Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBUTR:2004:1843

Rechtbank Utrecht
23-06-2004
18-09-2015
172591/HAZA 04-219
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig

.

Rechtspraak.nl
AR 2015/1719
AR-Updates.nl 2015-0894
VAAN-AR-Updates.nl 2015-0894

Uitspraak

VONNIS

van de rechtbank Utrecht, enkelvoudige kamer

voor de behandeling van burgerlijke zaken, in

de zaak van:

de besloten vennootschap met beperkte

aansprakelijkheid

[eiseres] B.V.,

gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,

eiseres,

procureur:

mr. H. Braak,

-tegen-

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde,

procureur:

mr. C.L. Berkel.

Partijen zullen hierna worden aangeduid als [eiseres] en [gedaagde] .

1.

Het verloop van de procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

-dagvaarding van 13 januari 2004;

-conclusie van antwoord;

-ambtshalve gewezen, op 31 maart 2004 uitgesproken, tussenvonnis waarbij een

comparitie van partijen is gelast;

-proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 13 mei 2004.

1.2

Partijen hebben vervolgens vonnis gevraagd.

2.

De feiten

2.1.

Bestuurder en enig aandeelhouder van [eiseres] is [eiseres] Holding B.V .. Bestuurder en

enig aandeelhouder van [eiseres] Holding B.V. is mevrouw [A] .

2.2.

[gedaagde] is in gemeenschap van goederen met mevrouw [A] gehuwd. [gedaagde] is in

loondienst van [eiseres] .

2.3.

[gedaagde] heeft op 30 december 2003 een bedrag van € 140.000,-- doen overschrijven van

een bankrekening van [eiseres] naar een op zijn naam gestelde privé-rekening bij de

ABN-AMRO bank.

2.4.

[eiseres] heeft op 13 januari 2004 ten laste van [gedaagde] conservatoir derdenbeslag gelegd

onder de ABN AMRO bank.

3.

De vordering

3.l.

[eiseres] vordert om [gedaagde] , bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen om aan

haar, binnen een termijn van vijf dagen na het te wijzen vonnis, althans binnen een

termijn welke de rechtbank gerechtvaardigd acht, terug te betalen een bedrag van

€ 140.000--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 december 2003 tot aan de dag

der algehele voldoening.

3.2.

Hetgeen [eiseres] aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd en het hiertegen

gevoerde verweer komt in het hierna volgende voor zover nodig aan de orde.

4.

De beoordeling

4.l.

[eiseres] heeft als grondslag voor haar vordering onder meer het volgende aangevoerd.

[gedaagde] heeft op 30 december 2003, buiten medeweten en zonder toestemming van

[eiseres] , een bedrag van € 140.000,-- laten overboeken van de rekening van [eiseres]

naar een op zijn eigen naam gestelde rekening. Daarmee heeft [gedaagde] zijn bevoegdheid

om namens [eiseres] betalingen te verrichten gebruikt voor een ander doel dan waarvoor

deze hem als werknemer was verleend. Aldus is [gedaagde] toerekenbaar tekortgeschoten in

de nakoming van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst. Tevens is sprake

van onrechtmatig handelen van [gedaagde] jegens [eiseres] . [gedaagde] dient de schade die

[eiseres] hierdoor geleden heeft te vergoeden, door het overgeboekte bedrag,

vermeerderd met rente en kosten, aan [eiseres] terug te betalen.

4.2.

[gedaagde] heeft betwist dat de overboeking zonder toestemming van [eiseres] heeft

plaatsgevonden. Hij heeft daartoe aangevoerd dat [eiseres] hem het overgeboekte bedrag

heeft geleend om een eigen bedrijf mee op te zetten. Volgens [gedaagde] is de beweegreden

van [eiseres] om thans een ander standpunt in te nemen, gelegen in de familiaire sfeer.

[gedaagde] heeft voorts aangevoerd dat hij bevoegd was om bankhandelingen met de

rekeningen van [eiseres] te verrichten.

4.3.

Met betrekking tot die bevoegdheid overweegt de rechtbank als volgt. Als vaststaand

mag worden aangenomen dat [gedaagde] in de onderlinge rechtsverhouding tussen partijen

en ook ten opzichte van de bank bevoegd was zelfstandig bankhandelingen te

verrichten. Dit is door [eiseres] ook niet betwist. Aangenomen moet echter wel worden

dat [eiseres] deze bevoegdheid aan [gedaagde] heeft toegekend om hem in staat te stellen de

gebruikelijke zakelijke transacties in het belang van de onderneming te verrichten. Naar

het oordeel van de rechtbank valt de onderhavige transactie, waarmee een bedrag van

€ 140.000,-- aan het vermogen van [eiseres] is onttrokken, niet onder die bevoegdheid en

behoefde [gedaagde] daarvoor de uitdrukkelijke toestemming van [eiseres] . Dat [gedaagde] daar

eveneens vanuit gaat blijkt ook wel uit zijn stelling dat hij die toestemming van [eiseres]

heeft verkregen, als uitvloeisel van een tussen partijen gesloten overeenkomst van

geldlening.

4.4.

Volgens [gedaagde] zou het hier gaan om een mondelinge overeenkomst tussen hem en zijn

echtgenote, in haar hoedanigheid van middellijk bestuurder van [eiseres] . Mevrouw

[A] heeft ter comparitie echter uitdrukkelijk betwist dat zij met haar

echtgenoot een dergelijke overeenkomst heeft gesloten. Gezien die betwisting kan het

bestaan van een overeenkomst van geldlening niet zonder nadere bewijsvoering worden

aangenomen. Aangezien het [gedaagde] is die zich op deze overeenkomst beroept, rust de

bewijslast op [gedaagde] . De rechtbank ziet echter geen aanleiding [gedaagde] tot het leveren van

bewijs toe te laten. Ook indien immers sprake zou zijn van een geldlening is [gedaagde]

verplicht het geleende bedrag aan [eiseres] terug te betalen. Nu [gedaagde] niet heeft gesteld

dat een termijn voor terugbetaling is afgesproken kan er, gelet op het bepaalde in artikel

6:38 BW, van worden uitgegaan dat het geleende bedrag in beginsel terstond opeisbaar

is. Van omstandigheden op grond waarvan in dit geval anders zou moeten worden

geoordeeld is niet gebleken. De rechtbank acht hierbij met name van belang dat [gedaagde]

ter comparitie heeft verklaard bereid te zijn het geleende bedrag terug te betalen, mits

zijn echtgenote erkent dat hij het bedrag niet gestolen heeft. Uit die bereidheid maakt de

rechtbank op dat [gedaagde] ook in staat is het geld terstond terug te betalen.

Uit het vorenstaande volgt dat de gevorderde hoofdsom zal worden toegewezen.

4.5.

De gevorderde wettelijke rente is eveneens toewijsbaar en wel vanaf 13 januari 2004,

aangezien vanaf die datum -de datum van beslaglegging- onomstotelijk vaststaat dat

[eiseres] terugbetaling van het overgeboekte bedrag wenst.

4.6.

[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze

procedure, de kosten van het conservatoir beslag daarin inbegrepen.

5.

De beslissing

De rechtbank:

5.l.

Veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen een

bedrag van € 140.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf

13 januari 2004 tot aan de dag der algehele voldoening;

5.2.

Veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten aan de zijde van [eiseres] gevallen, tot op deze

uitspraak begroot op € 2.946,55 aan verschotten en op € 3.675,-- aan salaris van de

procureur;

5.3.

Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

5.4.

Wijst af het meer of anders gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door mr. I.P. Killian en is in het openbaar uitgesproken op woensdag 23 juni 2004.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.