RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton
Locatie Utrecht
zaaknummer: 571535 UV EXPL 08-144 lh
kort geding vonnis d.d. 6 mei 2008
inzake
[eiser], wonende te [woonplaats], verder ook te noemen [eiser],
eisende partij,
gemachtigde: mr. K.F.J. Machielsen,
tegen:
de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging FNV BONDGENOTEN, gevestigd te Utrecht, verder ook te noemen FNV Bondgenoten,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. M. Stevens.
Verloop van de procedure
[eiser] heeft FNV Bondgenoten in kort geding doen dagvaarden. De zitting heeft plaatsgevonden op 29 april 2008. Daarvan is aantekening gehouden. Hierna is uitspraak bepaald.
De vaststaande feiten
a. [eiser] (geboren op [geboortedatum]) is sinds 1 oktober 1994 in dienst van (de rechtsvoorgangster van) FNV Bondgenoten, laatstelijk in de functie van districtsbestuurder tegen een bruto loon van € 4.305,18 per maand.
b. [eiser] heeft laatstelijk als ‘bestuurder Metaal’ gewerkt in en vanuit het kantoor van FNV Bondgenoten te Utrecht. Het functioneren van [eiser] is in februari 2007 door [x] (zijn toenmalige leidinggevende) als goed beoordeeld. Hij maakt, samen met drie andere districtsbestuurders, deel uit van een team dat sinds september 2007 onder leiding staat van de heer [y], die als teamleider ressorteert onder de heer [x], de divisiemanager Metaal. [eiser] en [y] waren tevoren collega-vakbondsbestuurders.
c. Op 17 juli 2007 heeft [eiser] zich wegens rugklachten ziek gemeld. Op 27 juli 2007 heeft de bedrijfsarts van Arbo Unie hem arbeidsongeschikt bevonden. Van 5 tot en met 30 augustus 2007 was [eiser] met vakantie in Turkije. FNV Bondgenoten heeft in verband hiermee 16 dagen op zijn vakantietegoed in mindering gebracht. [eiser] heeft zich hiertegen verzet.
d. Op 17 september 2007 heeft [eiser] zijn werkzaamheden voor de helft van de bedongen arbeidsduur hervat. In zijn re-integratieadvies van 1 november 2007 heeft de bedrijfsarts [eiser] vooralsnog in staat geacht dagelijks gedurende 2 tot 2 ½ uur per dag te werken. FNV Bondgenoten heeft dit advies overgenomen. Bij het plan van aanpak van 19 november 2007 hebben partijen afgesproken dat [y] (als casemanager) en [eiser] wekelijks met elkaar contact hebben over de voortgang van het werk en de door [eiser] te verrichten werkzaamheden.
e. In oktober 2007 heeft [eiser] zich kandidaat gesteld voor de ondernemingsraad van FNV Bondgenoten. Sinds 13 december 2007 is hij lid van die ondernemingsraad.
f. Bij brief van 5 februari 2008 heeft [y] [eiser] officieel gewaarschuwd, omdat hij zich op 24 januari 2008 in het contact met een secretaresse op een door haar als onplezierig ervaren wijze heeft opgesteld en zich vervolgens niet heeft willen richten naar de hem door [y] gegeven aanwijzingen. Deze maakte daaruit op dat [eiser] een ‘niet professionele houding’ heeft en dat hij ‘geen leiding accepteert’.
g. Op 25 februari 2008 is de verslechterde verstandhouding tussen [eiser] en [y] tussen partijen besproken. In dat gesprek heeft FNV Bondgenoten een ‘afkoelingsperiode’ voorgesteld, waarin naar een oplossing voor het probleem kon worden gezocht. Op 25 februari, althans op 11 maart 2008 heeft FNV Bondgenoten [eiser] op non-actief gesteld. Op 12 maart 2008 heeft FNV Bondgenoten [eiser], die werkzaamheden als districtsbestuurder was blijven verrichten, de toegang tot het kantoor ontzegd. Tegen de op non-actief stelling heeft [eiser] geprotesteerd.
h. Op 17 maart 2008 is een gesprek tussen partijen, waarin [eiser] zich onder meer beklaagde over intimiderend en discriminerend gedrag van leidinggevenden, zodanig geëscaleerd dat [eiser] aankondigde in hongerstaking te gaan en pamfletten ophing. Na interventie van mevrouw [z], algemeen directeur, heeft FNV Bondgenoten besloten de op non-actief stelling van [eiser] in te trekken, hem in afwachting van een onderzoek naar en het overleg over de mogelijkheden van re-integratie vrij te stellen van zijn werkzaamheden als vakbondsbestuurder. Dit werd [eiser] op 18 maart 2008 bevestigd.
i. Bij brief van 27 maart 2008 heeft [z] [eiser] meegedeeld dat hij zijn werk in de FNV Bondgenoten-organisatie niet kon hervatten. [eiser] werd aangeboden hem te doen begeleiden bij zijn re-integratie in het bedrijf van een andere werkgever. [eiser] heeft hier niet mee ingestemd en op toelating tot het eigen werk aangedrongen.
j. Bij verzoekschrift van 18 april 2008 heeft FNV Bondgenoten de kantonrechter te Utrecht verzocht de arbeidsovereenkomst met [eiser] te ontbinden. Dit verzoek zal op 22 mei 2008 worden behandeld.
