HGM c.s. hebben daartegen, zakelijk weergegeven, het volgende verweer gevoerd.
De gemeente is niet ontvankelijk in haar verzoek, nu dit niet is ingediend binnen de in lid 2 van artikel 26 Wvg vereiste termijn van acht weken.
De koopovereenkomst van 10 februari 2007 dateert van voor de vestiging van het voorkeursrecht en kan reeds daarom niet worden vernietigd op grond van artikel 26 Wvg.
Dat betekent voorts dat de gemeente geen belang heeft bij vernietiging van de levering van de aandelen op 16 mei 2007. HGM is immers op grond van die overeenkomst gehouden de aandelen te leveren.
De gemeente heeft evenmin belang bij vernietiging van de op 16 mei 2007 gesloten koopovereenkomst tussen HGM, [verweerder sub 2] , BIN en [verweerder sub 5] , nu daarmee geen andere rechtstoestand zal worden bereikt.
Strekking van de aandelenoverdracht is niet het profiteren van de waardestijging van de grond maar het ontwikkelen van de percelen door [V] . Het voorkeursrecht staat aan die zelfrealisatie niet in de weg.
De feitelijke en juridische beschikkingsmacht over de percelen is pas vanaf 3 juli 2007 overgegaan op [V] .
De gemeente heeft geen gerechtvaardigd belang bij uitoefening van het voorkeursrecht, althans uitoefening daarvan is in strijd met de redelijkheid en billijkheid.
De gemeente kan haar belangen voldoende waarborgen door samen te werken met [verweerder sub 4] .