RECHTBANK 's-HERTOGENBOSCH
Sector Kanton, locatie 's-Hertogenbosch
Zaaknummer : 459558
Rolnummer : 06-5073
Uitspraak : 21 september 2006
in de zaak van:
de stichting
STICHTING BRABANTWONEN,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
eiseres,
hierna: Brabantwonen,
gemachtigde: Seuren Van der Vlies & Van Heijnsbergen gerechtsdeurwaarders,
t e g e n :
[gedaagde],
wonende te 's-Hertogenbosch,
gedaagde,
hie[gedaagde]]
procederend in persoon.
1. De procedure
Brabantwonen heeft bij dagvaarding gesteld en gevorderd als na te melden. [gedaagde] is in rechte verschenen en heeft een conclusie van antwoord genomen. Vervolgens is een comparitie van partijen bepaald. Brabantwonen heeft bij schrijven van 24 augustus 2006 ten behoeve van de comparitie nog nadere producties in het geding gebracht. De comparitie heeft plaatsgevonden op 31 augustus 2006. Namens Brabantwonen is verschenen
[de heer x], in zijn hoedanigheid van financieel medewerker bij Brabantwonen, bijgestaan door mr. C. van Heijnsbergen, werkzaam bij de gemachtigde voornoemd. Tevens is [gedaagde] verschenen. Ter comparitie heeft Brabantwonen haar eis verminderd. Vervolgens is vonnis bepaald.
2. Het geschil
2.1. Brabantwonen vordert - zakelijk weergegeven - na vermindering van eis veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.2. Brabantwonen legt daaraan het volgende ten grondslag.
[gedaagde] huurt van Brabantwonen een woning gelegen aan de [adres] te
's-Hertogenbosch tegen een huurprijs van laatstelijk ? 333,32 per maand. [gedaagde] had een huurachterstand van twee maanden. Brabantwonen heeft [gedaagde] op 12 juni 2006 een brief gestuurd dat hij voor 20 juni 2006 zijn huurachterstand moest hebben betaald en dat bij gebreke van betaling zou worden gedagvaard. Nu [gedaagde] niet voor 20 juni 2006 heeft betaald, heeft Brabantwonen haar gemachtigde een dagvaarding uit laten brengen. Gelet op deze gang van zaken is [gedaagde] de proceskosten verschuldigd.
2.3. [gedaagde] heeft het volgende verweer gevoerd.
[gedaagde] heeft bezwaar gemaakt tegen de bijkomende kosten, omdat hij deze niet kan betalen. [gedaagde] heeft financiële problemen. [gedaagde] heeft de brief van Brabantwonen van 12 juni 2006 ontvangen. [gedaagde] heeft de huur van mei 2006 op 20 juni 2006 voldaan en de huur van de maand juni 2006 is op 21 of 22 juni afgeschreven.
3. De beoordeling
3.1. Brabantwonen heeft ter zitting verklaard dat het bij het uitblijven van betaling van huur binnen de overeengekomen termijn gebruikelijk is dat eerst door haar een betalingsherinnering wordt gestuurd, vervolgens een aanmaning, daarna een ingebrekestelling en dat de zaak vervolgens uit handen wordt gegeven aan de gemachtigde. Deze handelwijze komt er op neer dat aan huurders na het overschrijden van de betalingstermijn nog ruimschoots de gelegenheid is geboden de huur te voldoen alvorens zij in rechte werden betrokken. Blijkens de door Brabantwonen in het geding gebrachte producties wordt deze lijn ook gevolgd indien zich herhaaldelijk betalingsachterstanden voordoen. Voorts is zijdens Brabantwonen ter comparitie verklaard dat zij een einde wilde maken aan het stelselmatig te laat betalen van de huur en dat zij daartoe in juni 2006 een 'slepersactie' is gestart. Deze actie hield in dat aan huurders die meermalen de huur te laat betaalden een aangetekende brief, gedateerd 12 juni 2006, is gestuurd. Het gestelde in deze brief, die door Brabantwonen in het geding is gebracht, kwam er op neer dat de huurder voor 20 juni 2006 zijn of haar achterstand diende in te lopen en dat de zaak voor de rechter zou worden gebracht als de huurder voor 20 juni 2006 niet hieraan zou hebben voldaan. Huurders die de huurachterstand op 20 juni 2006 nog niet hadden voldaan zijn bij dagvaarding van 21 juni 2006 in rechte betrokken. Deze 'slepersactie' is niet op voorhand aan de huurders bekend gemaakt. Ook [gedaagde] is in deze actie betrokken.