Het geschil
2.1. [eiser] vordert in dit kort geding de veroordeling van FNV Bondgenoten om hem, binnen twee werkdagen na betekening van het vonnis, als districtsbestuurder in het team Metaal te Utrecht, althans als districtsbestuurder in een ander team in Utrecht, te werk te stellen, om hem in staat te stellen zijn werkzaamheden als lid van de ondernemingsraad te verrichten, om aan hem alle daarvoor benodigde voorzieningen, daaronder aansluiting op het intranet en andere ict-voorzieningen, ter beschikking te stellen, alsmede om hem toe te laten tot het kantoor van FNV Bondgenoten aan de Varrolaan 100 te Utrecht en hem daartoe een toegangspas te geven, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,-- per dag dat FNV Bondgenoten hiermee in gebreke blijft. Voorts vordert [eiser] dat FNV Bondgenoten wordt veroordeeld om binnen twee weken na betekening van het vonnis het saldo op zijn vakantiekaart te vermeerderen met 16 vakantiedagen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 200,-- per dag, alsmede om de officiële waarschuwing, hem bij brief van 5 februari 2008 gegeven, in te trekken, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,-- per dag, met veroordeling van FNV Bondgenoten in de proceskosten.
2.2. [eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat FNV Bondgenoten in het kader van zijn re-integratie niet als goed werkgeefster heeft gehandeld door hem onder druk te zetten zijn werk volledig te hervatten en hem te verplichten tot het voeren van wekelijkse gesprekken met zijn teamleider, door hem in zijn werk als vakbondsbestuurder niet te ontlasten maar juist extra te belasten, door hem niet te compenseren voor het OR-werk, door hem zonder gegronde reden een officiële waarschuwing te geven, door hem ervan te betichten geen leiding te aanvaarden, die beschuldiging niet nader te onderbouwen en feiten te verdraaien, door hem zonder goede grond op non-actief te stellen, hem ‘over de rooie te jagen’ en hem na intrekking van die maatregel op 17 maart 2008 niet tot het werk toe te laten, alsmede door zijn mediation-aanbod te verwerpen en in plaats daarvan te streven naar een beëindiging van de arbeidsovereenkomst. [eiser] is van mening dat FNV Bondgenoten, indien terugkeer naar zijn eigen team zou zijn uitgesloten, na een dienstverband van meer dan 13 jaren, waarin hij goed heeft gefunctioneerd, verplicht is hem passende werkzaamheden aan te bieden. Met anderen dan de heren [y] en [x] heeft [eiser] een goede werkrelatie.
3. FNV Bondgenoten betwist de vordering. Voor zover dat voor de beslissing van belang is, zal daarop hierna - bij de beoordeling - worden ingegaan.
De beoordeling
4.1. Bij de beoordeling van het geschil wordt voorop gesteld dat een werkgever er in verband met de voortgang van het werk in zijn onderneming niet alleen belang bij heeft een zieke werknemer bij zijn re-integratie te begeleiden, maar jegens hem ook gehouden is toe te zien op de wijze waarop hij - ondanks zijn gezondheidsklachten - weer bij de arbeid in de onderneming wordt ingeschakeld. [eiser] verwijt FNV Bondgenoten hem onder druk te hebben gezet zijn werk te hervatten in een omvang die niet overeenkwam met de door de bedrijfsarts vastgestelde belastbaarheid, maar daarvoor heeft de kantonrechter in de stukken voorshands niet voldoende aanwijzingen gevonden. Eerder ontstaat uit de overgelegde correspondentie de indruk dat de heer [y], als casemanager, ertegen heeft willen waken dat [eiser] teveel hooi op z’n vork nam. Nu [eiser] veelal niet op kantoor, maar thuis werkte, lag een frequente begeleiding in de vorm van voortgangsgesprekken alleszins voor de hand. Dat wekelijks de door [eiser] te verrichten werkzaamheden werden doorgenomen, had hij dan ook moeten billijken. Daarmee had hij bij het opstellen van het plan van aanpak in november 2007 ook ingestemd.
