RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 4 december 2009,
gewezen in de zaak met zaak- / rolnummer: 350524 / KG ZA 09-1441 van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Technisch Bureau X B.V.],
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres,
advocaat mr. J.F.C. Langeveld-de Groot te Alphen aan den Rijn,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NFGD Zoetermeer B.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
gedaagde,
advocaat mr. P.A. ten Hoopen te Voorburg.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘[eiser]’ en ‘NFGD’.
1. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 25 november 2009 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. [Eiser] exploiteert een onderneming die zich specialiseert in de verkoop, verhuur, service en onderhoud van audiovisuele systemen. NFGD begeeft zich in dezelfde audiovisuele markt.
1.2. [Eiser] heeft de arbeidsovereenkomst met de heer [betrokkene] (hierna: [betrokkene]) per 1 oktober 2009 opgezegd na verkregen toestemming van het CWI wegens bedrijfseconomische omstandigheden.
1.3. Tussen [eiser] en [betrokkene] is op 21 september 2009 een vaststellingsovereenkomst gesloten. Daarin is, voor zover relevant, opgenomen:
“(…)
Artikel 2 Relatiebeding
1. Werknemer zal gedurende negen (9) maanden na beëindiging van de arbeidsovereenkomst - behoudens voorafgaande schriftelijke toestemming van [eiser] - niet op enigerlei wijze, direct of indirect (hetzij via collega’s), zakelijke contacten in de ruimste zin des woords (laten) onderhouden met de relaties van [eiser] zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze overeenkomst. Deze bepaling geldt voor de duur van twaalf (12) maanden voor de relaties opgenomen in bijlage 2 bij deze overeenkomst;
(…)
3. Indien werknemer handelt in strijd met de verplichtingen genoemd in de voorafgaande leden van dit artikel, zal hij aan [eiser] zonder dat enige ingebrekestelling is vereist, voor iedere overtreding een boetesom verbeuren ten bedrage van € 20.000,00, alsmede een boete ten bedrage van € 2.500,00 voor elke dag of een gedeelte van een dag dat de overtreding na mededeling van de ontdekking daarvan door [eiser] voortduurt, onverminderd het recht van [eiser] om, in plaats van de boetes, volledige schadevergoeding te vorderen. Partijen komen overeen dat voornoemde boete ten goede zal komen aan [eiser].
(…)”
1.4. [Betrokkene] is per 5 oktober 2009 in dienst getreden van NFGD als verkoopmanager.
1.5. Bij brief van 6 oktober 2009 heeft NFGD aan [eiser], voor zover relevant, bericht:
“(…)
Op zijn verzoek laat ik u weten, dat wij per maandag 5 oktober j.l. de heer [betrokkene] hebben aangesteld binnen de NFGD. Wij hebben kennis genomen van zijn relatiebeding en zullen dit respecteren.
(…)”
1.6. Op 14 oktober 2009 heeft NFGD onder meer een email aan de heer [A], werkzaam bij Optiver, gezonden. Optiver is één van de relaties opgenomen in bijlage 2 van de vaststellingsovereenkomst van 21 september 2009. In voornoemde email staat, voor zover relevant, vermeld:
Met veel genoegen informeer ik u over de aanstelling van [betrokkene] als manager van onze verkoopdivisie. [betrokkene] heeft ruime ervaring opgedaan op ons vakgebied bij een collega-bedrijf en zal na een korte inwerkperiode de dagelijkse leiding van onze verkoop op zich nemen. U kunt [betrokkene] bereiken via de algemene nummers van de NFGD, via e-mail [e-mailadres] en mobiel via 06-[telefoonnummer].
(…)”
1.7. Bij email van 15 oktober 2009 heeft de advocaat van [eiser] naar aanleiding van de onder 1.6 vermelde email NFGD onder meer gesommeerd om zich aan het tussen [eiser] en [betrokkene] overeengekomen relatiebeding te houden. Vervolgens heeft NFGD diezelfde dag per email aan de advocaat van [eiser], voor zover relevant, bericht:
“(…)
Ik heb aangegeven het relatiebeding tussen [eiser] en de heer [betrokkene] te zullen respecteren. Dit houdt in, dat wij accepteren, dat de heer [betrokkene] geen zakelijk contact met de in het beding genoemde relaties zal hebben. Wat niet wegneemt, dat wij als bedrijf gewoon onze relaties zullen blijven informeren over bedrijfszaken, die wij van belang achten. Ook als deze toevallig ook op de lijst van de heer [betrokkene] voorkomen, wat in nagenoeg alle gevallen zo zal zijn. In dit geval betrof het bovendien aan mailing aan ons complete relatiebestand en niet specifiek aan de benoemde relaties. Overigens heeft de heer [betrokkene] hier niets mee te maken, de beslissing dit soort informatie te mailen aan onze relaties wordt door mij genomen.
(…)”
2. De vorderingen, de gronden daarvoor en het verweer
2.1. [Eiser] vordert – zakelijk weergegeven – op straffe van een dwangsom NFGD te veroordelen om:
a) zich onverkort en blijvend te houden aan de gemaakte afspraken en het relatiebeding tussen [eiser] en [betrokkene];
b) aan [eiser] schriftelijk opgave te doen van alle aan de op de lijsten behorende bij het relatiebeding voorkomende bedrijven en personen verzonden correspondentie, door afschriften van de verzonden berichten voorzien van de datum en het tijdstip van verzending;
c) aan [eiser] een concept van het rectificatiebericht ter goedkeuring voor te leggen en na ontvangst van deze goedkeuring het bericht direct aan de onder sub b genoemde bedrijven en personen te versturen, alsmede aan [eiser] daarvan afschriften te verstrekken voorzien van datum en tijdstip van verzending;
d) de uit het relatiebeding voortvloeiende boetes aan [eiser] te betalen, per 26 oktober 2009 begroot op minimaal € 40.000,--.
2.2. Daartoe voert [eiser] het volgende aan.
[eiser] is met [betrokkene] een uitgebreid relatiebeding overeengekomen. NFGD heeft schriftelijk verklaard dit beding te zullen respecteren. Door het rechtstreeks benaderen van een relatie genoemd in het relatiebeding, waarbij [betrokkene] nadrukkelijk als dé verkoopleider naar voren wordt geschoven onder vermelding van zijn contactgegevens, handelt NFGD in strijd met de gemaakte afspraken. Hierdoor lijdt [eiser] directe schade. Daarnaast handelt NFGD onrechtmatig door op oneerlijke wijze te concurreren met [eiser]. NFGD was op de hoogte van de lijst met de relaties en contactpersonen van [eiser] die [betrokkene] niet mocht benaderen. NFGD had de relaties opgenomen in de bij het relatiebeding behorende lijsten uit de mailing dienen te verwijderen. Gelet op het bovenstaande heeft [eiser] spoedeisend belang bij toewijzing van haar vorderingen.
2.3. NFGD voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. NFGD heeft allereerst het spoedeisend belang aan de zijde van [eiser] betwist. [eiser] heeft voldoende gesteld ter onderbouwing van haar spoedeisend belang bij een voorziening in kort geding. Daartoe verwijst de voorzieningenrechter naar het onder 2.2 weergegeven betoog van [eiser]. Dit verweer wordt derhalve verworpen.
3.2. Vaststaat dat NFGD haar email van 14 oktober 2009 heeft gezonden aan circa twintig bedrijven die voorkomen op de lijsten behorende bij het tussen [eiser] en de Vries overeengekomen relatiebeding. Kern van het geschil betreft de vraag of NFGD hierdoor onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld.
3.3. Vaststaat dat NFGD ten tijde van het sluiten van de arbeidsovereenkomst met [betrokkene] wist van het bestaan van het relatiebeding. Voorts staat vast dat NFGD schriftelijk heeft verklaard het tussen [eiser] en [betrokkene] overeengekomen relatiebeding te zullen respecteren. Weliswaar heeft NFGD betoogd dat zij niet gebonden is aan dit relatiebeding omdat NFGD hierbij geen partij is, doch de voorzieningenrechter is van oordeel dat de toezegging van NFGD het tussen [eiser] en [betrokkene] overeengekomen relatiebeding te zullen respecteren met zich brengt dat zij zich aan de in dit relatiebeding opgenomen afspraken dient te houden. Desalniettemin heeft NFGD haar email van 14 oktober 2009 aan circa twintig relaties van [eiser] gezonden welke opgenomen zijn in de lijsten behorende bij het relatiebeding. NFGD heeft in dit verband aangevoerd dat zij hiermee geen inbreuk op het relatiebeding heeft gemaakt nu zij slechts een informatieve email heeft gezonden aan haar potentiële en bestaande klanten, waarin wordt aangekondigd dat [betrokkene] bij haar in dienst is getreden als verkoopmanager, als te doen gebruikelijk onder vermelding van verdere contactgegevens.
3.4. Uit de inhoud van de email van 14 oktober 2009 van NFGD volgt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat [betrokkene] als nieuwe verkoopmanager bij NFGD wordt geïntroduceerd met daarbij de impliciete uitnodiging aan haar (potentiële) klanten om met [betrokkene] in contact te treden, terwijl [betrokkene] op grond van het relatiebeding met deze relaties een zekere periode geen zakelijk contact mag onderhouden. Ter zitting heeft NFGD ook erkend dat de mailing een commercieel doel had. Daarmee is aannemelijk geworden dat NFGD in strijd met het bepaalde van het relatiebeding heeft gehandeld nu zij in het bijzonder onder introductie van [betrokkene] zakelijk contact heeft gezocht met circa twintig klanten van [eiser] welke voorkomen op de bij het relatiebeding behorende lijsten met een commercieel doel. Onder die omstandigheden is de handelwijze van NFGD onrechtmatig. De omstandigheid dat in de lijsten van het relatiebeding tevens bestaande klanten van NFGD zijn opgenomen, doet aan het voorgaande niet af.