Op zichzelf is het toelaatbaar dat Brabantwonen na het eenmalig aanschrijven van een huurder teneinde die huurder aan zijn verplichting tot betaling van de huur te laten voldoen - en in welk schrijven tevens de huurder wordt gewezen op de consequentie dat dagvaarding zal volgen indien niet voor de in de brief gestelde termijn betaald zal worden - de huurder dagvaardt indien deze met betaling in gebreke blijft. De kantonrechter is echter van oordeel dat Brabantwonen door - in afwijking van haar gebruikelijke gedragslijn en zonder tijdige aankondiging vooraf - op een dergelijke korte termijn [gedaagde] in rechte te betrekken in strijd heeft gehandeld met haar verplichting om zich tegen[gedaagde]] in zijn hoedanigheid van schuldenaar, te gedragen overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid. De verhouding tussen partijen bracht mee dat Brabantwonen op zodanige wijze en op zodanig tijdstip aan [gedaagde] kenbaar had dienen te maken dat zij haar invorderingsbeleid had aangescherpt dat [gedaagde] een redelijke mogelijkheid was geboden om daarop te anticiperen.
Uit de door Brabantwonen in het geding gebrachte producties blijkt dat aan [gedaagde] op 20 januari 2006 een herinnering is gestuurd voor de betaling van de huur over die maand.
Voorts blijkt dat aan [gedaagde] op 17 februari 2006 een herinnering is gestuurd voor de betaling van de huur over die maand en dat aan [gedaagde] op 3 maart 2006 een aanmaning is gestuurd voor de huur over de maanden februari en maart 2006. Vervolgens is aan [gedaagde] op 17 maart 2006 een betalingsherinnering en op 31 maart 2006 een aanmaning gestuurd voor de huur over de maand maart 2006. Op 21 april 2006 is een herinnering gestuurd voor de betaling van de huur over die maand. Daarna is aan [gedaagde] op 5 mei 2006 een aanmaning gestuurd voor de huur over de maanden april en mei 2006 en op 19 mei 2006 is nog een herinnering gestuurd voor de betaling van de huur over de maand mei 2006.
Brabantwonen heeft terzake voormelde achterstanden in de betalingsherinneringen geen gerechtelijke stappen aangekondigd. In de aanmaningen stond wel vermeld dat de vordering uit handen zou worden gegeven aan de deurwaarder indien niet betaald zou worden, maar [gedaagde] is naar aanleiding van voornoemde herinneringen en aanmaningen niet in rechte betrokken. [gedaagde] behoefde er geen rekening mee te houden dat Brabantwonen - in afwijking van hetgeen zij gewoon was te doen - onaangekondigd haar aanpak zodanig zou wijzigen dat hem voor het inlopen van de betalingsachterstand slechts een beperkte termijn werd gegund en dat zij hem direct in rechte zou betrekken. Brabantwonen kon bovendien voorzien dat [gedaagde] niet in staat zou zijn binnen de gestelde termijn de achterstand in te lopen en dat met haar 'slepersactie' niet het gestelde doel zou worden bereikt maar [gedaagde] enkel verder in financiële problemen zou worden gebracht. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat Brabantwonen bekend was met het betalingsverleden van [gedaagde] alsmede dat Brabantwonen woningen verhuurt aan huurders die in veel gevallen beperkt draagkrachtig zijn en weinig financiële armslag hebben. Zo heeft [gedaagde] ook aangevoerd dat hij per 5 mei 2006 afhankelijk is van de bijstand en dat hij na de brief van 12 juni 2006 bij de gemachtigde van Brabantwonen heeft gemeld dat hij ten gevolge zijn financiële situatie niet voor 20 juni 2006 zou kunnen betalen.
3.2. Nu Brabantwonen als voormeld in strijd heeft gehandeld met haar verplichting om zich tegen[gedaagde]] in zijn hoedanigheid van schuldenaar, te gedragen overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid moet zij worden geacht [gedaagde] ten onrechte in rechte te hebben betrokken. De proceskosten dienen in verband daarmee voor rekening van Brabantwonen te komen.
4. De beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt Brabantwonen in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op nihil;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Aldus gewezen door mr. E.J.C. Adang, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 september 2006, in tegenwoordigheid van de griffier.