4.2. [eiser] heeft voorts gesteld dat hij na zijn ziekmelding niet werd ontlast, maar juist extra taken kreeg toebedeeld. Ook dat heeft FNV Bondgenoten voldoende gemotiveerd betwist. Evenmin is in dit kort geding aannemelijk geworden dat [eiser], toen hij in december 2007 lid van de ondernemingsraad was geworden, voor het OR-werk niet is gecompenseerd. Het had op de weg van [eiser] gelegen om, zo zich daarbij knelpunten voordeden (hetgeen gezien de beperkte belastbaarheid niet denkbeeldig is), die kwestie bij zijn leidinggevende aan te kaarten. Niet gebleken is dat hij dat heeft gedaan.
4.3. Partijen zijn het erover eens dat de werkrelatie tussen [eiser] en de heer [y] in de loop van het re-integratietraject ernstig verstoord is geraakt. In dit kort geding kan in het midden blijven wie daarvan het overwegende verwijt kan worden gemaakt. Kennelijk is het [eiser], mogelijk omdat hij als vakbondsbestuurder gewend was zijn werkzaamheden merendeels zelfstandig in te delen, moeilijk gevallen dat hij in het kader van zijn re-integratie strak werd begeleid. Niet uitgesloten is dat bij zijn wrevel hierover, waaraan hij in zijn correspondentie nogal eens uiting heeft gegeven, mede een rol heeft gespeeld dat de begeleiding van zijn re-integratie was toevertrouwd aan [y], de kort tevoren tot teamleider benoemde oud-collega van [eiser], wiens leidinggevende capaciteiten hij niet hoog aansloeg. Van [eiser] had echter verwacht mogen worden dat hij zich jegens [y] terughoudender en coöperatiever had opgesteld. Anderzijds stelt de kantonrechter vast dat ook [y] niet steeds de toon heeft weten te raken die tegenover een oud-collega, over wie hij het werkgeversgezag was gaan uitoefenen, aangewezen zou zijn geweest om het conflict met [eiser] niet te doen escaleren.
4.4. Worden de opeenvolgende gebeurtenissen vanaf eind januari 2008 in ogenschouw genomen, dan valt op dat de interventies van partijen er weliswaar niet toe hebben bijgedragen dat de werkrelatie normaliseerde, maar tevens dat FNV Bondgenoten tot 17 maart 2008 nog niet de conclusie had getrokken dat een voortzetting van het re-integratietraject vruchteloos zou zijn en aan de arbeidsovereenkomst een einde diende te komen. Eerst door de gebeurtenissen van 17 maart 2008 is voor FNV Bondgenoten de zaak in een ander licht komen te staan. De vraag of hetgeen die dag is voorgevallen de conclusie rechtvaardigt dat een terugkeer van [eiser] niet meer mogelijk is, beantwoordt de kantonrechter ontkennend. Voorshands geeft daarbij de doorslag dat [eiser], die zich kennelijk in toenemende mate getergd heeft gevoeld, zijn toevlucht heeft genomen tot middelen die mogelijk deels passen bij zijn persoon (de - dreiging met een - hongerstaking), maar overigens nauw aansluiten bij het repertoire dat hij zich als vakbondsbestuurder eigen heeft gemaakt (het dreigen met het voeren van actie en het ophangen van pamfletten). Door hem hiervan, gezien de onrust die het op haar kantoor heeft veroorzaakt, een ernstig verwijt te maken, werpt FNV Bondgenoten aan [eiser] als het ware tegen dat hij zich tegen haar, als zijn werkgeefster, bedient van middelen die hij als vakbondbestuurder in haar dienst pleegt in te zetten tegen onwillige werkgevers van haar leden. Van FNV Bondgenoten had verwacht mogen worden dat zij dit niet zo hoog had opgenomen, zeker nu [eiser] kort na zijn actie weer tot bezinning is gekomen en de bemiddeling van de algemeen directeur heeft ingeroepen. FNV Bondgenoten heeft gesteld dat het haar de nodige moeite zou kosten de onrustgevoelens bij haar Utrechtse personeel weg te nemen, maar zij heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit onmogelijk is. Dat [eiser] in de weken na 17 maart 2008 heeft nagelaten zijn klacht over intimiderend en discriminerend gedrag van leidinggevenden met schriftelijke bescheiden te onderbouwen, kan hem gezien de moeilijke positie waarin hij inmiddels was beland evenmin zodanig worden verweten dat werkhervatting niet meer tot de mogelijkheden behoort.
