RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton – locatie Lelystad
zaaknr.: 374992 VV 07-150
datum : 21 november 2007
Vonnis in het kort geding van:
JOHAN [EISER],
wonende te [woonplaats],
eisende partij, hierna te noemen [eiser],
gemachtigde mr. V.E. Breedveld
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[V.D. HOLDING] B.V.,
gevestigd te Almere,
gedaagde partij, hierna te noemen [V.D. Holding],
gemachtigde mr. A.D. Siderius.
De procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- het exploot van dagvaarding, met producties, d.d. 23 oktober 2007 houdende een vordering tot het treffen van een voorziening bij voorraad;
- het schriftelijk antwoord, tevens eis in voorwaardelijke reconventie van [V.D. Holding], met producties.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 november 2007.
Verschenen zijn:
-[eiser], bijgestaan door mr. Breedveld;
-[V.D. Holding], vertegenwoordigd door de heren R. Timmers en P. Toet,
bijgestaan door mr. Siderius.
Het geschil
In conventie
[eiser] heeft gevorderd dat bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, wordt bepaald dat het non-concurrentiebeding zoals dat tussen partijen van toepassing is, wordt geschorst totdat in een bodemzaak uitspraak over het verzoek ex artikel 7:653 lid 2 BW is gedaan, met veroordeling van [V.D. Holding] in de proceskosten.
[V.D. Holding] heeft verweer gevoerd met conclusie tot niet ontvankelijk verklaring van [eiser] in zijn vorderingen, althans tot ontzegging daarvan, althans tot afwijzing daarvan, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
in (voorwaardelijke) reconventie
De vordering van [V.D. Holding] strekt ertoe dat, voor het geval het concurrentiebeding niet zal worden geschorst, aan [eiser] een dwangsom zal worden opgelegd van € 1.000,00 per dag, indien [eiser] in strijd handelt met het vonnis en het concurrentiebeding overtreedt.
[eiser] heeft de vordering betwist.
De vaststaande feiten
In conventie en in (voorwaardelijke) reconventie
Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd betwist –mede op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van de overgelegde producties- het volgende vast:
1.1
[eiser] is sinds oktober 1999 werkzaam bij (de rechtsvoorgangster van) [V.D. Holding] in de functie van Service Technicus tegen een salaris van laatstelijk € 1.910,00 bruto per maand.
1.2
Als Service Technicus installeert [eiser] door [V.D. Holding] aan bedrijven verkochte koffie- en snoepautomaten. Voorts pleegt hij onderhoud daaraan en verhelpt hij storingen. De afgelopen twee jaren is [eiser], wonende in [woonplaats], steeds ingezet geweest in oost –en midden Nederland.
1.3
In de arbeidsovereenkomst met [eiser] is een concurrentiebeding opgenomen. Dit komt er kort gezegd op neer dat het [eiser] verboden is om binnen een tijdvak van twee jaren na het einde van de dienstbetrekking werkzaam te zijn voor een met [V.D. Holding] concurrerend bedrijf.
1.4
Autobar Holland B.V. (hierna verder te noemen: Autobar) is (net als [V.D. Holding]) leverancier van koffie- frisdranken- en snoepautomaten en daarmee een concurrent van [V.D. Holding]. Autobar heeft een vacature voor de functie van Service Technicus voor de regio Utrecht/Amersfoort. Autobar heeft [eiser] deze functie aangeboden. Die functie bestaat uit dezelfde werkzaamheden als de werkzaamheden die [eiser] thans voor [V.D. Holding] verricht.
1.5
[V.D. Holding] heeft aangeboden het salaris van [eiser] met € 250,00 bruto per maand te verhogen.
