Kassa. Dat zij onderzoek hebben verricht naar de (gegrondheid van de) klachten zelf is gesteld noch gebleken. De omstandigheid dat de Consumentenautoriteit bij besluit van 4 december 2008 naar aanleiding van een door haar verricht onderzoek over de periode 4 januari 2007 tot en met 8 maart 2008 heeft vastgesteld dat Pretium bij gebruikmaking van telemarketing de wet Koop op Afstand heeft overtreden, legitimeert de Vara en [A] nog niet om ongemotiveerd en zonder er zelf onderzoek naar te doen, in het artikel melding te maken van een vermeende stroom van klachten over Pretium. Evenmin is het besluit een vrijbrief om in het artikel de suggestie te wekken dat Pretium consumenten heeft misleid. Daarbij komt nog dat het besluit van de Consumentenautoriteit gegeven en bekendgemaakt is na het verschijnen van meergenoemd artikel. Overigens heeft Pretium ter zitting verklaard dat zij een bezwaarschrift heeft ingediend tegen het besluit van de Consumentenautoriteit.
3.6. Het verweer van de Vara en [A] dat zij in het artikel de agressieve proceshouding van Pretium aan de kaak wilden stellen, overtuigt niet. Niet valt in te zien wat er mis mee is indien een partij aan de rechter de vraag voorlegt of bepaalde uitingen van een andere partij al dan niet onder de vrijheid van meningsuiting vallen. Integendeel, de mogelijkheid dat men een dergelijke vraag aan de rechter kan voorleggen, kan voor degene die overweegt bepaalde uitingen te doen aanleiding zijn om de beoogde uitlatingen niet onnadenkend te doen maar daarbij juist zorgvuldigheid te betrachten. De vrees die kennelijk bij de Vara en [A] bestaat dat sommige instanties zich door de mogelijkheid om zich tot de rechter te wenden, beknot voelen in hun vrijheid om hun mening te uiten, is dan ook ongegrond. In onze democratische rechtsstaat is het de vrije keuze en de verantwoordelijkheid van personen en/of instanties zelf om uitlatingen te doen. Indien deze uitlatingen over de schreef gaan, kunnen zij vervolgens worden aangesproken op hun verantwoordelijkheid en kan tegen hen een gerechtelijke procedure worden aangespannen.
3.7. Over de beschuldiging in het artikel dat de eigenaar van een website was gezwicht voor door Pretium uitgeoefende advocatendruk, heeft Pretium gesteld dat de betreffende eigenaar heeft toegegeven verzonnen negatieve berichten over Pretium geplaatst te hebben om zo de discussie levend te houden. Ter staving van deze stelling heeft Pretium een verklaring van de betrokken eigenaar in het geding gebracht. Uit die verklaring blijkt dat de eigenaar zelf meent dat hij onrechtmatig heeft gehandeld jegens Pretium omdat hij op zijn website een platform heeft geboden voor ongefundeerde beschuldigingen over Pretium. Voor zover [A] in het artikel Pretium heeft beschuldigd of heeft willen beschuldigen van een afkeurenswaardige werkwijze met betrekking tot het zich te weer stellen tegen onrechtmatig handelen van derden, is die beschuldiging ongegrond. Dit geldt eveneens voor de door [A] in het artikel geuite beschuldiging over het in de doofspot proberen te stoppen van Kamervragen. Pretium heeft dit betwist en onweersproken gesteld dat zij bezwaar heeft gemaakt tegen een persverklaring die over die vragen door de fractie van de Partij van de Arbeid is uitgegeven. De Vara en [A] hebben op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat Pretium door middel van een schrijven van haar advocaat een Tweede Kamerlid heeft verzocht om vragen terug te trekken.
