Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBSHE:2012:BV2283

Rechtbank 's-Hertogenbosch
16-01-2012
31-01-2012
786246
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig

7:685 BW. Werkneemster was werkzaam als docent LB. Zij heeft niet het diploma dat nodig is voor haar functie. Zij voldoet niet aan de wettelijke vereisten om haar functie te mogen verrichten en de maximale termijn die haar mocht worden gegund om aan die vereisten te gaan voldoen door haar diploma te behalen is sinds 1 augustus 2011 afgelopen. Daarom is zij niet geschikt voor het uitoefenen van haar functie. Het is niet aannemelijk geworden dat werkgever een (andere) passende functie zou hebben. De functie van docent in opleiding is dat niet omdat werkneemster dat feitelijk al is geweest en de wettelijke termijn gedurende welke dat kon is verlopen. Daarom wordt arbeidsovereenkomst ontbonden.

Voor het toekennen van de vergoeding ter de volgende omstandigheden mee:

- werkneemster bij haar sollicitatie gemeld dat zij verwachtte in de zomer van 2008 af te studeren, en dus voordat zij daadwerkelijk in dienst zou treden, zodat werkgever mocht verwachten dat zij haar studie zou hebben afgerond. Dat zij niet is afgestudeerd voor of kort na het indiensttreding voor haar rekening omdat zij de indruk heeft gewekt dat zij zou zijn afgestudeerd;

- de vertraging die werkneemster bij het afstuderen heeft opgelopen is mede veroorzaakt door de werkgever, die haar gedurende langere perioden de hele week liet werken terwijl ze officieel maar vier dagen per week werkte;

- werkneemster heeft recht op een bovenwettelijke uitkering en werkgever is eigen risicodrager en heeft op enig moment aan werkneemster een vergoeding aangeboden.

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2012-0084
VAAN-AR-Updates.nl 2012-0084

Uitspraak

RECHTBANK 's-HERTOGENBOSCH

Sector Kanton, locatie 's-Hertogenbosch

Zaaknummer : 786246

EJ verz. : 11-4405

Uitspraak : 16 januari 2012

in de zaak van:

Stichting ROC de Leijgraaf,

gevestigd te Veghel,

verzoekster,

gemachtigde: mr. drs. H.E. van Ipenburg,

t e g e n :

[verweerster],

wonende te [adres],

verweerster,

gemachtigde: mr. H.K. Evers.

Partijen worden hierna aangeduid als "De Leijgraaf" en "[verweerster]".

1. De procedure

Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie van de rechtbank, sector kanton, locatie 's-Hertogenbosch, op 6 oktober 2011, heeft De Leijgraaf verzocht om de arbeidsovereenkomst met [verweerster] te ontbinden. Zijdens [verweerster] is een verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 november 2011, bij welke gelegenheid partijen de zaak hebben doen bepleiten door hun gemachtigden voornoemd. Na gevoerd debat is de beschikking bepaald op 29 december 2011 of zoveel eerder als mogelijk was.

2. Inleiding

2.1. Tussen partijen bestaat een arbeidsovereenkomst. [verweerster] is sedert 1 augustus 2008 in dienst van De Leijgraaf, laatstelijk als docent LB tegen een bruto salaris (exclusief vakantiegeld) van € 3198,00 per maand. Haar arbeidsomvang was 0,8 FTE. [verweerster] is thans 50 jaar oud.

Verder staat tussen partijen als betwist en niet of onvoldoende weersproken, dan wel omdat het uit de gedingstukken blijkt, het volgende in rechte vast.

[verweerster] is van 17 december 2007 tot 1 augustus 2008 in dienst geweest van ROCV De Leijgraaf BV, een aan De Leijgraaf verbonden organisatie. Toen [verweerster] op 1 augustus 2008 bij De Leijgraaf in dienst trad had zij haar lerarenopleiding nog niet helemaal afgerond. Zij heeft in haar CV vermeld dat het afstuderen was gepland in de zomer van 2008. Er is diverse malen over het afronden van de opleiding gesproken, maar [verweerster] heeft de opleiding nog niet afgerond. Op 7 juli 2011 heeft De Leijgraaf haar een termijn tot 24 augustus 2011 gegeven om alsnog haar diploma te halen.

2.2. De Leijgraaf grondt het verzoek op de stelling dat er gewichtige redenen zijn om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, bestaande in omstandigheden die een dringende reden als bedoeld in artikel 7:677, lid 1 BW zouden opleveren, althans in veranderingen in de omstandigheden, welke van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen.

