Tussen partijen staat het volgende vast.
[eiseres in vrijwaring] heeft de brief van 26 september 2004, waarbij [eiser in hoofdzaak] [eiseres in vrijwaring]verzoekt de kwestie inzake het ongeval in juni 2002 aan de AVB-verzekeraar van [eiseres in vrijwaring] voor te leggen teneinde het verdere ‘schaderegelingstraject’ te kunnen bespreken, aan haar assurantietussenpersoon doorgestuurd, welke de brief heeft doorgestuurd naar Reaal. Naar aanleiding daarvan heeft Reaal een toedrachtsonderzoek laten verrichten door CED Personenschade BV.
De dagvaarding van 28 september 2005, welke de aansprakelijkheidsprocedure inleidde, heeft [eiseres in vrijwaring]niet doorgestuurd aan Reaal (of de tussenpersoon van [eiseres in vrijwaring]).
De dagvaarding van 5 februari 2010, waarmee de schadestaatprocedure is ingeleid, heeft [eiseres in vrijwaring]doorgestuurd naar haar tussenpersoon, die deze op haar beurt heeft doorgestuurd aan Reaal.
Reaal heeft bij brief van 22 februari 2010 laten weten dat [eiseres in vrijwaring] niet langer dekking kan ontlenen aan de aansprakelijkheidsverzekering.
Artikel 4 van de polisvoorwaarden, welke van toepassing zijn op de tussen [eiseres in vrijwaring] en Reaal gesloten verzekeringsovereenkomst, luidt onder meer als volgt:
‘4.1 Verplichtingen van de verzekerde
Zodra verzekerde kennis draagt van een aanspraak of omstandigheid die voor Zurich tot een verplichting tot uitkering kan leiden, is verzekerde verplicht: