RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton – locatie Deventer
zaaknr. : 453372 HA VERZ 09-117
datum : 14 juli 2009
Beschikking op een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst
in de zaak van:
[VERZOEKENDE PARTIJ] DEVENTER B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
verzoekende partij, verder te noemen: ‘[verzoekende partij]’,
gemachtigde mw. mr. E.W.M. Lucassen-Leeuwenberg, advocaat te Deventer,
tegen
[VERWERENDE PARTIJ],
wonende te [woonplaats],
verwerende partij, verder te noemen: ‘[verwerende partij]’,
gemachtigde mr. F.J.M. Kobossen, advocaat te Apeldoorn.
De procedure
De kantonrechter heeft kennis genomen van:
- het verzoekschrift d.d. 3 juni 2009 met 17 aangehechte producties,
- de bij brief van 9 juni 2009 door [verzoekende partij] toegezonden vervangende productie 17,
- het verweerschrift d.d. 25 juni 2009 en
- de bij brief van 29 juni 2009 door [verzoekende partij] ingezonden producties 18 tot en met 22.
De mondelinge behandeling is gehouden op 30 juni 2009.
Verschenen zijn:
- namens [verzoekende partij] de heer [H], manager productie, en mevrouw [I], manager P&O, beiden vergezeld door mr. C.J. Verhage, kantoorgenoot van mw. mr. Lucassen-Leeuwenberg voormeld, en
- [verwerende partij], vergezeld van mr. Kobossen voormeld.
Het geschil
[verzoekende partij] heeft verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verwerende partij] wegens gewichtige redenen, zonder toekenning van een vergoeding naar billijkheid.
[verwerende partij] heeft zich verzet tegen een ontbinding en de afwijzing van het verzoek bepleit. Subsidiair heeft hij aangevoerd dat bij een ontbinding aan hem een vergoeding naar billijkheid moet worden toegekend van € 60.000,00 bruto.
De vaststaande feiten
Tussen partijen staat als gesteld en erkend dan wel niet (voldoende) betwist, mede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden bescheiden, het volgende vast.
a. [verzoekende partij] fabriceert voornamelijk kunststof opslag- en transportcontainers. Daarbij maakt zij onder meer gebruik van rotatiegietmachines.
b. [verwerende partij], geboren op [datum], is op [datum] bij [verzoekende partij] in dienst getreden. [verwerende partij] vervult thans de functie van ‘senior rotatiegieter’. Het salaris bedraagt € 2.474,40 bruto per maand inclusief ploegentoeslag en exclusief andere emolumenten.
c. [verwerende partij] is bij brief van 31 januari 2002 door [verzoekende partij] gewaarschuwd wegens het herhaaldelijk te laat op het werk komen. Bij brief van 16 juli 2002 is [verwerende partij] gewaarschuwd wegens het overtreden van de veiligheidsvoorschriften, welke overtreding bestond uit het onjuiste gebruik van een doorslijpmachine en het daarbij niet dragen van een veiligheidsbril.
d. Bij brief van 17 maart 2005 is [verwerende partij] door [verzoekende partij] gewaarschuwd wegens het niet houden aan de gemaakte afspraken omtrent diens (bijzonder) verlof en de ongeoorloofde afwezigheid. Bij brief van 2 januari 2006 is [verwerende partij] door [verzoekende partij] gewaarschuwd wegens zijn opstelling bij de ploegoverdracht van 19 december 2005, te weten het met stemverheffing met een collega gaan discussiëren in de Turkse taal en het vastpakken van een andere collega bij diens kleding.
e. Bij brief van 13 november 2006 is [verwerende partij] gewaarschuwd voor zijn agressieve houding en gedrag op 9 november 2006 tegenover een leidinggevende, het op die dag tot tweemaal toe zonder toestemming van zijn leidinggevende ‘leegdraaien van een machine-arm’ (d.i. het tijdelijk ophouden van de productie) en het niet opruimen van rommel rondom de machine. In die brief is aan het slot weergegeven dat [verwerende partij], gezien de voorgaande waarschuwingen, zich heeft te realiseren dat een volgende overtreding tot gevolg heeft dat tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst zal worden overgegaan.
f. Op 7 december 2006 is het functioneren van [verwerende partij] in 2006 door [verzoekende partij] op een groot aantal onderdelen als onvoldoende aangemerkt. [verzoekende partij] heeft in het daarvan opgemaakte beoordelingsverslag daarbij met name aangegeven dat [verwerende partij] beter dient te communiceren en beter moet omgaan met spanningen.
g. Op 26 november 2007 is het functioneren van [verwerende partij] in 2007 door [verzoekende partij] op de meeste onderdelen als onvoldoende aangemerkt. [verzoekende partij] heeft in het daarvan opgemaakte beoordelingsverslag met name aangegeven dat [verwerende partij] zijn communicatie heeft te verbeteren en de werkinstructies beter moet lezen en beter moet opvolgen.
h. Op 17 januari 2008 is [verwerende partij] schriftelijk door [verzoekende partij] gewaarschuwd wegens het zich niet houden aan de interne procedure bij misproductie. De daarover aan [verwerende partij] gezonden brief sluit met de passages: ‘Als senior machinevoerder behoort u deze al jaren geldende procedure te kennen en als zodanig toe te passen tijdens uw productieproces. Voor deze overtreding ontvangt u een officiële waarschuwing. Het mag duidelijk zijn dat wij een dergelijke houding van u niet kunnen en willen accepteren. Indien wij in de toekomst wederom een dergelijke ‘misstap’ bemerken, zullen wij niet schromen om passende maatregelen te nemen. Waarbij schorsing en/of ontbinding van uw arbeidsovereenkomst tot de mogelijkheden kan behoren.’ [verwerende partij] heeft deze brief van zijn handtekening voorzien.
i. Bij brief van 18 februari 2009 is [verwerende partij] door [verzoekende partij] gewaarschuwd voor het te laat opbouwen van een matrijs en tot drie keer toe ongeoorloofd leegdraaien van een ingeplande matrijs, als gevolg waarvan de planning niet gerealiseerd kon worden en de klant onnodig lang op zijn producten moest wachten. Deze brief bevat verder de volgende passage: ‘Heden ontvangt u uw zevende officiële waarschuwing. Dit is een zeer ernstige waarschuwing en u dient zich te realiseren dat een eerst volgende overtreding tot gevolg heeft dat [verzoekende partij] onverwijld over zal gaan tot beëindiging van uw arbeidsovereenkomst en een ontslag op staande voet tot de mogelijkheden behoort. Voor ons is hiermee de maat meer dan vol mede gezien het feit dat u in 2006 reeds eerder gewaarschuwd bent [op; lees: wegens] door u veroorzaakt onnodig productieverlies.’ [verwerende partij] heeft deze brief van zijn handtekening voorzien.
j. Op 13 mei 2009 is het functioneren van [verwerende partij] in 2008 door [verzoekende partij] als overwegend voldoende beoordeeld. Als aandachtspunt heeft [verzoekende partij] in het opgemaakte beoordelingsverslag vermeld dat [verwerende partij] zijn communicatie moet verbeteren.
k. Bij brief van 26 mei 2009 aan [verwerende partij] heeft [verzoekende partij] allereerst gerefereerd aan de inhoud van haar brief van 18 februari 2009, waarna wordt vermeld:
Al deze waarschuwingen ten spijt, hebben wij moeten constateren dat u op 25 mei jl. opnieuw een ernstige overtreding bent begaan. U bent opnieuw zeer nalatig geweest bij de uitvoering van uw taken en roekeloos omgesprongen met onze belangen.
U heeft bijvoorbeeld onnodig, en zonder overleg met uw teamleider, een arm van de rotatiegiet-machine opgehouden. Hierdoor ontstond voor een periode van ca. 30 minuten productieverlies.
Na het ombouwen van de arm heeft u de instellingen van de machine niet gecontroleerd. Ook gedurende de rest van uw dienst heeft u de instellingen van de machine niet meer gecontroleerd. Hierdoor zijn de 3 producten die u heeft gemaakt met de verkeerde instellingen en zonder krimpmal geproduceerd.
U heeft de werkinstructie eenvoudigweg niet gelezen en dien tengevolge de valproef niet uitgevoerd. Hierdoor kan de kwaliteit van de producten niet worden gewaarborgd en lopen wij het risico dat onze klanten producten ontvangen die niet aan de kwaliteitseisen voldoen. Dit is onacceptabel.
Wij hebben u van[verwerende partij]gen gehoord over hetgeen gisteren is gebeurd. U kon geen verklaring voor uw handelwijze geven die ons van gedachten heeft doen veranderen.
Nu wij u reeds herhaaldelijk hebben gewaarschuwd en u nog altijd instructies niet opvolgt en daardoor de kwaliteit van onze producten en de voortgang van het productieproces in gevaar brengt, zijn wij thans genoodzaakt een beëindiging van de arbeidsovereenkomst na te streven. (...)’
l. [verwerende partij] is vanaf 26 mei 2009 vrijgesteld van zijn verplichting om voor [verzoekende partij] arbeid te verrichten.