2.3. Ter toelichting op deze stellingname heeft De Leijgraaf, kort weergegeven, het volgende aangevoerd.

De Leijgraaf heeft per vergissing een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aan [verweerster] gegeven. Omdat [verweerster] nog niet bevoegd was als docent, had zij als docent in opleiding in tijdelijke dienst moeten worden genomen. Zij had echter aangegeven dat zij in de zomer van 2008, en dus voordat de arbeidsovereenkomst met De Leijgraaf zou aanvangen, zou afstuderen. Om de zaak alsnog legaal in orde te maken heeft De Leijgraaf met terugwerkende kracht tot het schooljaar 2007-2008 een scholingsovereenkomst gesloten voor de studiejaren 2007-2008 en 2008-2009. Op die manier kon voor de duur van die overeenkomst, met een eenmalige verlenging van twee jaar, en derhalve tot 1 augustus 2011, worden uitgegaan van een functie als docent in opleiding. [verweerster] heeft erom gevraagd de scholingsovereenkomst te laten aanvangen voor het schooljaar 2007-2008 zodat zij de kosten voor dat jaar ook kon declareren. Gelet daarop is de eerste periode van twee jaar aangevangen op 1 augustus 2007 en deze termijn van twee jaar met verlenging van twee jaar per 1 augustus 2011 verstreken. Op grond van de wet mag De Leijgraaf die termijn niet meer verlengen.

Op 23 februari 2011 bleek voor het eerst dat [verweerster] pas voor het einde van het jaar de lerarenopleiding zou afronden, alsmede dat zij nog een communicatietraining nodig zou hebben. Daardoor ontstond twijfel over de geschiktheid van [verweerster] voor de uitoefening van haar functie en over het voldoen aan wettelijke eisen als de opleiding eenmaal zou zijn voltooid.

Verder is er vanaf 1 augustus 2011 een wijziging in de omstandigheden. Vanaf die datum tellen de uren van [verweerster] niet meer mee bij de verantwoording die De Leijgraaf af moet leggen voor het minimum aantal uren dat er les moet worden gegeven. De Leijgraaf moet die uren dus vullen met andere docenten dan [verweerster]. Ook om die reden is [verweerster] ongeschikt geworden voor haar functie als docent.

De Leijgraaf heeft geen andere passende functie voor [verweerster]. Er bestaat bij haar ook geen vertrouwen meer in de bekwaamheid van [verweerster], zelfs niet als zij nu plotseling wel haar diploma zou halen. De onderlinge verhoudingen zijn onder druk komen te staan.

Het niet behalen van het diploma ligt in de risicosfeer van [verweerster] omdat de opleiding in 2002 is begonnen en zij in november 2007 heeft verklaard dat zij bijna klaar zou zijn.

Verder is [verweerster] niet geschikt om zelfstandig als docent te functioneren. Zij wordt terzijde gestaan door een docent. [verweerster] is namelijk geneigd zich te richten op een individuele cursist en de groepsprocessen uit het oog te verliezen. Die worden in de hand gehouden door de begeleidende docent. Weliswaar staat niet in functioneringsformulieren dat [verweerster] ongeschikt zou zijn als docent, maar haar communicatieproblemen staan wel steeds vermeld. Dat heeft in eerdere jaren nog niet tot ongeschiktheid geleid omdat

De Leijgraaf ervan uitging dat [verweerster] de benodigde competenties nog zou aanleren in haar opleiding. Inmiddels ontbreekt het vertrouwen dat die competenties zullen worden aangeleerd.

Er is geen reden voor het toekennen van een ontbindingsvergoeding. [verweerster] heeft namelijk de indruk gewekt dat zij de opleiding in 2007/2008 af zou ronden en de schijn van spoedige diplomering al die tijd laten bestaan. Ook draagt De Leijgraaf de financiële gevolgen van de werkloosheid van [verweerster] omdat de kosten van de werkloosheidsuitkering en van de bovenwettelijke uitkering voor haar rekening komen. Daar komt bij dat de werkloosheidsuitkering met bovenwettelijke uitkering op een gelijk of hoger salarisniveau ligt als het salarisniveau behorende bij passende werkzaamheden voor iemand die onbenoembaar is als docent en dat [verweerster] dus geen financiële schade lijdt.

2.4. [verweerster] heeft tegen het verzoek, kort weergegeven, als volgt verweer gevoerd.

[verweerster] heeft haar werk altijd met volle inzet verricht en het resultaat van haar onderwijs is goed. Zij is een door studenten en collega's gerespecteerde en gewaardeerde docente.

