Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBSGR:2011:BT8531

Rechtbank 's-Gravenhage
19-10-2011
19-10-2011
404234 / KG ZA 11-1152
Civiel recht
Kort geding

De vordering van Albayrak tot opheffing van de op non-actiefstelling van 27 september 2011 respectievelijk 11 oktober 2011 wordt afgewezen. Naar aanleiding van de inadequate informatievoorziening en de zware beschuldigingen met betrekking tot het werkklimaat binnen het COA kon in redelijkheid worden besloten tot het instellen van een onafhankelijk onderzoek naar onder meer het werkklimaat en de bestuursstructuur van het COA. Totdat de bevindingen van dit onderzoek bekend zijn, staat de voortgang van de werkzaamheden bij het COA eraan in de weg om Albayrak haar werkzaamheden te laten hervatten.

Rechtspraak.nl
NJF 2011/472
JONDR 2012/26
AR-Updates.nl 2011-0877
VAAN-AR-Updates.nl 2011-0877

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector civiel recht - voorzieningenrechter

zaak- / rolnummer: 404234 / KG ZA 11-1152

Vonnis in kort geding van 19 oktober 2011

in de zaak [eiseres],

wonende te [woonplaats],

eiseres,

advocaat mr. A.P.J.M. Verbeek te Amsterdam,

tegen:

de publiekrechtelijke rechtspersoon, het zelfstandig bestuursorgaan

Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA),

gevestigd te Rijswijk,

gedaagde,

advocaat mr. H. Uhlenbroek te Amsterdam.

Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als '[eiseres]' en 'het COA'.

1. De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 12 oktober 2011 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.

1.1. [eiseres] is vanaf 2001 werkzaam bij het COA, laatstelijk in de functie van Algemeen Directeur.

1.2. Als aanhangsel bij de arbeidsovereenkomst van [eiseres] met het COA is het volgende opgenomen en op 23 maart 2005 ondertekend door mevrouw [A], (toenmalig) voorzitter bestuur COA, en op 6 april 2005 ondertekend door [eiseres]:

"(...)

- met ingang van 1 januari 2005 wijzigt de omvang van het dienstverband van 36,0 uur per week in 40,0 uur per week. Uw salaris zal conform deze aanpassing worden verhoogd. Deze afspraak wordt gemaakt voor een looptijd van één jaar en zal ieder jaar opnieuw worden bezien; (...)"

1.3. Bij interne memo van 21 december 2005 van de heer [B] aan mevrouw [C] van het COA is voor zover hier van belang opgenomen:

"(...)

Het is de bedoeling dat de arbeidsuren van Mw. [eiseres] structureel op 40 worden gezet. In Cura is het nu zo dat de arbeidsuren per 1-1-2006 weer op 36 zullen worden teruggezet. Dit is dus uitdrukkelijk niet de bedoeling.(...)"

1.4. Artikel 2.8 van de op de arbeidsovereenkomst van [eiseres] toepasselijke cao bepaalt: "De werkgever kan de werknemer voor een periode van hoogstens twee weken op non-actief stellen, indien de voortgang van de werkzaamheden - door welke oorzaak dan ook - ernstig wordt belemmerd."

1.5. Bij brief van 16 november 2010 is namens de heer G.B.M. Leers, minister voor Immigratie en Asiel (hierna: minister Leers) aan het COA het volgende verzocht:

"(...)

Graag mag ik u verzoeken, conform artikel 8 lid 3 van de gewijzigde Wet COA, een voordracht te doen voor de benoeming van de leden van de raad van bestuur en een voorstel te doen voor de bezoldiging van de leden van het bestuur conform artikel 11, lid 4 onder b. Wellicht ten overvloede wijs ik u er op dat de benoeming geldt voor een periode van 4 jaar. Ik ga er daarbij overigens van uit dat de huidige leden van de directie worden voorgedragen als lid van het bestuur. (...)"

1.6. De Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers (hierna: Wet COA) bepaalt sinds 1 januari 2011 in artikel 8 lid 3: "Behoudens spoedeisende gevallen stelt Onze Minister de raad van toezicht in de gelegenheid voor iedere te vervullen plaats in het bestuur een voordracht te doen van ten minste een persoon, waarvan Onze Minister niet afwijkt dan na overleg met de raad van toezicht."

1.7. Bij e-mail van 12 mei 2011 heeft [eiseres] aan mevrouw [D], directeur PRIO van het COA, het volgende bericht:

"(...)