4.5. Bij al wat FNV Bondgenoten thans aan [eiser] verwijt, staat niet ter discussie dat hij als districtsbestuurder, in de interne en externe contacten die zijn functie met zich brengen, veelal naar behoren heeft gefunctioneerd. Dat hij zich in de loop der jaren een eigenzinnige, en - dat wil de kantonrechter niet verhelen - af en toe (te) weinig flexibele medewerker heeft getoond en enkele keren met zijn leidinggevende in aanvaring is gekomen, doet daaraan niet af en maakt niet dat FNV Bondgenoten jegens hem niet de verplichting heeft voor hem een andere werkplek als districtsbestuurder te zoeken. Vanuit het kantoor van FNV Bondgenoten te Utrecht opereren nog vier andere divisies (dan de divisie Metaal) en niet betwist is dat er wel - incidenteel ook gedwongen - overplaatsingen plaats vinden. De vordering voor zover deze luidt dat FNV Bondgenoten dient te worden veroordeeld om Goçmen binnen twee werkdagen na betekening van het vonnis tewerk te stellen in zijn functie van bestuurder in het team Metaal in Utrecht zal derhalve niet worden toegewezen, maar wel die waarbij [eiser] binnen twee werkdagen na betekening van het vonnis tewerk gesteld dient te worden in de functie van bestuurder, in een ander team, te Utrecht.
4.6. [eiser] heeft ook gevorderd om in staat te worden gesteld zijn werkzaamheden als OR-lid te doen. Inherent aan de veroordeling zoals hierboven gegeven is dat de werkzaamheden als ondernemingsraadslid zullen kunnen worden uitgevoerd met inachtneming van het bepaalde in de WOR en het reglement van de ondernemingsraad.
4.7. Zoals hierboven onder 4.5. is vermeld, gaat de kantonrechter ervan uit dat de werkzaamheden in een ander team dan het team Metaal kunnen worden uitgevoerd op het bondskantoor in Utrecht. Dat houdt in dat [eiser] zijn werk op de Varrolaan 100 in Utrecht verricht en dat hem toegang tot dat perceel verleend wordt. Het deel van de vordering dat betrekking heeft op het toelaten tot het kantoor aan de Varrolaan 100 en het verlenen van een toegangspasje is derhalve niet toewijsbaar. Datzelfde geldt voor de bij de functie van bestuurder behorende voorzieningen als een aansluiting op internet en alle ICT-voorzieningen. Ook de verlening van deze faciliteiten is inherent aan de veroordeling om in staat gesteld te worden de functie van bestuurder (en OR-lid) te vervullen.
4.8. Met betrekking tot de vordering om het vakantiedagensaldo op de vakantiekaart te vermeerderen met 16 vakantiedagen is de kantonrechter allereerst van oordeel dat de vordering genoegzaam spoedeisend is en dat uit de probleemanalyse WIA en het re-integratieadvies van Arbo Unie d.d. 6 november 2007 voldoende blijkt dat de arbeidsongeschiktheid, die begonnen is op 17 juli 2007, tot 6 november 2007 geen onderbreking heeft gehad. De probleemanalyse vermeldt dat er aanvankelijk een ziekmelding was met klachten aan de rug, maar dat er gaandeweg de ziekteperiode een andere medische aandoening op de voorgrond is komen te staan en dat die aandoening de reden is van het voortduren van de huidige verzuimperiode. Daaruit kan voorshands niet worden opgemaakt dat Arbo Unie voor de periode van 5 tot en met 30 augustus 2007 van mening is geweest dat [eiser] in staat was zijn arbeid als bestuurder te verrichten. Bovendien is niet of onvoldoende aannemelijk geworden dat de Arbo Unie van mening was dat [eiser] zich gedurende zijn vakantie niet hield aan controlevoorschriften. Derhalve was het naar het voorlopig onderdeel van de kantonrechter FNV Bondgenoten niet toegestaan om bij brief d.d. 17 oktober 2007 de gehele vakantie van augustus 2007 af te boeken van het ”vakantierecht 2007”.
4.9. [eiser] vordert ook dat de officiële waarschuwing in de brief van 5 februari 2008 moet worden ingetrokken en ingetrokken gehouden. De kantonrechter is voorshands van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is dat FNV Bondgenoten de waarschuwing niet aan [eiser] had mogen geven gelet op de in de brief van 5 februari 2008 door [y] gegeven, voldoende dragende en onvoldoende door [eiser] weerlegde, argumenten. Dit deel van de vordering dient derhalve te worden afgewezen.
4.10 FNV Bondgenoten dient als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure te worden veroordeeld.
De beslissing
De kantonrechter:
1. veroordeelt FNV Bondgenoten om [eiser] binnen twee werkdagen na betekening van het vonnis tewerk te stellen in de functie van bestuurder in een ander team dan het team Metaal in Utrecht alsmede om zijn werkzaamheden als OR-lid naar behoren te kunnen uitoefenen.
2. veroordeelt FNV Bondgenoten om binnen twee dagen na betekening van het vonnis het vakantiedagensaldo op de vakantiekaart van [eiser] te vermeerderen met 16 vakantiedagen;
veroordeelt FNV Bondgenoten in de kosten van de procedure tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 438,44 waarvan € 250,- voor salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorbaat;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. J.J.M. de Laat en is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier op de openbare terechtzitting te Utrecht van 6 mei 2008.