RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/1545
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 4 augustus 2011 van de enkelvoudige kamer ingevolge artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de zaak tussen
[X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres,
(gemachtigde: [A]),
en
de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 8 januari 2011 op het bezwaar van eiseres tegen de boetebeschikking, gegeven bij de voor het jaar 2009 opgelegde aanslag vennootschapsbelasting (aanslagnummer [aanslagnummer]).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 juli 2011.
Namens eiseres is verschenen [A]. Namens verweerder zijn verschenen
[B] en [C].
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Overwegingen
1. Eiseres is uitgenodigd tot het doen van aangifte vennootschapsbelasting 2009 vóór 1 juni 2010. Met dagtekening 6 juli 2010 is aan haar een herinnering tot het doen van die aangifte gestuurd en met dagtekening 13 september 2010 is een aanmaning verzonden. Eiseres heeft de vereiste aangifte niet binnen de in de aanmaning gestelde termijn van 27 september 2010 gedaan. De aangifte is op 9 november 2010 ingediend.
2. Met dagtekening 6 november 2010 heeft verweerder aan eiseres een ambtshalve aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2009 opgelegd. Gelijktijdig met het opleggen van deze aanslag heeft verweerder bij beschikking aan eiseres een verzuimboete van € 2.460 opgelegd wegens het niet dan wel het niet tijdig indienen van de aangifte.
3. Eiseres heeft tegen de boetebeschikking bezwaar gemaakt. Verweerder heeft de boetebeschikking bij zijn uitspraak op bezwaar gehandhaafd.
4. Tussen partijen is in geschil of de boete terecht en naar het juiste bedrag is opgelegd.
5. Eiseres stelt dat sprake is van afwezigheid van alle schuld, omdat de gemachtigde van eiseres in de veronderstelling was dat uitstel voor het indienen van de aangifte was aangevraagd door de vorige gemachtigde van eiseres. Bovendien is volgens eiseres het bedrag van de boete te hoog en staat dit niet in verhouding tot het gepleegde verzuim.
6. Verweerder stelt dat de verzuimboete terecht en naar het juiste bedrag is opgelegd en dat van afwezigheid van alle schuld geen sprake is.
7. Ingevolge artikel 67a, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, kan verweerder aan eiseres een verzuimboete van ten hoogste € 4.920 opleggen indien eiseres voor het jaar 2009 niet, dan wel niet binnen de bij aanmaning gestelde termijn, de aangifte vennootschapsbelasting heeft gedaan. Op grond van paragraaf 21 van het Besluit Bestuurlijke Boeten wordt de boete voor het niet of niet tijdig doen van de aangifte verlaagd naar 50% van het wettelijk maximum, zijnde € 2.460. Bij afwezigheid van schuld wordt volgens paragraaf 4 van dit Besluit geen boete opgelegd.
8. De rechtbank is van oordeel dat de verzuimboete terecht en naar het juiste bedrag is opgelegd. Van afwezigheid van alle schuld is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake, omdat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij alle in de gegeven omstandigheden van haar in redelijkheid te vergen zorg heeft betracht om te bewerkstelligen dat de aangifte binnen de gestelde termijn werd ingediend (vgl. HR 15 juni 2007, nr. 42.687, LJN: BA7184). De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de uitnodiging tot het doen van aangifte, de herinnering en de aanmaning zijn verstuurd naar het adres van eiseres en niet naar de (vorige) gemachtigde, en eiseres wist dan wel kon weten dat haar gemachtigde de aangifte nog niet had ingediend. Het enkel aanmanen van de gemachtigde tot spoed acht de rechtbank onvoldoende.
9. Ook overigens acht de rechtbank de boete, gelet op de aard van de overtreding en de omstandigheden van het geval, passend en geboden. De rechtbank wijst daarbij op de volgende passage uit de parlementaire geschiedenis van de herijking van het boetebeleid (Kamerstukken II, 2008/2009, 32 128, nr. 3, blz. 34):
"Voor de verzuimboete wegens het niet, niet tijdig of niet volledig doen van aangifte voor een aanslagbelasting betekent dit een verviervoudiging van het wettelijk maximum. Deze verhoging is meer in relatieve, dan in absolute zin aanzienlijk. De maximale verzuimboete wordt immers verhoogd van € 1 134 naar € 4 537, na indexatie € 4 920. Deze verhoging is alleen al gerechtvaardigd om het gelijke gewicht van aangifteverzuimen en betalingsverzuimen tot uitdrukking te brengen.
Daarnaast vervullen juist verzuimboeten een belangrijke functie in het onderhouden en versterken van de bereidheid van belastingplichtigen om hun wettelijke verplichtingen na te komen. De bereidheid van belastingplichtigen om voor een aanslagbelasting tijdig aangifte te doen laat te wensen over. Nu worden duizenden verzuimboeten opgelegd. Het niet of niet tijdig doen van aangifte verstoort in hoge mate de processen bij de Belastingdienst. Indien de aangifte niet (tijdig) wordt gedaan, moet de inspecteur de belastingaanslag uiteindelijk ambtshalve opleggen op basis van een zo goed mogelijke schatting. De inspecteur dient hierbij rekening te houden met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zodat de schatting niet onredelijk hoog mag zijn, maar om de schatkist niet te kort te doen ook niet te laag. Een goede schatting maken is een ingewikkeld en tijdrovend proces met een bezwaarschrift tot gevolg als de belastingaanslag naar de mening van de belastingplichtige te hoog is vastgesteld. De ambtshalve regeling van de niet ingediende aangiften is aldus verantwoordelijk voor een aanzienlijk deel van de bezwaarschriftenbehandeling op de kantoren. Het terugdringen daarvan is een onderdeel van het streven naar een efficiënter werkende Belastingdienst, waaraan een verhoging van de verzuimboete wegens aangifteverzuimen kan bijdragen."
10. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is het beroep ongegrond verklaard.
11. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Aldus vastgesteld door mr. S.E. Postema, in tegenwoordigheid van de griffier
mr. M. Molenaar.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.