Conform afspraak treft u bijgaand de onderbouwing aan inzake bezoldiging. (...)"

1.8. In de bijlage bij de onder 1.7 bedoelde e-mail is het volgende - voor zover hier van belang - opgenomen:

"Bezoldiging bestuursvoorzitter COA

(...)

Wel valt het bestuur van het COA onder de reikwijdte van het wetsvoorstel inzake de normering van bezoldiging topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector (WNT), dat op 14 januari jl. door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aanhangig is gemaakt bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Bezoldiging bestuursvoorzitter

Bij de bezoldiging van de bestuursvoorzitter van het COA is op de inwerkingtreding van deze wet geanticipeerd, conform de uitspraak van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dat hij het wetsvoorstel vanaf 1 januari 2011 al voor de Rijksoverheid hanteert. De wet voorziet in een maximale bezoldiging (1), welke bestaat uit:

a. maximale beloning van € 187.340,-, te vermeerderen met;

b. werkgeversdeel van de verplichte sociale verzekeringspremies;

c. belastbare onkostenvergoeding van € 7.559,- en

d. een gemaximeerde werkgeversbijdrage aan beloning betaalbaar op termijn van € 28.767,-.(2)

Er is pas sprake van overschrijding van het bezoldigingsmaximum indien de bezoldiging meer bedraagt dan de som van de verschillende elementen.

Bezoldiging bestuursvoorzitter van het COA:

Bruto jaarsalaris(3): € 189.792,49 (zie a.)

Deze maximale beloning wordt vermeerderd met:

Werkgevers deel verplichte sociale verzekeringen € 23.871,57 (4) (zie b.)

Onkostenvergoeding € 5.624,74 (zie c.)

Werkgeversbijdrage beloning betaalbaar op termijn € 22.706,00 (zie d.)

(1) Voor de maximale beloning, de onkostenvergoeding en de werkgeversbijdrage aan de beloning betaalbaar op termijn kent het wetsvoorstel maximale bedragen. Voor het werkgeversdeel van de verplichte sociale verzekeringspremies kent het wetsvoorstel geen maximum bedrag.

(2) De bedragen in het wetsvoorstel hebben als peildatum 1 januari 2010. De bezoldigingsbedragen van de bestuursvoorzitter van het COA zijn gebaseerd op 2011, excl. het werkgeversdeel pensioenafdracht

(3) Dit bedrag is inclusief vakantietoeslag en eindejaarsuitkering, maar exclusief werkgeversdeel verplichte sociale verzekeringen en het werkgeversdeel van de pensioenafdracht.

(4) Dit bedrag is verminderd op het bruto jaarsalaris en apart gezet. (...)"

1.9. Bij brief van 14 september 2011 heeft de voorzitter van de Raad van Toezicht (hierna: RvT) van het COA, de heer L.M.L.H.A. Hermans (hierna: Hermans), het volgende aan minister Leers meegedeeld:

"(...)

In vervolg op uw brief van 16 november jl. waarin u ons meldt dat de Wet van 20 mei 2010 tot wijziging van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers in verband met de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en de instelling van een raad van toezicht naar verwachting per 1 januari 2011 in werking treedt, voldoen wij aan uw verzoek tot voorbereiding. Inmiddels is de gewijzigde Wet COA daadwerkelijk inwerking getreden.

Benoeming bestuur COA

Conform artikel 8 lid 3 van de gewijzigde Wet COA draagt de raad van toezicht voor benoeming, gegeven de functie die zij thans vervult, aan u voor mevrouw [eiseres], in de functie van bestuursvoorzitter.

Bezoldiging bestuur COA

Voor wat betreft de bezoldiging van de bestuursvoorzitter van het COA stelt de raad van toezicht voor dat de vigerende arbeidsvoorwaarden (CAO Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening), gegeven de functie die zij thans vervult, instand blijven. Conform afspraak wordt de bezoldiging binnen WNT gehandhaafd. Thans geldende fiscale bijtelling van de dienstauto zal in overleg met de belastingdienst zo spoedig mogelijk worden afgeschaft.

In de bijlage treft u het benoemings- en bezoldigingsvoorstel voor de bestuursvoorzitter van het COA aan. (...)"

1.10. In de bijlage bij de onder 1.9 bedoelde brief is het volgende opgenomen:

"Benoemings- en bezoldigingsvoorstel bestuursvoorzitter van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers

Gelet op artikel 8 van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers besluit de Minister voor Immigratie en Asiel (hierna "de Minister") mevrouw [eiseres], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965 te benoemen in de functie van lid, tevens voorzitter, van het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers. (...)

