RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
DE KANTONRECHTER TE EINDHOVEN
In de zaak van:
de besloten vennootschap Initial Hokatex B.V.,
statutair gevestigd te Voorburg, alsmede gevestigd te Eindhoven,
verzoekster,
gemachtigde: mr. drs. R.J. van der Ham, advocaat en procureur te Amsterdam,
t e g e n :
[verweerder],
wonende te Beek,
verweerder,
gemachtigde: mr. R.M.M.M. Schreuders, advocaat en procureur te Nieuwstadt,
heeft de kantonrechter de navolgende beschikking gegeven.
1. Het verloop van het geding
Dit blijkt uit de navolgende stukken:
het verzoekschrift, met producties;
het verweerschrift, met producties;
de aantekeningen die de griffier heeft gemaakt tijdens de mondelinge behandeling d.d. 18 maart 2008 en de bij die gelegenheid van beide zijden overgelegde pleitnotities.
2. De beoordeling
2.1 Verweerder, geboren op 1 januari 1956, is sinds 1 november 1986 bij verzoekster in dienst, laatstelijk als salesmanager.
In die functie behoorde verweerder tot een groep van 28 managers, verdeeld over een aantal sales- en servicevestigingen in Nederland. Verzoekster heeft een plan ontwikkeld om de sales- en serviceactiviteiten te reorganiseren en wel op basis van het idee van “customer relations management”. Omstreeks juni/juli 2007 heeft de leiding in zogeheten “sales-meetings” aangekondigd dat er een reorganisatie op komst was. Op 6 september 2007 is een plan ter goedkeuring aan de ondernemingsraad voorgelegd en tegelijkertijd is verzoekster in contact getreden met FNV over een sociaal plan. Bij brief van 8 oktober 2007 heeft de ondernemingsraad, onder het voorbehoud van een door de werknemersvereniging(en) getekend sociaal plan, een positief advies gegeven over het door verzoekster voorgelegde reorganisatieplan. Op 9 oktober 2007 is vervolgens het reorganisatieplan en het concept sociaal plan voorgelegd aan de betrokken “sales- en servicemanagers”. Dat waren op dat moment 23 personen, het ging om totaal 28 functies, waarvan er vijf vacant waren. Op dezelfde datum zijn alle betrokken werknemers, van wie er twaalf lid waren van FNV Bondgenoten, door FNV uitgenodigd voor een bespreking van het concept sociaal plan op 11 oktober 2007. Naar aanleiding van die bespreking is tussen FNV en verzoekster nader overlegd over het sociaal plan en dat overleg heeft geleid tot een enigszins gewijzigd plan dat door FNV bij brief van 17 oktober 2007 met een positief advies aan de betrokken werknemers is voorgelegd. Het reorganisatieplan hield – kort gezegd – in dat alle “sales- en servicemanagers” boventallig werden verklaard en opnieuw konden solliciteren op vier nieuwe functies waarvoor 24 plaatsen waren voorzien. Wie niet in aanmerking kwam voor een nieuwe functie, daarvoor niet wilde solliciteren of na een proefperiode daarvoor niet geschikt bleek, zou aanspraak kunnen maken op een outplacementvoorziening en op een beëindigingsvergoeding ter grootte van iets meer dan waartoe een berekening volgens de neutrale kantonrechtersformule zou leiden.