[verweerster] is op 1 augustus 2008 bij De Leijgraaf in dienst getreden. Daarom is de termijn van maximaal tweemaal twee jaar nog niet verstreken. Die verstrijkt pas op 1 augustus 2012. Het ligt in de lijn der verwachtingen dat [verweerster] voor die datum haar diploma heeft. Van de 6720 uur hoeft zij er nog maar 300 te halen.

Dat de opleiding zolang geduurd heeft komt door een combinatie van factoren. Er waren perikelen in de persoonlijke sfeer die tot vertraging hebben geleid, maar de vertraging is voornamelijk veroorzaakt door de hoge werklast die [verweerster] kreeg opgelegd en het onvermogen van [verweerster] om nee te zeggen. [verweerster] heeft vaak fulltime gewerkt terwijl zij slechts voor vier dagen per week is ingehuurd. Daardoor is de studie in het gedrang gekomen. [verweerster] vindt het zeer onredelijk dat haar grote inzet en haar enorme gedrevenheid zich nu tegen haar keren.

Er zijn nooit concrete afspraken gemaakt over de datum waarop de opleiding zou moeten zijn afgerond. Pas op 7 juli 2011 wordt door De Leijgraaf een deadline gesteld, van slechts anderhalve maand. Die termijn was zo kort dat [verweerster] daar uiteraard niet meer aan kon voldoen.

Dat [verweerster] nog niet de bevoegdheid heeft als docent te fungeren maakt niet dat zij ongeschikt is voor haar werkzaamheden. Zij is de afgelopen drie jaar wel geschikt geweest en heeft louter positieve beoordelingen gehad. De Leijgraaf komt ook niet verder dan het uitspreken van twijfel over de geschiktheid van [verweerster] voor haar werkzaamheden. Twijfel mag geen grond zijn voor ontslag.

Het is niet juist dat de onderlinge verhoudingen onder druk zijn komen te staan. De collega's van [verweerster] zijn formeel bevoegd als docent, maar niet voor het vak Nederlands. Voor dat vak is [verweerster] het best gekwalificeerd. [verweerster] kan het goed met haar collega's vinden.

Er is wel een mogelijkheid voor een passende functie voor [verweerster], te weten die van docent in opleiding. Met die functie kan men de drie maanden overbruggen die [verweerster] nog nodig heeft om haar diploma te halen. [verweerster] is immers nog in opleiding. Door niet voor die mogelijkheid te kiezen is De Leijgraaf ernstig in gebreke gebleven.

Dat De Leijgraaf eigen risicodrager is en daarom de uitkering van [verweerster] moet betalen is een keuze waarvan de gevolgen niet op [verweerster] moeten kunnen worden afgewend. De keuze van De Leijgraaf om eigen risicodrager te zijn heeft ook voordelen, in die zin dat

De Leijgraaf geen premie hoeft te betalen, hetgeen haar een substantiële besparing oplevert. De consequentie is dan dat als er toch een uitkering wordt gegenereerd deze ook ten laste van de veroorzaker zelf komt. Gelet daarop maakt die omstandigheid niet dat geen vergoeding zou moeten worden toegekend.

[verweerster] is alleenstaand en draagt de zorg voor haar dochter. Een eventuele ontbinding zal ingrijpende financiële gevolgen hebben omdat ze aangewezen zal zijn op een werkloosheidsuitkering, terwijl haar geen enkel verwijt treft. Als er toch reden is om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, dan vraagt [verweerster] om een vergoeding van minimaal € 16.800,00. Dat is de vergoeding die De Leijgraaf in een eerdere overlegfase heeft aangeboden.

2.5. Op hetgeen partijen verder over en weer hebben aangevoerd zal, voor zover van belang, onder de beoordeling worden ingegaan.

3. De beoordeling

3.1. Gesteld noch gebleken is dat het verzoek verband houdt met een van de opzegverboden van artikel 7:647, 648, 670 en 670a BW of met enig ander verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst.

3.2. [verweerster] voldoet niet aan de wettelijke vereisten om haar functie te mogen verrichten en de maximale termijn die haar mocht worden gegund om aan die vereisten te gaan voldoen door haar diploma te behalen is sinds 1 augustus 2011 afgelopen. In november 2008 heeft [verweerster] gemaild dat zij had vernomen dat zij een getekende scholingsovereenkomst en haar rekeningen in moest dienen en dat het ging over het afgelopen en het huidige schooljaar. Daaruit volgt dat zij het had over het schooljaar 2007-2008 en het schooljaar 2008-2009. Gelet daarop is de opleidingstermijn aangevangen met het schooljaar 2007-2008 en loopt de maximale termijn van tweemaal twee jaar aan het einde van schooljaar 2010-2011 af.