Bezoldiging

Gelet op artikel 14 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen stelt de Minister de bezoldiging van mevrouw [eiseres] als volgt vast.

De thans geldende arbeidsvoorwaarden blijven onverkort van toepassing, te weten:

* Een bruto jaarsalaris ad € 162.342,68

* 8% Vakantietoeslag ad € 12.897,41

* 8,3% Eindejaarsuitkering ad € 14.552,40

* Onkostenvergoeding ad € 5.624,74

* Werkgeversdeel verplichte sociale verzekeringen ad € 23.871,57

* Werkgeversdeel pensioenafdracht ad € 22.706,--

* Zakelijk gebruik van een dienstauto zonder fiscale bijtelling

* De CAO Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening

* Het pensioen onder Pensioenfonds Zorg & Welzijn

(...)"

1.11. In de brief van Hermans aan minister Leers van 26 september 2011 is het volgende - voor zover hier van belang - opgenomen:

"(...)

Bezoldiging bestuursvoorzitter COA

Als raad van toezicht zijn wij ons ervan bewust dat topinkomens al jaren een kwetsbaar dossier is en blijft. Voor topmanagersgroep rijk (TMG) geldt als maximaal inkomensnorm € 187.340,-. Dit bedrag bestaat uit brutosalaris, vakantie uitkering en eindejaarsuitkering. Bij de herbenoeming van de bestuursvoorzitter van het COA hebben wij de afspraak hebben gemaakt dat de bezoldiging van de bestuursvoorzitter binnen de maximale inkomensnorm van de topmanagementgroep rijk blijft.

Conform met u gemaakte afspraken is de bezoldiging van de bestuursvoorzitter vanaf 1 januari 2011 vastgesteld op € 187.340,-.

(...)"

1.12. Bij brief van 27 september 2011 heeft Hermans aan [eiseres] - voor zover hier van belang - het volgende meegedeeld:

"(...)

Namens de raad van toezicht deel ik u mede, dat hangende het onderzoek naar salarisbetalingen en vergoedingen binnen het COA, u per direct - hangende de periode van het onderzoek - op non-actief wordt gesteld. (...)"

1.13. Bij brief van 11 oktober 2011 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal heeft minister Leers het volgende meegedeeld:

"(...)

Naar aanleiding van het verzoek van de Algemene Commissie voor Immigratie en Asiel, (...), heb ik u op 30 september jl. laten weten een onafhankelijk onderzoek te laten verrichten naar het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). Hierbij informeer ik u nader over de opzet van het onderzoek, de onderzoeksvragen welke ik beantwoord wil zien, en de wijze waarop het onderzoek zal worden uitgevoerd. (...)

Het onafhankelijke feitenonderzoek naar het functioneren van het COA is gericht op het werkklimaat en de bestuursstructuur van het COA. Het onderzoek heeft daarnaast als doel aanbevelingen te doen over maatregelen die genomen kunnen worden indien verbeteringen nodig en mogelijk zijn voor een optimaal functioneren van het COA als onderdeel van de vreemdelingenketen. In het onderzoek wordt de vraag meegenomen die eerder in opdracht van de Raad van Toezicht van het COA zou worden onderzocht, namelijk of, en zo ja waarom, geen gebruik is gemaakt van de bestaande klachtmogelijkheden binnen het COA. Bij het onderzoek wordt betrokken de vraag in hoeverre de bij het ZBO betrokken actoren waaronder mevrouw [eiseres], de Raad van Toezicht, de Ondernemingsraad en het departement hebben gehandeld naar de uitgangspunten die voortvloeien uit "good public governance" c.q. hun rol adequaat hebben ingevuld, met name ten aanzien van het werkklimaat en de bestuursstructuur. (...)

In de afgelopen weken is er sprake geweest van veel berichtgeving over de situatie bij het COA. (...) Inmiddels zijn op basis van de eerste bevindingen van bovengenoemd intern onderzoek vragen gerezen over de door de Raad van Toezicht aan mij verstrekte informatie. Deze vragen, onder meer betrekking hebbend op de bezoldiging van mevrouw [eiseres], zullen onderdeel uitmaken van het onderzoek dat zal plaatsvinden. (...)"

1.14. Bij brief van 11 oktober 2011 heeft de raadsvrouwe van het COA het volgende aan [eiseres] bericht:

"(...)

De voorzitter van het bestuur van het COA heeft besloten u in afwachting van het in opdracht van de Minister naar de situatie bij het COA te verrichten onderzoek op non-actief te stellen. (...)"

2. Het geschil

2.1. [eiseres] vordert - zakelijk weergegeven - na vermeerdering van eis:

dat de op non-actiefstelling d.d. 27 september 2011 respectievelijk 11 oktober 2011 met onmiddellijke ingang wordt opgeheven, alsmede dat het COA wordt veroordeeld om vanaf de datum van dit vonnis [eiseres] toe te laten om haar gebruikelijke werkzaamheden te hervatten en een rectificatie te doen uitgaan met de volgende tekst:

"Helaas hebben wij mevrouw [eiseres] ten onrechte met ingang van 27 september 2011 op non-actief gesteld en het toegelaten dat omtrent haar persoon onjuiste berichten in de media zijn verschenen. Mevrouw [eiseres] heeft altijd volledige openheid van zaken omtrent haar bezoldiging verstrekt. Ook de Minister van Immigratie en Asiel en de Tweede Kamer zijn jaarlijks op de hoogte gehouden van de exacte hoogte van de bezoldiging van mevrouw [[eiseres]. De in de media genoemde onduidelijkheid over de hoogte van de bezoldiging van mevrouw [[eiseres] is door de RvT van het COA veroorzaakt en mevrouw [eiseres] valt in deze niets te verwijten. De kort geding rechter heeft geconstateerd dat de non-actiefstelling onrechtmatig is en wij daartoe niet hadden mogen overgaan. Wij hebben de Minister overeenkomstig geïnformeerd. Wij verwelkomen mevrouw [eiseres] weer in ons midden en benadrukken dat wij onverminderd vertrouwen hebben in haar functioneren"

een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom.

2.2. Daartoe stelt [eiseres] - samengevat - het volgende. Voor de op non-actiefstelling van 27 september 2011 bestaat geen zwaarwegende reden, die een onmiddellijk ingrijpen in de rechtspositie van [eiseres] rechtvaardigt. Daardoor heeft het COA zijn verplichtingen als goed werkgever in de zin van artikel 7:611 Burgerlijk Wetboek geschonden. De vermeende reden - de tegenstrijdige informatieverstrekking door [eiseres] over haar bezoldiging - die door het COA wordt aangevoerd voor de op non-actiefstelling is aantoonbaar onjuist. [eiseres] is immers te allen tijde transparant geweest over haar bezoldiging. Dat kan ook niet anders want haar bezoldiging is een openbaar gegeven. In het kader van de voorbereiding van de voordracht van [eiseres] tot bestuursvoorzitter van het COA heeft zij op 12 mei 2011 per e-mail de door haar van de salarisadministratie verkregen gegevens aan de directeur PRIO van het COA doorgestuurd. Deze gegevens zijn door (uiteindelijk) de RvT verwerkt in het benoemings- en bezoldigingsvoorstel van 14 september 2011 aan minister Leers. Achteraf is gebleken dat het in dit voorstel genoemde bruto jaarinkomen van [eiseres] is gebaseerd op een 36-urige werkweek. [eiseres] heeft echter een 40-urige werkweek. Hierdoor is een verschil ontstaan tussen het in het voorstel genoemde salarisbedrag en het daadwerkelijk door [eiseres] genoten salaris. [eiseres] kan in dit verband echter geen verwijt worden gemaakt. Zij heeft de aan haar verstrekte gegevens enkel doorgestuurd. De RvT heeft minister Leers nogmaals verkeerd geïnformeerd bij brief van 26 september 2011. In die brief stelt de RvT ten onrechte dat afspraken zouden zijn gemaakt om de bezoldiging van [eiseres] naar beneden bij te stellen tot de zogenoemde Balkenendenorm. Deze mededeling strookt ook niet met het voorstel van 14 september 2011 waarin wordt bevestigd dat de op dat moment geldende arbeidsvoorwaarden van toepassing zouden blijven.

De op non-actiefstelling van 11 oktober 2011, die is gevolgd op het aflopen van de non-actiefstelling van 27 september 2011, is eveneens onterecht. Uit het interne onderzoek dat door het COA is verricht in het kader van de eerste non-actiefstelling volgden geen nieuwe feiten of verwijten aan het adres van [eiseres]. Het in verband met de tweede op non-actiefstelling aangekondigde onderzoeksvoorstel ziet op de beweerdelijke angstcultuur, de structuur, de toekomst en de financieringssystematiek van het COA. Dit onderzoek is nog niet gestart en zal naar verwachting maanden duren. De RvT is in het kader van dat onderzoek inmiddels teruggetreden, maar dat betekent niet dat [eiseres] dat nu ook maar moet doen.