3.8. De Vara en [A] hebben voorts als verweer aangevoerd dat [A] in het artikel belangrijke nuanceringen heeft aangebracht en dat hij de klachten van consumenten over Pretium dus niet als vaststaande feiten heeft gepresenteerd. Daarbij is gewezen op de beginzinnen van het artikel, zoals hiervoor vermeld onder 1.9. Met name zou de zin
“Tenminste: als je de klachtenstroom mag geloven.” een belangrijke nuancering bevatten. Geoordeeld wordt dat, indien [A] al bedoeld zou hebben om met deze zin vermeende klachten te nuanceren, het gehanteerde woord ‘klachtenstroom’ de nuancering weer teniet doet. Dit verweer is daarom niet doeltreffend en niet overtuigend.
3.9. In de visie van de Vara en [A] was het toepassen van hoor en wederhoor niet nodig omdat het een opiniërend artikel betrof en ook omdat vragen om wederhoor niet tot een wezenlijk ander artikel had geleid, gelet op het te verwachten voorspelbare antwoord van Pretium. Daarnaast menen de Vara en [A] dat uit de rechtspraak volgt dat het geen vaststaand gegeven is dat er onrechtmatig wordt gehandeld indien voorafgaand aan een dergelijke publicatie geen wederhoor wordt toegepast. Geoordeeld wordt dat de argumenten van de Vara en [A] ondeugdelijk zijn. Hiervoor is reeds overwogen dat het geen opiniërend artikel betreft. Dat de aard van het gevraagde wederhoor mogelijkerwijze niet zou voldoen aan de verwachting die de Vara en [A] daarover hadden, ontslaat hen niet zonder meer van de verplichting om wederhoor toe te passen. In de door de Vara en [A] genoemde jurisprudentie wordt geen steun gevonden voor het standpunt van de Vara en [A] dat in de onderhavige zaak geen wederhoor toegepast diende te worden. In de onderhavige zaak, waarin het gaat om een voor Pretium schadelijk artikel waarbij onvoldoende onderzoek is gedaan, was het vragen om een reactie van Pretium stellig van belang.
3.10. Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat de Vara en [A] met de geuite beschuldigingen in het artikel onzorgvuldig en daarom onrechtmatig gehandeld hebben jegens Pretium. Dit brengt met zich dat het gevorderde sub I en II toegewezen dient te worden. Aan het verweer van de Vara en [A] dat het gevorderde sub I veel te ruim is omschreven en dat het achterhaald is omdat het bewuste Kassa magazine niet meer in de handel is, wordt voorbij gegaan. De omschrijving wordt niet te ruim geacht en dat het artikel thans niet meer in de handel is, wil niet zeggen dat het artikel zonder toewijzing van dit deel van de vordering niet meer geopenbaard zou kunnen worden. De tekst van de gevorderde rectificatie is –anders dan de Vara en [A] hebben aangevoerd– niet onduidelijk en, gelet op voormelde overwegingen, evenmin onjuist. Aan het verweer van de Vara en [A] dat [A] geen rectificatie in het Kassa magazine of op internet kan bewerkstelligen, wordt voorbijgegaan omdat medewerking van [A] voor de gevorderde rectificatie nodig is. De klacht van de Vara en [A] dat de rectificatie op internet (op de homepage) disproportioneel is omdat het bewuste artikel niet op internet heeft gestaan, wordt niet terecht geacht. Desgevraagd heeft [A] ter zitting verklaard dat het bij de verkoop van het betreffende Kassa magazine ging om slechts 2000 vaste abonnees en om 10.000 exemplaren in de losse verkoop. Pretium heeft in dit verband voldoende aannemelijk gemaakt dat zij er belang bij heeft dat de rectificatie min of meer hetzelfde publiek bereikt als het publiek dat kennis nam van het decembernummer van Kassa magazine. Geoordeeld wordt dat daarbij de omstandigheid dat de Vara op internet veel aandacht besteedt aan het in de markt zetten van het relatief vrij jonge Kassa magazine van belang is. Een en ander vormt voldoende aanleiding om, in de gegeven situatie, het gevorderde sub III toe te wijzen, met dien verstande dat de gevorderde tijdspanne van zes maanden zal worden gematigd tot één maand.