3.5. Dit leidt ertoe dat het onder c gevorderde gebod om de email van 14 oktober 2009 van NFGD te rectificeren voor toewijzing vatbaar is, met dien verstande dat de voorzieningenrechter de rectificatietekst zal vaststellen ter voorkoming van verdere geschillen tussen partijen. Daarbij wordt opgemerkt dat het aan [eiser] is of zij daadwerkelijk dit vonnis aan NFGD zal betekenen en daarmee de email van 14 oktober 2009 van NFGD wenst te rectificeren.
3.6. Een algemeen gebod om het tussen [eiser] en [betrokkene] overeengekomen relatiebeding te respecteren, zoals gevorderd onder a, is niet toewijsbaar, omdat gelet op het kenbaarheidsvereiste niet bij voorbaat vaststaat dat NFGD bij een nieuwe overtreding van het relatiebeding onrechtmatig handelt jegens [eiser]. De onder b gevorderde schriftelijke opgave van alle aan de op de lijsten behorende bij het relatiebeding voorkomende bedrijven en personen verzonden correspondentie zal eveneens worden afgewezen, omdat NFGD voorafgaand aan de zitting reeds aan [eiser] een lijst heeft verstrekt met de bedrijven waaraan zij de email van 14 oktober 2009 heeft verzonden en NFGD bovendien desgevraagd ter zitting onweersproken heeft verklaard dat de betreffende email aan deze bedrijven inhoudelijk gelijk is aan de aan Optiver verzonden email.
3.7. Voor wat betreft de door [eiser] gevorderde boete van € 40.000,--, heeft zij zich op het standpunt gesteld dat NFGD deze boete is verschuldigd omdat laatstgenoemde de in het relatiebeding bedongen boetesom van € 20.000,-- per overtreding alsmede € 20.000,-- aan boetes heeft verbeurd. Laatstgenoemd bedrag houdt verband met het laten voortduren van de overtreding gedurende in ieder geval acht dagen na melding daarvan.
3.8. Vooropgesteld wordt dat [eiser] geen beroep toekomt op de boeteclausule zoals is opgenomen in het relatiebeding nu deze clausule slechts is overeengekomen tussen [eiser] en [betrokkene]. Voor zover [eiser] heeft willen betogen dat zij als gevolg van de handelwijze van NFGD schade heeft geleden, is de voorzieningenrechter met NFGD van oordeel dat [eiser] de door haar gestelde schade onvoldoende heeft onderbouwd. [eiser] heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij door de handelwijze van NFGD opdrachten is misgelopen waardoor zij schade heeft geleden ten bedrage van € 40.000,--. Dit leidt ertoe dat het onder d gevorderde zal worden afgewezen.
3.9. Oplegging van een dwangsom, als stimulans tot nakoming van de te geven beslissing, is aangewezen. De op te leggen dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd. Voorts zal er worden bepaald dat de op te leggen dwangsom vatbaar is voor matiging door de rechter, voor zover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, mede in aanmerking genomen de mate waarin aan de veroordeling is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid daarvan.
3.10. NFGD zal, als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding, zij het dat het door haar te betalen griffierecht beperkt wordt tot € 262,-- nu het meerdere betrekking heeft op de afgewezen geldvordering. Voor het meerdere draagt [eiser] dat recht; om die reden worden de overige proceskosten gecompenseerd. De gevorderde wettelijke rente op niet tijdige betaling van de proceskosten zal eveneens worden toegewezen.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
- veroordeelt NFGD om binnen twee dagen na de betekening van dit vonnis aan al diegenen aan wie de email van 14 oktober 2009 van NFGD is gezonden en die tevens voorkomen op de lijsten van het tussen [eiser] en [betrokkene] gesloten relatiebeding, een email te zenden met de volgende tekst:
“Op 14 oktober 2009 hebben wij een email gestuurd met onder meer de volgende tekst:
“Met veel genoegen informeer ik u over de aanstelling van [betrokkene] als manager van onze verkoopdivisie. [betrokkene] heeft ruime ervaring opgedaan op ons vakgebied bij een collega-bedrijf en zal na een korte inwerkperiode de dagelijkse leiding van onze verkoop op zich nemen.”
Bij vonnis van 4 december 2009 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank ’s-Gravenhage geoordeeld dat de verzending aan u van deze email met voormelde tekst jegens [eiser] onrechtmatig is. ”
- veroordeelt NFGD aan [eiser] afschriften van de door NFGD te zenden email te verstrekken voorzien van datum en tijdstip van verzending;
- bepaalt dat NFGD een dwangsom verbeurt van € 1.000,-- per dag dat niet of niet volledig aan voormelde veroordelingen is voldaan, met een maximum van € 50.000,--;
- bepaalt dat bovenstaande dwangsom vatbaar is voor matiging op de wijze zoals onder 3.9 is vermeld;
- veroordeelt NFGD om binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis aan [eiser] te betalen de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van [eiser] begroot op € 1.150,25, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat, € 262,-- aan griffierecht en € 72,25 aan dagvaardingskosten;
- bepaalt dat NFGD de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd is, indien zij de kosten niet binnen genoemde termijn voldoet;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- compenseert de proceskosten voor het overige;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Paris en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2009.
mvw