De beoordeling
In conventie
2.1
Aan zijn vordering is door [eiser] ten grondslag gelegd dat hij in wil gaan op het aanbod van Autobar. Autobar biedt hem namelijk een modern marktconform pakket arbeidsvoorwaarden aan, waaronder een kerstgratificatie, 8 1/2 % vakantietoeslag, 27 vakantiedagen op jaarbasis, 6 ATV dagen en goede ontwikkelingsmogelijkheden. [eiser] heeft berekend dat hij er € 310,00 netto per maand op vooruit gaat. Volgens [eiser] levert de overstap hem dan ook een aanzienlijke financiële verbetering op. Verder kan [eiser] bij Autobar werkzaam blijven in de branche van snoep- en koffieautomaten, hetgeen zijn wens is, en zal hij dichter bij huis kunnen werken. Voorts is [eiser], naar hij heeft betoogd, na acht jaren bij [V.D. Holding] werkzaam te zijn geweest, toe aan een nieuwe werkgever. In de visie van [eiser] wenst [V.D. Holding] hem enkel te houden aan het concurrentiebeding, omdat zij moeilijk aan goed personeel kan komen. [eiser] is van mening dat de belangen die [V.D. Holding] stelt te hebben bij handhaving van het concurrentiebeding niet opwegen tegen zijn belangen om bij Autobar in dienst kunnen treden en dat hij onbillijk wordt benadeeld.
2.2
[V.D. Holding] heeft als verweer aangevoerd dat de belangen van [eiser] om bij Autobar in dienst te kunnen treden geenszins opwegen tegen die van [V.D. Holding] om hem aan het concurrentiebeding te houden. Volgens [V.D. Holding] heeft [eiser] ook bij haar goede carrièreperspectieven. Aan reistijd zal hij volgens [V.D. Holding] nauwelijks winnen. Voorts zal [eiser] zich bij Autobar nauwelijks financieel kunnen verbeteren. Een deel van het verschil in beloning bij Autobar en bij [V.D. Holding] zit er onder meer in dat [eiser] de beschikking krijgt over een grotere leaseauto en dat hij dus fiscaal iets meer afdraagt. Daarnaast is er een verschil in vakantiedagen. Voor zover er al enige financiële verbetering in zou zitten, is [V.D. Holding] bereid het salaris van [eiser] met € 250,00 bruto per maand te verhogen. Van een onredelijke benadeling van [eiser] door hem aan het concurrentiebeding te houden, is volgens [V.D. Holding] dan ook geen sprake. Volgens [V.D. Holding] heeft juist zíj belang bij handhaving daarvan. [eiser] is op de hoogte van het klantenbestand van [V.D. Holding]. Hij heeft als Service Technicus veelvuldig klantencontact. De Service Technicus is dé relatiebeheerder bij Van Duijnen. [eiser] kent dan ook de markt binnen zijn rayon en kan aldus gemakkelijk inspringen op ontwikkelingen bij klanten en potentiële klanten. Volgens [V.D. Holding] bestaat er een reëel risico dat [eiser] klanten van [V.D. Holding] zal gaan bewegen in de toekomst opdrachten aan Autobar te verstrekken. Daarnaast is [eiser] volgens [V.D. Holding] op de hoogte van de wijze van werken bij [V.D. Holding]. Hij beschikt volgens [V.D. Holding] over specifieke kennis en know-how. Bovendien heeft [V.D. Holding] geïnvesteerd in de opleiding van [eiser] tot Service Technicus. Zo heeft hij bij [V.D. Holding] de opleidingen Basisveiligheid VCA, de Vakopleiding Servicetechnicus en de opleiding Koeltechniek gevolgd. Daarnaast heeft hij “training on te job” genoten. Van dit alles zal Autobar –die voor [eiser] geen opleidingskosten meer hoeft te maken- nu het profijt hebben.
Al met al is volgens [V.D. Holding] van een onbillijke benadeling van [eiser] door hem aan het concurrentiebeding te houden geen sprake.