Verweerder, en met hem aanvankelijk vier en later drie collega’s, allen lid van FNV, hebben ook na 18 oktober 2007 het debat met de FNV-onderhandelaar voortgezet over de merites van het sociaal plan. Intussen werd er, zowel van de zijde van verzoekster als van de zijde van FNV, bij hen op aangedrongen te solliciteren op een van de nieuwe functies. De uiterste datum waarop dat volgens verzoekster mogelijk was is een aantal malen verschoven: van 19 naar 22 oktober 2007 en vervolgens tot uiterlijk 5 november 2007. Intussen was de stemming over het sociaal plan door FNV ook een aantal malen uitgesteld, van 19 oktober naar 22 oktober, vervolgens naar 26 oktober en tenslotte naar 31 oktober 2007. Op 1 november 2007 heeft FNV aan verzoekster bericht dat het sociaal plan door de betrokken FNV-leden was aanvaard (acht van de twaalf betrokken FNV-leden hadden vóór gestemd en verweerder en drie collega’s hadden blanco gestemd). Op 6 november 2007 is het sociaal plan vanwege FNV getekend (een dag eerder, 5 november 2007, was het door verzoekster getekend). Op diezelfde 6e november heeft verzoekster aan verweerder (en zijn drie collega’s) bericht dat de sollicitatieprocedure voor de nieuwe functie was gesloten, maar dat verweerder en zijn drie collega’s nog de gelegenheid kregen tot 14 november 2007 om op de nog openstaande vacatures te solliciteren. Verweerder had nog een bedenktijd gevraagd van veertien dagen na de ondertekening van het sociaal plan, maar verzoekster heeft deze vraag niet gehonoreerd. Uit het feit dat verweerder en zijn drie collega’s niet positief hebben gereageerd op een uitnodiging om alsnog op 5 november 2007 het sociaal plan en de noodzaak om te solliciteren op een nieuwe functie te bespreken, heeft verzoekster afgeleid dat verweerder niet wenste te solliciteren en daarop, zo zegt zij, is de sollicitatietermijn gesloten (behoudens dus de nog niet ingevulde functies).
2.2 Verzoekster stelt zich op het standpunt dat het reorganisatieplan eerlijk en transparant was en dat het plan zorgvuldig is uitgevoerd. Nu verweerder en drie van zijn collega’s er niet voor hebben gekozen naar een van de nieuwe functies te dingen, moet er voor hen een einde aan het dienstverband komen volgens het sociaal plan. Wel vindt verzoekster dat de door verweerder en zijn collega’s vanaf 1 januari 2008 genoten salarissen (zij zijn vanaf 1 december 2007 vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden) van de volgens het sociaal plan te berekenen ontslagvergoeding moeten worden afgetrokken, dit om geen ongelijke positie te creëren in vergelijking tot de collega’s die (ook) hebben gekozen voor het voortzetten van hun werk elders en aan wier dienstverband per 1 december 2007 dan wel per 1 januari 2008 een einde is gekomen.
2.3 Verweerder en zijn drie collega’s voeren aan dat het reorganisatieplan ten aanzien van hen niet eerlijk en transparant is en dat het plan zeker ook niet zorgvuldig is uitgevoerd. Zij stellen overrompeld en overdonderd te zijn door de onverwachte aankondiging van de reorganisatie op 9 oktober 2007 en door de tijdsdruk waarin zij daarna zijn komen te verkeren. Verzoekster eiste eigenlijk meteen na 9 oktober een keuze van de 23 bij de reorganisatie betrokken managers voor ofwel een sollicitatie voor een van de nieuwe functies, ofwel vertrek bij verzoekster. Er werd nauwelijks tijd gegund voor beraad over zo’n keuze en dit terwijl er nog slechts een concept sociaal plan was en er ook nog geen exact beeld was van de inhoud van de nieuwe functies en de daarvoor voorziene beloning. Verweerder en zijn collega’s hebben enkele keren een kort uitstel weten te verkrijgen, maar uiteindelijk moesten zij, zo werd hen niet alleen door verzoekster, maar ook door hun vakorganisatie FNV Bondgenoten voorgehouden, uiterlijk 1 november 2008 beslissen, dat was slechts drie weken nadat zij op de hoogte waren gesteld van de reorganisatie. Volgens verweerder en zijn collega’s is er inderdaad omstreeks juli 2007 vanuit de leiding gemeld dat er reorganisatiemaatregelen op til waren, maar meer dan deze algemene melding hebben verweerder en zijn collega’s tot 9 oktober 2007 niet gekregen. Volgens verweerder en zijn collega’s lijkt het reorganisatieplan van het zo te noemen “midden-management sales & services” op het eerste gezicht eerlijk en transparant, toch is het dat niet, getuige het feit dat verzoekster drie sleutelposities in het nieuwe organisatorische model al omstreeks september 2007 heeft ingevuld met personen van buiten verzoekster. Verweerder en zijn collega’s voeren aan dat zij in een zeer lang dienstverband van omstreeks 25 jaar hun beste krachten hebben gegeven aan de onderneming van verzoekster, dat die onderneming – mede door hun inzet – al tijden lang zeer winstgevend is (er is volgens hen over 2007 een winst gemaakt van 33 %) en dat zij het niet verdiend hebben dat er zo over hen heen gewalst wordt als verzoekster nu doet zonder dat hen zelfs maar een bedenktijd van twee weken na het tot stand komen van het sociaal plan wordt gegund. Verweerder en zijn collega’s stellen geschokt te zijn door dit optreden en mede omdat zij vrezen dat er bij verzoekster nog meer reorganisaties van dit type worden voorbereid, waarmee zij als manager op hun beurt hun ondergeschikten zouden moeten confronteren, zien zij thans in de voortzetting van hun dienstverband geen heil meer.