In de media is uitgebreid aandacht besteed aan het CAO en [eiseres] als zijn bestuursvoorzitter. Door de onzorgvuldige handelwijze van de RvT en de Minister is de reputatie van [eiseres] ernstig geschaad. [eiseres] dient dan ook gerehabiliteerd te worden.

2.3. Het COA voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

3. De beoordeling van het geschil

3.1. In deze kort gedingprocedure ligt - samengevat - ter beoordeling voor of het COA voldoende zwaarwegende redenen had om [eiseres] op non-actief te stellen op 27 september 2011 respectievelijk 11 oktober 2011.

3.2. Vooropgesteld wordt dat het volgende vaststaat tussen partijen. Door wijziging van de Wet COA per 1 januari 2011 benoemt de Minister van Immigratie en Asiel, behoudens spoedeisende gevallen, op voordracht van de RvT de leden van het bestuur van het COA. Ten behoeve van de benoeming van [eiseres] tot bestuursvoorzitter van het COA is door de RvT een voordracht opgesteld. [eiseres] heeft ten behoeve van de voorbereiding van deze voordracht opdracht gegeven aan de salarisadministratie van het COA om een overzicht van haar huidige salarisgegevens op te stellen. Nadat zij de hiervoor bedoelde gegevens had verkregen, heeft zij deze gegevens - zonder deze inhoudelijk te controleren op juistheid - per e-mail van 12 mei 2011 (zie onder 1.7 en 1.8) toegezonden aan de directeur PRIO. Op basis van deze salarisinformatie heeft (uiteindelijk) de RvT vervolgens - zonder deze informatie inhoudelijk te controleren op juistheid - de voordracht tot benoeming van [eiseres] tot bestuursvoorzitter van het COA opgesteld. Deze voordracht is door de RvT bij brief van 14 september 2011 aan minister Leers toegezonden (zie onder 1.9 en 1.10). Ten slotte staat tussen partijen vast, dat de in de mail van 12 mei 2011 en in de brief van 14 september 2011 genoemde salarisinformatie gebaseerd was op een 36-urige werkweek en [eiseres] werkzaam is op basis van 40 uur per week.

3.3. De voorzieningenrechter overweegt dat uit de in 3.2. weergegeven gang van zaken volgt, dat los van de vragen wie daarvoor verantwoordelijk kan worden gehouden en waar de oorzaak daarvan ligt, door zowel (de RvT van) het COA als [eiseres] onjuiste informatie aan minister Leers is verstrekt. Dat na intern onderzoek door het COA is vastgesteld dat het verschil is ontstaan doordat het opgenomen salaris correspondeert met een 36-urige werkweek terwijl [eiseres] 40 uur per week werkt, maakt voornoemde feitelijke conclusie niet anders. De (op basis van de e-mail van 12 mei 2011) op 14 september 2011 aan minister Leers verstrekte salarisgegevens van [eiseres] stemden niet overeen met hetgeen zij daadwerkelijk verdient.

3.4. De voorzieningenrechter overweegt vervolgens dat tussen partijen vaststaat dat er meerdere ernstige klachten zijn geuit over - samengevat - de vermeende angstcultuur bij het COA. [eiseres] heeft zich in dat kader op het standpunt gesteld, dat zij haar functie kan blijven uitoefenen gedurende het door minister Leers (zie onder 1.13) aangekondigde onderzoek naar onder meer de hiervoor bedoelde angstcultuur. [eiseres] heeft daaraan toegevoegd dat dit onderzoek nog niet is begonnen en niet vaststaat dat er ernstige bezwaren tegen (specifiek) haar functioneren bestaan. Het COA heeft aangevoerd dat de relatie tussen de RvT en [eiseres] inmiddels te ernstig is verstoord voor opheffing van de op non-actiefstelling. Daarbij is volgens het COA van belang dat het op handen zijnde onderzoek naar de werksituatie binnen het COA onbelemmerd moet kunnen plaatsvinden. De rol van [eiseres] neemt in dit onderzoek een belangrijke plaats in, omdat ook de (onbeantwoorde) vragen naar haar bezoldiging worden onderzocht, zodat de non-activiteit tot het einde van het onderzoek moet worden gehandhaafd aldus het COA.