2.3
Van de spoedeisendheid van de vordering is de kantonrechter voldoende gebleken. [eiser] is immers aangeboden om bij Autobar in dienst te treden en hierover zal hij op korte termijn aan Autobar uitsluitsel moeten geven.
2.4
De kantonrechter stelt voorshands voorop dat [eiser] door in dienst te treden bij Autobar in strijd handelt met het concurrentiebeding. Autobar is immers een rechtstreekse concurrent van [V.D. Holding]. Dit is voor partijen ook niet het punt van discussie.
In dit kort geding, waarin [eiser] schorsing van het met hem overeengekomen concurrentiebeding vordert, gaat het enkel om de vraag of te verwachten is dat de bodemrechter op de voet van het bepaalde in artikel 7:653 lid 2 BW dat beding zal vernietigen op de grond dat, in verhouding tot het te beschermen belang van [V.D. Holding], [eiser] door dat beding onbillijk benadeeld wordt.
2.5
Voorshands is de kantonrechter van de door [eiser] gestelde belangen om bij Autobar in dienst te kunnen treden, genoegzaam gebleken. Dat [eiser] er bij Autobar -alle primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden in beschouwing nemende- € 310,00 netto per maand op vooruit zal gaan, blijkt voorshands voldoende uit de door hem als productie 8 overgelegde berekening. Ook als rekening wordt gehouden met de door [V.D. Holding] aan [eiser] in het vooruitzicht gestelde salarisverhoging van € 250,00 bruto per maand zal [eiser] door over te stappen naar Autobar zich nog steeds financieel kunnen verbeteren. Voorts staat vast dat [eiser] de afgelopen twee jaren voor [V.D. Holding] in het midden en in het oosten van Nederland zijn werkzaamheden heeft moeten verrichten, terwijl tevens vaststaat dat hij bij Autobar zal worden aangenomen voor de regio Utrecht/Amersfoort. Gelet op zijn woonplaats Hoogland –gelegen onder de rook van Amersfoort- wordt het er voorshands dan ook voor gehouden dat hij bij Autobar dichter bij huis zal kunnen werken. Tenslotte acht de kantonrechter het voorshands een te respecteren belang van [eiser] om, na acht jaren werkzaam te zijn geweest bij [V.D. Holding], voor een andere werkgever in een nieuwe omgeving te kunnen gaan werken; zulks temeer bezien in het licht van zijn grondrecht op vrije keuze van arbeid.
2.6
Ten aanzien van de door [V.D. Holding] gestelde belangen is de kantonrechter voorshands van oordeel dat het belang van Van Duijnen om [eiser] aan het concurrentiebeding te houden, omdat zij in [eiser] heeft geïnvesteerd door hem op te leiden en dat Autobar daarvan zal profiteren, weinig gewicht in de schaal legt. In dit verband staat vast dat [eiser] één training en drie opleidingen heeft gevolgd, te weten een Klantgerichtheid Training, de opleiding Basisveiligheid VCA, de Vida Vakopleiding Service Technicus en een Opleiding Koeltechniek. Het gevolgd hebben van laatst gemelde opleiding is naar voorlopig oordeel van de kantonrechter in het kader van de te maken belangenafweging niet relevant. Vaststaat immers dat deze cursus niet ondersteunend is aan de huidige werkzaamheden van [eiser] en dat deze daarmee evenmin ondersteunend is aan de werkzaamheden die hij voor Autobar kan gaan verrichten. Dat Autobar van het gevolgd hebben door [eiser] van de opleiding Koeltechniek profijt zal hebben, kan voorshands dan ook niet worden aangenomen. Ook het gevolgd hebben van de training en de andere opleidingen legt voor de kantonrechter voorshands niet veel gewicht in de schaal. Zo is niet weersproken en staat dus vast dat de opleiding Basisveiligheid VCA in december 2000 is afgerond, dat de opleiding Vida Vakopleiding Service Technicus is afgerond in januari 2004 en dat de deelname van [eiser] aan de Klantgerichtheid Training heeft plaatsgevonden in november 2005. Het gaat naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter dan ook om een training en opleidingen, die minstens al weer twee jaren geleden