Verweerder en zijn collega’s achten zich niet gebonden aan het sociaal plan. FNV Bondgenoten is door verzoekster, net als zij zelf, ontoelaatbaar onder druk gezet en er is geen tijd geweest om met de nodige zorgvuldigheid over de inhoud van dat plan te spreken.
Volgens verweerder en zijn collega’s heeft verzoekster jegens hen extreem onzorgvuldig gehandeld. Zij maken daarom aanspraak op een vergoeding naar de kantonrechtersformule met toepassing van een correctiefactor van minimaal 2. Tevens verzoeken zij bij de looncomponent rekening te houden met het loon zoals dat nu geldt, dus inclusief een per 1 januari 2008 toegekende loonsverhoging van 5 %, welke loonsverhoging ook de functie heeft om achterblijvende loonstijging uit het verleden te compenseren. Verder verzoeken zij niet alleen rekening te houden met de vakantietoeslag en de vaste 13e maand, maar ook met de vaste bonus en de inkomenscomponent gelegen in “de auto van de zaak”.
2.4 De kantonrechter stelt voorop dat het in beginsel de werkgever vrij staat zijn bedrijf te (re)organiseren zoals het hem het beste voorkomt. Daarbij dient evenwel rekening te worden gehouden met de belangen van de betrokken werknemers. De vrijheid om de bedrijfsactiviteiten naar eigen goeddunken in te richten vindt haar grens daar waar de belangen van de werknemers op ontoelaatbare wijze, dat is naar algemeen aanvaarde fatsoensnormen, in het gedrang komen.
Dit laatste oordeelt de kantonrechter hier het geval. Er is op 9 oktober 2007 een reorganisatieplan gepresenteerd en een ontwerp voor een begeleidend sociaal plan, en waar in dat sociaal plan wordt gesteld dat het in werking treedt op de peildatum, dat is de datum van ondertekening, in dit geval 6 november 2007, en voortduurt tot 1 januari 2009, en waar in dat plan tevens is vermeld dat verzoekster naar een snelle uitvoering van dat plan streeft, en wel naar een afronding van de operatie uiterlijk 31 december 2008, is de facto de reorganisatie voltooid rond 6 november 2007 en in ieder geval door de brief van de directie aan de medewerkers van verzoekster d.d. 12 november 2007. Verweerder en zijn collega’s stellen terecht dat de in het sociaal plan uitgewerkte procedure al haar beslag heeft gekregen voordat dat sociaal plan van kracht werd, zelfs indien aangenomen moet worden dat dat plan van kracht werd op 1 november 2006 toen het door de meerderheid van de betrokken FNV-leden werd aanvaard. Door de gekozen handelwijze heeft verzoekster niet alleen de betrokken werknemers, maar ook FNV Bondgenoten op onaanvaardbare wijze onder druk gezet. Verzoekster heeft aangevoerd dat het noodzakelijk was om de operatie snel uit te voeren omdat anders het risico werd gelopen van een verlamming van een essentieel onderdeel van haar bedrijf, maar dit argument gaat niet op. Als dit gevaar inderdaad aanwezig was, dan had verzoekster voor een andere manier van reorganiseren moeten kiezen in plaats van haar werknemers met een zodanige staat van dienst als verweerder en zijn collega’s te bruuskeren door hen voor inderdaad existentiële keuzes en voldongen feiten te plaatsen zonder enige vorm van overleg en zonder hen een fatsoenlijke tijd voor beraad te gunnen.