Het verzoek
[verzoekende partij] heeft - samengevat - aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat op 25 mei 2009 is gebleken dat [verwerende partij], alle eerdere waarschuwingen ten spijt, opnieuw ernstig in de fout is gegaan. Ondanks zijn kunde en ervaring als senior machinevoerder heeft hij zich om onduidelijke redenen niet gehouden aan de voorgeschreven wijze van produceren van een zogenaamd ‘[Y]-product’, ofwel een hydroliekolietank, waarvoor een ‘zero-tolerance’-beleid geldt vanwege de aan een breuk of lekkage verbonden risico’s. Ondanks alle waarschuwingen verbetert [verwerende partij] zijn gedrag niet. De handelwijze van [verwerende partij] brengt teveel risico’s mee op het gebied van de kwaliteitseisen en de voortgang van de productie. Daardoor is sprake van een dringende reden die ertoe leidt dat redelijkerwijs niet meer van haar kan worden gevergd het dienstverband te laten voortduren. Voor zover voormelde omstandigheden geen dringende reden opleveren, is er in ieder geval sprake van veranderingen in de omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst met [verwerende partij] op een zo kort mogelijke termijn dient te eindigen. Nu de oorzaak voor de ontbinding van de arbeidsovereenkomst geheel in de risicosfeer van [verwerende partij] ligt, is er geen reden voor een vergoeding naar billijkheid.
Het verweer
[verwerende partij] heeft het verzoek bestreden en daartoe - samengevat - het volgende aangevoerd. Uit de beoordelingen en zijn doorgroei binnen [verzoekende partij] blijkt dat [verzoekende partij] tot voor kort positief was over zijn functioneren. Het is onbestaanbaar dat [verwerende partij] nauwelijks twee weken na zijn zeer positieve beoordeling over 2008 op non-actief wordt gesteld. Er is sprake van stemmingmakerij om andere voor [verwerende partij] onduidelijke redenen. De door [verzoekende partij] aan [verwerende partij] gemaakte verwijten zijn overtrokken en al hetgeen wat ouder is dan 2 à 3 jaar is gedateerd en niet meer van belang. De in 2008 en in 2009 aan [verwerende partij] gemaakte verwijten zijn onjuist en verdienen bijstelling. Op 25 mei jl. heeft [verwerende partij] niet anders gehandeld dan in overleg met en met instemming van teamleider [B]. Er is geen sprake van dat [verwerende partij] werkinstructies of veiligheidsvoorschriften niet in acht zou nemen. Er is daardoor geen grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een dringende reden noch wegens een verandering van omstandigheden. Bij twijfel dient in ieder geval te worden gehoord teamleider [B]. Gelet op de huidige toestand van de arbeidsmarkt en zijn leeftijd van [X] jaar heeft hij ook een groot belang bij behoud van zijn dienstverband. Het verzoek dient dan ook te worden afgewezen. In het geval van ontbinding van de arbeidsovereenkomst maakt [verwerende partij], nu hij slecht behandeld is, aanspraak op een vergoeding volgens de uitkomst van de kantonrechtersformule bij toepassing van factor A op 10,5 en correctiefactor C op 2, ofwel afgerond € 60.000,00 bruto, waarbij voorts rekening gehouden moet worden met de fictieve opzegtermijn.
De beoordeling
1.
De kantonrechter heeft zich op basis van de door partijen gegeven informatie ervan vergewist dat het verzoek geen verband houdt met enig verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst.
2.
De kantonrechter heeft te beantwoorden de vraag of zich voordoet een gewichtige reden bestaande uit omstandigheden die een dringende reden als bedoeld in artikel 7:677 BW opleveren dan wel dat die veranderingen in de omstandigheden opleveren, die van dien aard zijn dat het dienstverband billijkheidshalve op korte termijn behoort te eindigen.
3.
Uit de veelheid van overgelegde bescheiden moet worden afgeleid dat het vertrouwen van [verzoekende partij] in [verwerende partij] en zijn functioneren in de loop der jaren in toenemende mate onder druk is komen te staan en dat [verwerende partij] herhaaldelijk op zijn functioneren is aangesproken - in het bijzonder ten aanzien van het zich houden aan de werkinstructies en -procedures en zijn tekortschietende communicatie met anderen.