3.11. Oplegging van een dwangsom, als stimulans tot nakoming van de te geven beslissing, is passend en geboden. De op te leggen dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd. Voorts zal er worden bepaald dat de op te leggen dwangsom vatbaar is voor matiging door de rechter, voor zover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, mede in aanmerking genomen de mate waarin aan de veroordeling is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid daarvan.
3.12. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering op de wijze als hierna vermeld zal worden toegewezen. De Vara en [A] zullen, als de merendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
I. verbiedt de Vara en [A] het artikel in kwestie op enige wijze verder te openbaren;
II. gebiedt de Vara en [A] in het eerstvolgende nummer van Kassa Magazine dat verschijnt na de betekening van dit vonnis de volgende rectificatietekst, zonder weglatingen, aanvullingen of commentaar, op een volle bladzijde te publiceren op dezelfde plaats in het magazine als de eerste pagina van het gewraakte artikel, evenwichtig verspreid in een kader en in normaal lettertype, waarbij de aanhef “RECTIFICATIE” driemaal groter dient te zijn dan de overige tekst:
RECTIFICATIE
In een artikel in het decembernummer van Kassa Magazine van de VARA getiteld “Aan de bel” heeft [A], eindredacteur van VARA Kassa, zich negatief en beschuldigend uitgelaten over de verkoopmethoden van Pretium Telecom.
De voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag heeft geoordeeld dat de beschuldigingen aan het adres van Pretium Telecom niet bewezen konden worden. Zo bestaat er geen grond voor de door [A] geuite beschuldigingen dat Pretium Telecom haar klanten misleidt of dat er grote hoeveelheden (gegronde) klachten over Pretium Telecom zijn. Voorts heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat [A] en de VARA hebben nagelaten het noodzakelijke onderzoek te verrichten en bovendien Pretium Telecom geen enkele mogelijkheid tot een weerwoord hebben geboden.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat [A] en de VARA aldus onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig hebben gehandeld jegens Pretium Telecom en heeft hen om die reden veroordeeld deze rectificatie te plaats[A]
Omroepvereniging VARA”;
III. gebiedt de Vara en [A] binnen een week na betekening van dit vonnis op de homepage van de website van VARA Kassa gedurende één maand de navolgende rectificatietekst, zonder weglatingen, aanvullingen of commentaar, goed leesbaar, evenwichtig verspreid en in normaal lettertype (waarbij de aanhef “RECTIFICATIE” drie maal groter dient te zijn dan de overige tekst), gecentreerd en geëncadreerd te plaatsen en geplaatst te houden:
RECTIFICATIE
In een artikel in het decembernummer van Kassa Magazine van de VARA getiteld “Aan de bel” heeft [A], eindredacteur van VARA Kassa, zich negatief en beschuldigend uitgelaten over de verkoopmethoden van Pretium Telecom.
De voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag heeft geoordeeld dat de beschuldigingen aan het adres van Pretium Telecom niet bewezen konden worden. Zo bestaat er geen grond voor de door [A] geuite beschuldigingen dat Pretium Telecom haar klanten misleidt of dat er grote hoeveelheden (gegronde) klachten over Pretium Telecom zijn. Voorts heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat [A] en de VARA hebben nagelaten het noodzakelijke onderzoek te verrichten en bovendien Pretium Telecom geen enkele mogelijkheid tot een weerwoord hebben geboden.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat [A] en de VARA aldus onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig hebben gehandeld jegens Pretium Telecom en heeft hen om die reden veroordeeld deze rectificatie te plaatsen.
[A]
Omroepvereniging VARA”;
IV. bepaalt dat de Vara en [A] bij het niet of niet-volledig voldoen aan de hiervoor onder I, II en III vermelde geboden, een onmiddellijk opeisbare dwangsom verbeuren van € 10.000,-- per dag met een maximum van € 500.000,--;
V. bepaalt dat bovenstaande dwangsom vatbaar is voor matiging op de wijze zoals onder 3.11 is vermeld;
veroordeelt de Vara en [A] in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van Pretium begroot op € 1.150,25, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat, € 262,-- aan griffierecht en € 72,25 aan dagvaardingskosten;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Paris en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2009.