[verweerster] is dan ook niet geschikt voor het uitoefenen van haar functie als docent LB.

Dat De Leijgraaf een passende functie zou hebben is niet aannemelijk geworden. [verweerster] wijst wel op de mogelijkheid van docent in opleiding, maar feitelijk is zij dat al die tijd geweest en is de wettelijke termijn gedurende welke dat kon reeds per augustus 2011 verlopen.

Gelet daarop acht de kantonrechter voldoende gronden aanwezig om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Hij zal dat doen per 1 februari 2012.

3.3. Vervolgens is aan de orde de vraag of er gronden zijn om aan [verweerster] ten laste van De Leijgraaf een vergoeding toe te kennen en, zo ja, tot welk bedrag. Daarbij is van belang om vast te stellen of de ontbindingsgrond al dan niet geheel in de risicosfeer van één van partijen valt en/of of van de opgetreden veranderingen in de omstandigheden aan één van de partijen (in overwegende mate) een verwijt te maken valt.

[verweerster] heeft bij haar sollicitatie medegedeeld dat zij verwachtte in de zomer van 2008 af te studeren. Omdat zij per 1 augustus 2008 in dienst kwam bij De Leijgraaf, mocht

De Leijgraaf verwachten dat [verweerster] op het moment van in dienst treden haar studie zou hebben afgerond, dan wel dat zij dat op korte termijn zou doen. Ervan uitgaande dat

[verweerster] zelf ook de verwachting had dat zij haar studie bij haar indiensttreding zou hebben afgerond of snel zou afronden, gaat de kantonrechter er van uit dat [verweerster] geen verwijt valt te maken over haar mededeling. De omstandigheid dat zij niet vòòr haar indiensttreding is afgestudeerd en dat ook niet kort na het in dienst treden heeft gedaan, dient echter wel voor rekening van [verweerster] te komen, omdat zij de indruk had gewekt dat zij wel zou zijn afgestudeerd. Dat is reden om een eventuele vergoeding te beperken.

Daar staat tegenover dat de omstandigheid dat [verweerster] thans nog niet is afgestudeerd niet alleen voor rekening van [verweerster] dient te komen. Dat [verweerster] vertraging heeft opgelopen in haar studie is onder andere veroorzaakt door De Leijgraaf, die haar gedurende langere perioden de hele week liet werken terwijl [verweerster] officieel maar vier dagen per week werkte (zoals door [verweerster] is gesteld en door De Leijgraaf niet is betwist). Daarom zal de kantonrechter wel een vergoeding toekennen.

Bij de vaststelling van die vergoeding is -naast met voornoemde omstandigheden- tevens rekening gehouden met de omstandigheid dat [verweerster] recht heeft op een bovenwettelijke uitkering, de omstandigheid dat De Leijgraaf eigen risicodrager is en de omstandigheid dat De Leijgraaf op enig moment een vergoeding heeft aangeboden.

Rekening houdend met de duur van het dienstverband, de leeftijd van [verweerster], haar huidige salaris en de hiervoor genoemde omstandigheden zal de vergoeding worden vastgesteld op € 16.800,00 bruto.

3.4. Gelet op het voornemen de arbeidsovereenkomst te ontbinden en aan [verweerster] een vergoeding als voornoemd toe te kennen, zal De Leijgraaf eerst nog in de gelegenheid worden gesteld haar verzoek desgewenst in te trekken.

3.5. Zowel bij intrekking als bij handhaving van het verzoek acht de kantonrechter termen aanwezig de proceskosten te compenseren.

4. De beslissing

De kantonrechter:

stelt De Leijgraaf tot en met 28 januari 2012 in de gelegenheid haar verzoek in te trekken door middel van een schriftelijke verklaring ter griffie van de rechtbank, sector kanton, locatie 's-Hertogenbosch;

compenseert de proceskosten zo, dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;

beslist, voor het geval De Leijgraaf haar verzoek handhaaft, thans reeds als volgt:

- ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen per 1 februari 2012;

- kent aan [verweerster] ten laste van De Leijgraaf een vergoeding toe van € 16.800,00 bruto, en veroordeelt De Leijgraaf, voor zoveel nodig, tot betaling van dit bedrag aan [verweerster].

Aldus gegeven en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2012 door mr. J.G.H. van Meel, kantonrechter te 's-Hertogenbosch.

Zaaknummer: 786246 blad 5

beschikking

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.