De kantonrechter oordeelt het alleszins begrijpelijk dat verweerder en zijn collega’s geschokt zijn door de autoritaire handelwijze van verzoekster en de kantonrechter begrijpt ook dat verweerder en zijn collega’s alle vertrouwen in verzoekster hebben verloren en met name niet in de positie gebracht willen worden toekomstige gelijksoortige reorganisaties bij verzoekster ten aanzien van aan hun leiding toevertrouwde werknemers te moeten doorvoeren.
De arbeidsovereenkomst zal dan ook worden ontbonden op deze grond en niet ingevolge het sociaal plan dat in dit geval buiten toepassing moet worden gelaten.
Verzoekster heeft aangevoerd dat door de zojuist weergegeven beslissing er een ongelijke behandeling ontstaat tussen verweerder en zijn drie collega’s enerzijds en de anderen die bij de onderhavige reorganisatie zijn betrokken. Het gaat evenwel, naar het oordeel van de kantonrechter, niet om gelijke gevallen. Verweerder en zijn drie collega’s, die niet gezwicht zijn voor de door verzoekster uitgeoefende druk, verschillen reeds in dit opzicht van de andere collega’s en verder is er niet gesteld of gebleken dat die andere collega’s qua leeftijd en lengte van het dienstverband vergelijkbaar zijn met verweerder en zijn drie collega’s.
2.5 Uit het voren overwogene vloeit voort dat verzoekster een ernstig verwijt dient te worden gemaakt terzake de nu noodzakelijk geworden beëindiging van het dienstverband. Dit verwijt behoort te worden vertaald in toepassing van de correctiefactor 2. Voor wat betreft de looncomponent in de kantonrechtersformule zal uitgegaan worden van het meest recente salaris, dus inclusief de per 1 januari 2008 ingegane loonsverhoging van 5 %. Tussen partijen is in confesso dat deze loonsverhoging grotendeels dient ter compensatie van een te lage loonstijging in het verleden. Verzoekster heeft ook op dit punt gewezen op een ongelijke behandeling ten aanzien van de ook bij de reorganisatie betrokken werknemers van wie het dienstverband is geëindigd per 1 december 2007 of 1 januari 2008, maar dit argument moet op dezelfde gronden als hierboven zijn verwoord worden verworpen. Bij het loon dient vervolgens wel rekening te worden gehouden met de vaste 13e maand en de vakantietoeslag, maar niet met de winst- en kennelijk ook prestatieafhankelijke bonus en het voordeel van de auto van de zaak.
2.6 De kantonrechter komt – afgerond – tot een vergoeding van € 280.000,-- bruto.
2.7 Verzoekster zal als de in het ongelijk gestelde partij de kosten van het geding moeten dragen, ook indien zij het verzoek intrekt, waartoe zij overeenkomstig de wet in de gelegenheid zal worden gesteld.
3. De beslissing
De kantonrechter:
stelt verzoekster tot 15 mei 2008 in de gelegenheid het verzoek in te trekken;
indien verzoekster het verzoek intrekt;
veroordeelt verzoekster in de proceskosten aan de zijde van verweerder gevallen en tot op heden begroot op € 400,-- wegens gemachtigdensalaris;
indien verzoekster het verzoek niet intrekt:
ontbindt de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst per 15 mei 2008 onder toekenning aan verweerder ten laste van verzoekster van een vergoeding naar billijkheid ten bedrage van € 280.000,-- bruto, tot betaling waarvan verzoekster voor zoveel nodig wordt veroordeeld;
veroordeelt verzoekster in de kosten van het geding aan de zijde van verweerder gevallen en tot op heden begroot op € 400,-- wegens gemachtigdensalaris;
wijst af het meer of anders verzochte.
Gegeven door mr. W.E.M. Leclercq, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 22 april 2008, in tegenwoordigheid van de griffier.