zijn afgerond. Nu evenmin is weersproken dat die training en opleidingen kort hebben geduurd en evenmin is gesteld of gebleken dat het hier om dure opleidingen ging, wordt het er voorshands voor gehouden dat het dragen van de kosten van deze opleidingen voor [eiser] zich al ruimschoots heeft terugbetaald voor [V.D. Holding]. Dit in aanmerking nemende, legt het door [V.D. Holding] aangevoerde argument dat Autobar zal profiteren van de door [V.D. Holding] gefinancierde opleidingen voorshands weinig gewicht in de schaal. [V.D. Holding] heeft voorts dan nog wel betoogd dat tevens sprake is geweest en -in verband met de zich weer vernieuwende techniek- nog steeds is van “training on the job”, maar dit is te vaag om voorshands rekening mee te kunnen houden. Van [V.D. Holding] zou in elk geval verwacht hebben mogen worden, met name nu [eiser] gezien zijn werkervaring en vooropleiding –hij heeft een MBO opleiding elektrotechniek gevolgd- voorshands verondersteld kan worden een geroutineerde Service Technicus te zijn, dat zij zou hebben aangegeven hoeveel tijd hier gemiddeld genomen dan mee heen gaat en hoeveel dit [V.D. Holding] gemiddeld kost.
Gelet op het vorenstaande, en nu voorts vaststaat dat de door [eiser] middels voormelde opleidingen c.q. training verkregen kennis puur vaktechnisch is –en niet specifiek gerelateerd aan de bedrijfsvoering van [V.D. Holding]- is de kantonrechter voorshands van oordeel dat het door [V.D. Holding] voor handhaving van het concurrentiebeding gebezigde argument dat zij heeft geïnvesteerd in [eiser] en dat Autobar daarvan zal profiteren nauwelijks gewicht toekomt.
2.7
De angst die [V.D. Holding] stelt te hebben dat [eiser] klanten van [V.D. Holding] zal overhalen om zaken te gaan doen met Autobar in plaats van met [V.D. Holding] komt de kantonrechter voorshands overdreven voor. Evenzeer geldt dit voor de stelling van [V.D. Holding] dat [eiser] op de hoogte is van de markt en dat hij kan inspringen op ontwikkelingen bij klanten en potentiële klanten en dat Autobar daarvan zal profiteren. Het mag zo zijn dat [eiser] al een geruim aantal jaren werkzaam is voor [V.D. Holding], dat hij op de hoogte is van het klantenbestand van [V.D. Holding], dat [V.D. Holding] via haar Service Technici door klanten wordt aangesproken met vragen over onderhoud en storingen van geplaatste automaten en dat [eiser] in die zin als intermediair fungeert tussen die klanten en [V.D. Holding], een en ander brengt naar voorlopig oordeel van de kantonrechter nog niet met zich dat er een gegronde vrees hoeft te bestaan dat [eiser] klanten over zal halen om met Autobar in zee te gaan dan wel dat de klantenkring van Autobar anderszins zal worden vergroot door zijn komst. [eiser] is immers niets meer dan een servicemonteur, die in opdracht van zijn leidinggevende automaten plaatst bij klanten, daaraan onderhoud verricht en storingen verhelpt. Hij gaat, naar hij ter terechtzitting onweersproken heeft aangevoerd en zoals dit voorshands ook kan worden afgeleid uit de als productie 5 bij dagvaarding overgelegde functieomschrijving van een Service Technicus, niet over de acquisitie, niet over het afsluiten van contracten met klanten en evenmin over de prijsstellingen. Hij is, naar hij terechtzitting onbetwist heeft aangevoerd, ook niet in de gelegenheid om afspraken met klanten te maken. Meestal ontmoet hij, naar hij onweersproken heeft betoogd, niet meer dan ondergeschikten van de klanten, zoals medewerkers van bedrijfskantines. Dit in aanmerking nemende, en nu vaststaat dat [eiser] dezelfde werkzaamheden bij Autobar gaat verrichten als hij thans bij [V.D. Holding] verricht, wordt de kans dat [eiser] klanten van [V.D. Holding] zal overhalen om naar Autobar over te stappen dan wel dat de klantenkring van Autobar anderszins zal worden vergroot door de komst van [eiser] voorshands gering ingeschat.