3.5. Naar aanleiding van de inadequate informatievoorziening en de zware beschuldigingen met betrekking tot het werkklimaat binnen het COA kon naar het oordeel van de voorzieningenrechter in redelijkheid worden besloten tot het instellen van een onafhankelijk onderzoek naar onder meer het werkklimaat en de bestuursstructuur van het COA (zie onder 1.13). In de op de arbeidsovereenkomst van [eiseres] toepasselijke cao is bepaald dat, indien de voortgang van de werkzaamheden - door welke oorzaak dan ook - ernstig wordt belemmerd, [eiseres] op non-actief kan worden gesteld (zie onder 1.4). Hiervoor is geoordeeld dat er gefundeerde aanleiding is voor een onderzoek naar - samengevat - de bestuursstructuur en het handelen van onder meer de beoogde bestuursvoorzitter van het COA. Van belang is in dat verband verder dat onderzocht zal worden in hoeverre [eiseres], de RvT, de Ondernemingsraad en het departement hebben gehandeld naar de uitgangspunten die voortvloeien uit "good public governance" c.q. hun rol adequaat hebben ingevuld, met name ten aanzien van het werkklimaat en de bestuursstructuur (zie onder 1.13). De voorzieningenrechter is gelet daarop van oordeel, dat in ieder geval gedurende dit onderzoek [eiseres] de voortgang van de werkzaamheden van het COA ernstig zal belemmeren als zij haar werkzaamheden hervat. Dat het onderzoek nog niet is begonnen en niet bekend is hoe lang dat onderzoek in beslag zal nemen, maakt dit oordeel niet anders. In voornoemde brief van minister Leers is de opzet van het onderzoek, de onderzoeksvragen en de wijze waarop het onderzoek zal worden uitgevoerd inmiddels gemotiveerd uiteengezet. Het is gelet hierop voldoende aannemelijk dat het onderzoek op korte termijn zal aanvangen. Het belang van het COA om zijn werkzaamheden onbelemmerd te kunnen voortzetten gedurende dit onderzoek weegt - ook al staat nog niet vast hoe lang het onderzoek zal duren - zwaarder dan het belang van [eiseres] om in de tussentijd op haar werkplek terug te keren. [eiseres] zal daarom eerst moeten afwachten welke resultaten uit dit onderzoek zullen voortvloeien voordat de op non-actiefstelling kan worden opgeheven. Daarbij staat wel voorop dat als naar aanleiding van dit onderzoek komt vast te staan dat haar geen verwijten kunnen worden gemaakt, zij volledig zal moeten worden gerehabiliteerd. Totdat de bevindingen van dit onderzoek echter bekend zijn, staat de voortgang van de werkzaamheden bij het COA eraan in de weg om [eiseres] haar werkzaamheden te laten hervatten.

3.6. De vordering tot opheffing van de (tweede) op non-actiefstelling van 11 oktober 2011 zal gelet op het vorenstaande worden afgewezen.

3.7. Partijen zijn het erover eens dat de op non-actiefstelling van 27 september 2011 inmiddels door tijdsverloop is geëindigd. [eiseres] heeft bij een oordeel over de rechtmatigheid van deze op non-actiefstelling daarom geen direct belang meer. Voor zover nog geoordeeld zou kunnen worden, dat [eiseres] desondanks belang heeft bij een oordeel over de gegrondheid van deze op non-actiefstelling, geldt dat het in een kort geding procedure vereiste spoedeisend karakter daaraan inmiddels ontbreekt. Immers gezien de (tweede), hiervoor gegrond bevonden op non-actiefstelling van 11 oktober 2011, waarin de aan de Minister verstrekte informatie over het salaris van [eiseres] ook onderzocht zal worden, heeft [eiseres] eerst belang bij een (verdere) beoordeling van de op non-actiefstelling van 27 september 2011 op het ogenblik dat de op non-actiefstelling van 11 oktober 2011 beëindigd wordt.

3.8. Nu de vorderingen tot opheffing van de non-actiefstellingen worden afgewezen ligt de - gelet op de tekst van de daaraan verbonden - vordering tot rectificatie thans eveneens voor afwijzing gereed. In dat verband wordt ten slotte (nogmaals) overwogen, dat bij een voor [eiseres] positieve uitkomst van het aangekondigde onderzoek rehabilitatie zal moeten plaatsvinden.

3.9. [eiseres] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.

4. De beslissing

De voorzieningenrechter:

- wijst de vorderingen af;

- veroordeelt [eiseres] in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van het COA begroot op € 1.376,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 560,-- aan griffierecht.

Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Paris en in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2011.

evdt

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.