3.1
Anders dan [verwerende partij] thans betoogt, moet aan de juistheid van die stukken worden vastgehouden. Daarvoor is redengevend dat niet gebleken is dat [verwerende partij] op enig moment tegen welke aan hem verstrekte waarschuwing dan ook heeft geprotesteerd of anderszins een daarvan afwijkende visie heeft gegeven. Daarenboven heeft hij de (twee laatste) waarschuwingen van 17 januari 2008 en 18 februari 2009 van een handtekening voorzien. Daarbij komt dat andere stukken ontbreken waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de op [verwerende partij] uitgeoefende kritiek niet zo serieus dient te worden genomen, zoals hij thans ten processe aanvoert. Het kennelijk bagatelliseren van deze kritiek is voor de kantonrechter een aanwijzing dat [verwerende partij] het op gezette momenten kennelijk niet zo nauw wil nemen met zijn verantwoordelijkheid jegens [verzoekende partij] en dat hij onvoldoende oog heeft voor de belangen van [verzoekende partij] op de gebieden van kwaliteit en veiligheid.
3.2
Als uitgangspunt heeft dan ook te gelden dat de arbeidsrelatie van partijen na de waarschuwing van 18 februari 2009 onder zware druk stond en dat [verzoekende partij] met en na die waarschuwing aan [verwerende partij] een laatste kans had geboden om zich - in ieder geval voor langere tijd - te verbeteren. Gelet op de ondertekening door [verwerende partij] van die brief moet worden aangenomen dat het [verwerende partij] toen ook wel duidelijk was dat aan hem een finale kans werd gegeven. Aangezien in de voorgaande jaren, zo blijkt uit de stukken, al eerder de nodige aandacht is geschonken aan het zich niet houden aan de werkinstructies en het daardoor veroorzaken van productieverlies, mocht [verzoekende partij], anders dan [verwerende partij] nu betoogt, ook zo zwaar tillen aan het gelaakte handelen van 18 februari 2009.
3.3
Anders dan [verwerende partij] veronderstelt, doet de omstandigheid dat hij op 13 mei 2009 een overwegend positieve beoordeling heeft ontvangen aan het voorgaande niets af, niet in de laatste plaats omdat die beoordeling betrekking heeft op het jaar 2008 en niet (mede) ziet op het incident van 18 februari 2009.
4.
Wat betreft het debat van partijen over de vraag of [verwerende partij] op 25 mei 2009 zijn laatste kans heeft verspeeld, zoals [verzoekende partij] aanvoert en [verwerende partij] bestrijdt, geldt het volgende.
4.1
[verzoekende partij] verwijt [verwerende partij] een ernstig verzuim en stoelt dat op vier concrete schendingen van de werkinstructies, te weten a) het onnodig ophouden van een productiearm en het daardoor veroorzaken van productieverlies, b) het produceren zonder de juiste instellingen, c) het produceren zonder krimpmal en d) het niet uitvoeren van de valproef.
ad a)
Op basis van wat partijen over en weer hebben aangevoerd, is onvoldoende aannemelijk geworden dat [verwerende partij] op de vroege ochtend van 25 mei 2009 een van de drie productiearmen onnodig lang heeft opgehouden en daardoor productieverlies heeft veroorzaakt.
ad b)
Vast staat dat [verwerende partij] na het ombouwen van de productiearm niet de (gecomputeriseerde) instellingen van de machine heeft gecontroleerd en heeft aangepast ten behoeve van de door hem te produceren kunststof containers. Hij heeft immers aangevoerd dat hij tijdens het ombouwen van de bewuste machine-arm zijn leidinggevende [B] bij het computerscherm van de machine heeft zien staan en daar handelingen heeft zien uitvoeren en dat hij erop heeft vertrouwd dat [B] de juiste instellingen heeft ingevoerd. Waarop hij dat vertrouwen heeft gebaseerd dat zijn leidinggevende feitelijk de benodigde instellingen heeft ingevoerd, is niet door hem verduidelijkt. Nu onomstreden is dat [verwerende partij] als senior machinevoerder verantwoordelijk was voor een juiste en tijdige productie met die machine is ook niet te begrijpen dat [verwerende partij] de benodigde instellingen niet heeft gecontroleerd. Het gaat immers om - zo begrijpt de kantonrechter - een eenvoudige handeling die weinig tijd zou nemen. Hierdoor heeft [verwerende partij] zijn taak verzuimd en zijn verantwoordelijkheid miskend, te meer nu vast staat dat [verwerende partij] ook bij de volgende productiegangen de instellingen niet heeft gecontroleerd, zodat meerdere producten met de onjuiste instellingen zijn vervaardigd.