2.8
Ook aan het betoog [V.D. Holding] dat [eiser] op de hoogte is van de wijze van werken bij [V.D. Holding] ten aanzien van bestellingen van klanten kan de kantonrechter voorshands maar weinig gewicht toe kennen. Dat die wijze van werken zo specifiek is, dat die uit het oogpunt van concurrentie overwegingen niet naar buiten behoort te komen, is niet gesteld noch voorshands gebleken.
Dit zelfde voorlopige oordeel treft de betwiste stelling van [V.D. Holding] dat [eiser] over specifieke kennis en know-how beschikt ten aanzien van de door Van Duijnen geleverde diensten. Ter terechtzitting heeft de kantonrechter [V.D. Holding] hiernaar ook expliciet gevraagd en is hem medegedeeld dat die kennis en know-how puur vaktechnisch is en dat die kennis (waarschijnlijk) ook bij de concurrenten van [V.D. Holding] aanwezig is.
2.9
Door [V.D. Holding] is ter terechtzitting nog betoogd dat het voor bedrijven in de branche voor koffie en snoepautomaten moeilijk is om aan Service Technici zoals [eiser] te komen en dat [V.D. Holding] het zich als kleine speler op de markt daarom niet kan veroorloven een Service Technicus naar een grote concurrent als Autobar te laten vertrekken. Dit betoog van [V.D. Holding] vormt voor de kantonrechter voorshands geen doorslaggevend argument om [eiser] aan het concurrentiebeding te houden. Naar voorlopig oordeel van de kantonrechter mag een concurrentiebeding niet gehanteerd worden als middel tot handhaving van het personeelsbestand.
2.10
Samenvattend komt de kantonrechter voorshands tot de conclusie dat enerzijds [eiser] er duidelijk belangen bij heeft om van het concurrentiebeding te worden ontheven. Ook [V.D. Holding] heeft weliswaar belangen om hem aan zijn concurrentiebelang te houden, maar zwaarwegend kunnen die belangen voorshands niet worden genoemd. De belangen van [eiser] en [V.D. Holding]en tegen elkaar afwegende, is de kantonrechter voorshands dan ook van oordeel dat [eiser] onbillijk wordt benadeeld als hij aan het concurrentiebeding wordt gehouden. De kans dat de bodemrechter tot een dergelijk oordeel zal komen, wordt voorshands dan ook gereed aanwezig geacht.
2.11
Op grond van het vorenstaande zal de vordering dan ook worden toegewezen.
2.12
[V.D. Holding] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden verwezen.
In (voorwaardelijke) reconventie
2.13
Aan de behandeling van de reconventionele vordering wordt niet toegekomen. De voorwaarde waaronder deze is ingesteld, is immers niet vervuld.
De beslissing in kort geding
De kantonrechter:
- schorst het concurrentiebeding zoals dat tussen partijen van toepassing is totdat in een
bodemprocedure op een verzoek ex artikel 7:653 lid 2 BW uitspraak is gedaan;
- veroordeelt [V.D. Holding] in de kosten van het geding, welke kosten tot op heden aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
• € 400,00 voor salaris gemachtigde
• € 106,00 voor vast recht
• € 84,31 voor explootkosten;
- verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. M.J.C.M. Manders, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 21 november 2007, in tegenwoordigheid van de griffier.