ad c)
[verwerende partij] heeft niet bestreden dat hij op 25 mei 2009 drie zogenaamde ‘[Y]-producten’ ofwel drie hydroliekolietanks heeft geproduceerd, dat daaraan hoge kwaliteits- en veiligheidseisen worden gesteld en dat de daarbij behorende werkinstructie voorschrijft dat het afkoelen van dat product dient plaats te vinden met behulp van een zogenaamde krimpmal om krimp van dat product te voorkomen. [verwerende partij] heeft niet weersproken dat hij die mal bij het afkoelen niet heeft gebruikt. Hij heeft niet toegelicht of verklaard waarom hij dat heeft nagelaten.
ad d)
[verwerende partij] heeft niet betwist dat de werkinstructie voor genoemd ‘[Y]-product’ voorschrijft dat het product na het afkoelen wordt getest in de waterbak, daarna wordt gecontroleerd op luchtbellen en tot slot een valproef moet ondergaan. Ter zitting heeft [verwerende partij] aangevoerd dat hij het product wel heeft gecontroleerd, waarbij hij heeft gesproken over de waterbak. [verzoekende partij] heeft daarop gesteld dat [verwerende partij] daarmee de bevindingen van vier van haar teamleiders bevestigt, te weten dat deze op de drie producten geen bewijs hebben kunnen vinden voor het ondergaan hebben van een valproef. [verwerende partij] heeft daarop volstaan met de algemene opmerking dat hij de producten voor 100% heeft gecontroleerd. Gelet daarop en op de overgelegde verklaring van teamleider [G] is voldoende aannemelijk dat de vereiste valproef niet door [verwerende partij] is uitgevoerd.
4.2
[verwerende partij] heeft niet weersproken dat hij de bewuste drie producten na productie aan de voor een uitlevering aan klanten beschikbare voorraad heeft toegevoegd. Met de hiervoor weergegeven verzuimen moet worden aangenomen dat geenszins voor de kwaliteit - en daardoor voor de veiligheid - van die producten kon worden ingestaan. Gelet op de ervaring en de functie van [verwerende partij] is nauwelijks voorstelbaar dat hij zich daarvan niet bewust is geweest.
4.3
Uit het voorgaande volgt dat [verwerende partij] op 25 mei 2009 - opnieuw - op ernstige wijze onvoldoende zorgvuldig is omgesprongen met de voor hem geldende werkinstructies en - in het verlengde daarvan - de (kwaliteits- en veiligheids)belangen van [verzoekende partij].
5.
Niet valt in te zien wat [verzoekende partij] voorafgaande aan 25 mei 2009 meer of anders had kunnen doen om het functioneren van [verwerende partij] op het verlangde niveau te houden en een verzuim als gebleken te voorkomen. [verzoekende partij] heeft daarvoor ook ruim de tijd genomen en hem telkens gewezen op de noodzaak van het zich stipt houden aan de werkinstructies en de veiligheids-voorschriften.
6.
Het moet dan ook worden gebillijkt dat [verzoekende partij] na het incident van 25 mei 2009 haar hoop en geloof in een adequaat functioneren van [verwerende partij] blijvend heeft verloren, wat leidt tot de conclusie dat een zinvolle en vruchtbare voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet meer tot de reële mogelijkheden moet worden geacht. Dit wordt aangemerkt als een zodanige wijziging van de omstandigheden dat deze een gewichtige reden vormt voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Er is, anders dan [verzoekende partij] meent, onvoldoende grond om een en ander te kwalificeren als een dringende reden als bedoeld in overweging 2.
7.
In de leeftijd van [verwerende partij], de duur van zijn dienstverband, de ernstige gevolgen van een ontslag of de overige persoonlijke omstandigheden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang bezien, schuilt geen reden om van een ontbinding van de arbeidsovereenkomst af te zien.
8.
Anders dan [verwerende partij] bepleit, ziet de kantonrechter geen aanleiding om af te wijken van het vaste beleid dat de gevolgen van toepassing van de fictieve opzegtermijn voor rekening van de werknemer dienen te blijven.
9.
Gelet op al het voorgaande zal de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbinden per 1 augustus 2009.
10.
Uit het bovenstaande volgt dat de thans ontstane situatie aan [verwerende partij] te wijten is. Anders dan [verwerende partij] betoogt, kan dan ook niet in de gegeven omstandigheden tot de conclusie worden gekomen dat het verzoek slechts kan worden ingewilligd indien aan hem een vergoeding naar billijkheid wordt toegekend. Een dergelijke vergoeding zal dan ook niet worden bepaald.
11.
De proceskosten zullen tussen partijen worden gecompenseerd als nader in het dictum te melden.
De beslissing
De kantonrechter:
- ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst en bepaalt dat deze eindigt op 1 augustus 2009;
- compenseert de kosten van het geding in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Aldus gegeven door mr. W.F. Boele, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 14 juli 2009, in tegenwoordigheid van de griffier.